De dag komt, liefste,
de dag . . .

(1964-1966)
 
bron: Tachtig teksten/1975


Tachtig teksten is uit de roulatie.


Teksten op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.



bron: Tachtig teksten
transcriptie: Daniël

Elégie prénatale

Ik sta te dromen op de brug,
ik zie de bomen in het water,
ik zie de lucht en even later
voel ik de blikken in mijn rug
van alle mensen die daar staan
en die mij streng-vertoornd vragen:
"Moest jij dat echt zo nodig wagen?
Waarom deed jij haar zoiets aan?"

Ik weet het best, het is mijn schuld
dat ik te vroeg met je moet trouwen,
maar voor 't genoeglijk nestje bouwen
had de natuur toch geen geduld.
Het was zo'n zachte nacht in mei . . .
Maar ga dat maar eens expliceren
aan al die dames en meneren
die meer geluk hadden dan wij.

Men zegt tot mij: "Je bent een vod,
je bent de schand van de familie,
van onze propere domicilie,
denk eens aan ons! En ook aan God."
En daarbij trekt men dan een smoel
alsof ik knoflook heb gegeten,
van zo'n vent wil geen christen weten,
die kwetst het eerbaarheidsgevoel.

Des zondags luistert men naar 't Woord
en psalmzingt luide altegader
en ik sta buiten als de dader
van een negatieve moord.
Vergeving en verdraagzaamheid,
ja, die zijn goed voor liberalen,
van die onchristelijke kwalen
is mijn familie gans bevrijd.

Een wijze oom is advocaat
en regelt onze huwelijkszaken,
een hok met uitzicht op de daken,
want anders stonden we op straat.
Mevrouw hiernaast, die alles ziet,
zit achter 't raam en wringt haar handen,
ze roept gekwetst: "Het is een schande!"
Omdat jij moeder wordt - zij niet.

Als ik jouw kind was, lieve schat,
dan werd ik liever niet geboren,
dan liet ik niets meer van me horen,
dan bleef ik zitten waar ik zat,
want de familie, lieve meid,
is met de toestand zo verlegen . . .
we hebben de kliek nu eenmaal tegen,
want zij trouwden wel op tijd.


Teksten op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.



bron: Tachtig teksten
transcriptie: Daniël

Referein voor . . .

Je bent zo lief, zo sensueel,
zo onnavolgbaar spiritueel,
je praat en lacht en iedereen
staat vol bewondering om je heen,
de mannen kijken en ze doen
de grootste moeite voor een zoen.
Je bent geliefd, je bent echt in,
maar niemand krijgt bij jouw z'n zin,
je slaapt nog met een teddybeer
in plaats van met een knappe heer,
met open ramen, in de kou,
als een echt sportieve vrouw.

Je gaat nooit uit, nooit naar een tent,
omdat je steeds in training bent
voor een of andere roeiwedstrijd,
je hebt voor feesten echt geen tijd.
Alleen voor 't feestje van je club,
een feest met enkel seven up . . .
waar overal de trainer gluurt
en je om tien uur huiswaarts stuurt.
Dan haalt je pa je steevast weg
en als 'k je welterusten zeg,
dan kijkt de vent me nijdig aan
en zegt tot jou: kom mee, we gaan.
Ach lieve Heer, dat heb je nou
met zo'n verdomd sportieve vrouw.

Wat hoor ik nu? Je bent verliefd?
O zeg . . . wat fijn . . . nou, alsjeblieft!
Op wie? Ja ja, ik zie 't . . .
Wie is die vent? Ken ik hem niet?
O, is het die . . . ja, ja, wat fijn . . .
Zoiets moest toch verboden zijn!
Nou gaat ze met die bleke feut,
zo'n stuk verburgerlijkt pineut,
met van dat gele bloempothaar,
die twee die vormen nu een paar
en trainen heftig allebei
voor die verdomde roeierij.
Ach lieve Heer, dat heb je nou
met zo'n verdomd sportieve vrouw.

Envooi

Prince Amor, hoogverheven,
wat moet ik met die meid?
't Vergalt m'n hele leven,
tot in der eeuwigheid.
'k Heb geen seconde rust meer,
daarmee is het gedaan,
de kans dat ze me kust, Heer,
is thans tenietgegaan.
Dat komt ervan, dat heb je nou
met zo'n verdomd sportieve vrouw.


Teksten op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.



bron: Tachtig teksten
transcriptie: Daniël

Strand

Waar kan je liggen aan het strand
totdat je hele lijf verbrandt,
waar vind je vrienden voor een feest,
waar kan je zuipen als een beest,
waar kan je zwemmen als een rat,
waar word je zelfs van binnen nat?
Aan de rand van Nederland,
aan ons onvolprezen strand!

Daar kan je vrijen met je vrouw,
wat nergens ander mogen zou,
terwijl je kalm je krantje leest,
je handen strelend om haar leest,
daar speel je poker met een vriend
totdat ie van ellende grient,
daar springt de randstad uit de band,
dat is ons onvolprezen strand.

Je gaat er op je brommer heen
en ligt dan plat tot kwart voor een,
dan ga je kijken naar een vrouw
die je wel graag versieren zou,
dan krijg je ruzie met haar man
die heel toevallig boksen kan
en met je tanden in je hand
loop je weer verder langs het strand.

Dan ga je rustig naar een tent
en als je aangeschoten bent,
dan loop je met de vriendenschaar
een eindje langs de boulevard,
dan komt er iemand op 't idee
om te gaan zwemmen in de zee
en gans door kwallen overmand
ren je weer terug over het strand.

En 's middags om een uur of vier,
dan komt het toppunt van vertier,
dan komt een vriend die autorijdt
eens kijken voor de aardigheid,
dan ga je even met hem mee,
een eindje rijden langs de zee,
hij rijdt wel honderd met één hand
en wuift met d' ander naar het strand.

Dan scheur je zingend langs de straat
en vind dat alles prachtig gaat,
dan trekt je hals eenvoudig krom,
je kijkt naar alle meisjes om
en vaders auto wordt vermoord,
vakkundig in een boom geboord,
dan sta je morgen in de krant
en wordt beroemd op 't hele strand.

En 's avonds op het stille strand,
dan is er weer iets aan de hand,
dan komt er een geweldig feest,
zoals er nooit een is geweest
dan wordt het strandvuur opgestookt,
waarop men lekker worstjes kookt,
en met transistors in de hand
trekt heel de troep weer naar het strand.

De een die komt met flessen wijn,
die smaakt verdacht veel naar azijn,
de tweede komt met z'n vriendin,
die pikt de derde dan weer in,
de vierde brengt een zak patat
met onderin een daverend gat,
de inhoud ligt verspreid in 't zand
van driekwart kilometer strand.

Je danst en vrijt de hele tijd
terwijl je in een broodje bijt,
en giet jenever in je kop,
want anders dronk je pa het op,
maar van die lading alcohol
geraak je spoedig overvol,
dan loopt de toestand uit de hand
en blijf je liggen op het strand.

Maar de politie arriveert
voor je weer lopen hebt geleerd,
zodat je kruipende ontvlucht
achter een zuil jeneverlucht,
dat wordt dan een immense rel,
die eindigt meestal in de cel,
en is men daar eenmaal beland,
dan is 't weer rustig op het strand.

Maar 's morgens lig je weer in 't zand,
totdat je hele lijf verbrandt,
dan zoek je vrienden voor een feest,
dan ga je zuipen als een beest
dan ga je zwemmen als een rat
dan word je zelfs van binnen nat,
aan de rand van Nederland,
aan ons onvolprezen strand.


Teksten op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.



bron: Tachtig teksten
transcriptie: Daniël

De morgen

De dag komt, liefste, de dag,
de zon door de gordijnen,
dromen die verdwijnen,
ik weet dat je niet blijven mag.
Word wakker, liefste, 't is licht,
je haren op het kussen,
je mond, en daartussen
de schaduwen op je gezicht.
Tot morgen, liefste, misschien . . .
nu zachtjes naar beneden,
niet kraken met de treden,
mijn hospes mag jou niet zien . . .

Want hij en alle anderen, liefste,
proberen telkens weer
om ons te veranderen, liefste,
in een dame en een heer
die altijd netjes blijven, liefste,
en nooit gevaarlijk doen,
zich nooit door hartstocht laten drijven, liefste,
behalve soms een zoen.

Toch gaan we, liefste, onze gang,
als ik kan dan trouw ik
met je, want dat wou ik,
dat weet je liefste, al zo lang . . .
Ook zonder dat, liefste, ook dan
kan ik van je houden,
zonder je te trouwen
ben jij mijn vrouw en ik jouw man.
De liefde, liefste, is sterk,
sterker dan die mensen
die alles netjes wensen
met doordeweeks de zaak en zondags kerk.

Ik doe de ramen open, liefste,
de straat is leeg en stil,
ik zie je buiten lopen, liefste,
ons bed is leeg en kil.
Nu je weg bent, kan ik dromen, liefste,
van wat ik moest en zou,
tot je terug zal komen, liefste,
droom ik alleen van jou.


Teksten op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.



bron: Tachtig teksten
transcriptie: Daniël

Apocalyps

Wil je dansen, Rosalinde,
wil je dansen heel de nacht?
Kom, mijn liefste, mijn beminde,
hierop heb ik lang gewacht.
Laat me jou de liefde leren,
laat ons niet meer wachten, want
morgen moet ik gaan marcheren
voor het lieve vaderland.

Maar ik durf niet te dansen, mijn liefste,
de nacht is zo duister en koud
en ik hoor vier ruiters rijden,
daarbuiten door 't donkere woud.
Ze komen op magere paarden,
ze hebben geen haast en geen tijd,
och waarom zijn ze gekomen,
ik wil er mijn liefste niet kwijt.

Laat ons lachen, Rosalinde,
't zal er de wind in de bomen zijn,
niemand zal ons beiden vinden,
drink de liefde en de wijn!
Niemand zal ons beiden deren,
vul het glas tot aan de rand,
morgen moet ik gaan marcheren
voor het lieve vaderland.

Maar hoor je die hoeven daarbuiten,
ze rijden over het land
en achter de vier ruiters
staan steden en dorpen in brand!
Och, kon ik jou maar behouden,
bleef jij maar bij mij voor altijd,
ik hoor ze naderkomen
en ik wil er mijn liefste niet kwijt.

Kom, mijn kleine Rosalinde,
't zal er de storm in de bomen zijn,
jij bent immers mijn beminde,
klink en drink de rode wijn,
maak je lokken en je kleren
los en reik me nu je hand,
morgen moet ik gaan marcheren
voor het lieve vaderland.

Nooit zal ik meer bij jou gaan liggen,
de ruiters gaan jou niet voorbij,
ze komen mijn liefste halen,
ach kwamen ze ook maar voor mij.
Het wordt al dag in het oosten,
m'n liefste, nu wordt het je tijd,
ik hoor vier ruiters rijden
en ik wil er mijn liefste niet kwijt.

Dag mijn lieve Rosalinde,
'k zal aan je denken dag en nacht,
eenmaal zal ik jou weer vinden,
ik weet dat jij dan op mij wacht.
Mocht ik soms niet wederkeren,
schenk een ander dan je hand,
nu vaarwel, ik moet marcheren
voor het lieve vaderland.

Prins God, waarom moet hij sterven?
Waarom is de wereld zo wreed?
Waarom komen ruiters gereden,
vier ruiters met oorlog en leed?
Waarom laat U mij van hem houden,
als U ons toch hiermee weer scheidt?
Ik moet er een kind van hem dragen
en ik wil er mijn liefste niet kwijt.


Teksten op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.



Noordzee
bron: Tachtig teksten
transcriptie: Daniël

De Noordzee

The Golden Vanity

"There was a ship a-sailing
upon the Lowland Sea
and the name of that ship was
the Golden Vanity . . ."
Daar zeilde op de Noordzee,
de Noordzee wijd en koud,
een schip zo zwaar beladen
met 's werelds ijdel goud.
Daar kwam de Spanjaard dreigen
te roven ons het goud,
toen we voeren op de Noordzee.
al op de Noordzee wijd en koud.

't Was onze jongste makker,
een jongen sterk en koen,
die sprak al tot de schipper
"Wat zult gij aan mij doen,
wanneer ik wil gaan zwemmen
en ginds het Spaans galjoen
doen zinken in de Noordzee,
de Noordzee, de Noordzee,
al in de Noordzee zinken doen?"

"Ik zal u geven zilver,
een wapen en blazoen,
mijn eigen jonge dochter
zal ik u huwen doen,
wanneer gij wilt gaan zwemmen
en ginds het Spaans galjoen
doen zinken in de Noordzee,
de Noordzee, de Noordzee,
al in de Noordzee zinken doen."

De jongen bad de hemel,
sprong daarop overboord
en heeft in 's vijands scheepswand
drie gaten toen geboord
en van de trotse Spanjaard
is nimmermeer gehoord
op heel de wijde Noordzee,
de Noordzee, de Noordzee,
op heel de Noordzee meer gehoord.

Toen zwom hij moedig terug en
de mannen juichten luid,
maar onze schipper gaf hem
zijn dochter niet tot bruid,
al smeekte ook de jongen:
"Haalt mij het water uit!"
De schipper liet de Noordzee,
de Noordzee, de Noordzee,
liet hem de Noordzee als zijn bruid.

Toen zwom hij om het schip heen,
hij was zo koud en moe,
vol bitterheid en wanhoop
riep hij zijn makkers toe:
"O makkers, haalt mij op, want
ik word het zwemmen moe,
mij trekt de koude Noordzee,
de Noordzee, de Noordzee,
mij trekt de Noordzee naar zich toe."

Zijn makkers redden hem toen,
maar op het dek stierf hij
na 't één-twee-drie in Godsnaam
dreef weg met getij
de koene jonge zeeheld,
veel jonger nog dan wij
en zonk toen in de Noordzee,
de Noordzee, de Noordzee
en in de Noordzee weg zonk hij.

vertaling van de zeventiende eeuwse
Engelse ballade "The Ballad Of The
Golden Vanity"


Teksten op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.



bron: Tachtig teksten
transcriptie: Daniël

Vrijgezel

Er was een tijd voor ik jou kende
dat ik leeg, maar vol ellende,
vloekend op de hele bende
in de kroeg te wachten zat
tot het meisje van mijn dromen
op een dag voorbij zou komen
en ik liet mijn tranen stromen
als ik weer een kater had
en dat mijn geliefde vrienden
waarmee ik de muze diende
en geen rooie cent verdiende,
ook al had ik nee gezegd,
's avonds aan kwamen gelopen
om een praatje aan te knopen
en dan 's morgens straalbezopen
op de stoep werden gelegd.

Er was een tijd dat ik het meeste
te vertellen had op feesten
waar ik met verlichte geesten
vaak de politiek besprak,
waarin wij ons nooit vergisten,
mensen die het beter wisten
waren allemaal fascisten
die het aan verstand ontbrak.
Toen ik naar mijn navel staarde
en mij communist verklaarde
en met alle andere baarden
op de bom te wachten zat.
Toen die maar niet wilde vallen,
hoorde men al spoedig lallen
en we lagen met z'n allen
wereldvredig op de mat.

In die tijd kon ik de vrouwen
met een kennersoog beschouwen
en ik wilde nimmer trouwen,
want dat kwam me niet van pas.
'k Wilde enkel samenwonen
met een zwartgeklede schone
om de burgerij te tonen
hoe ruimdenkend ik wel was.
Maar het was niet te vermijden
dat ik eenzaam was bij tijden,
zodat ik vertwijfeld vrijde
met een meisje van 't ballet,
welke schoonheid snel verdorde,
's morgens bij het wakker worden
met de peuken op de borden
en de kruimels in het bed.

Op een dag kwam ik jou tegen,
lief en klein en zo verlegen,
druipend in de lenteregen
in de grote vreemde stad.
Jij wist niets van provoceren
en je wilde me bekeren
en ik liet me alles leren,
als ik maar jouw liefde had.
Nu zit ik de krant te lezen
en een brave square te wezen,
'k hoef geen honger meer te vrezen
maar toch denk ik soms met spijt
aan de tijd voor ik jou kende,
aan de vrolijke ellende,
aan de artistieke bende
van die goede ouwe tijd.


Teksten op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.




Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email