auteur: JS
betreft: Uitgelicht/Radio 2/19.04-20.00 uur/zo 11 juli
1999
geplaatst in: VPRO Gids/10-17 juli 1999
In de knipselmap met het opschrift Lennaert Nijgh zit niet
één artikel waarin de naam van Boudewijn de
Groot niet voorkomt. Wel begrijpelijk: als tekstdichter van
die laatste werd Nijgh in Nederland wereldberoemd. Hij kan er
niet erg mee zitten: 'Ach ja, hebben nou eenmaal samen veel
gedaan. Ik heb ons wel eens Van Gend & Loos genoemd.'
In het stille theaterseizoen komt Vara's
Uitgelicht
negen weken lang met specials rond Nederlandse
tekstdichters. De bestaan voornamelijk uit muziek, de
songwriters zelf komen niet aan het woord. Vorige week
mocht Willem Wilmink de rij openen, vandaag gaat het over de
liedjes van Lennaert Nijgh. Die daar overigens niet van op de
hoogte
blijkt te zijn: 'Nee, ik weet van niks, maar leuk hoor.'
Lennaert Nijgh zei ooit tegen Ischa Mijer dat hij al schreef
voor hij kon schrijven. Toen hij vijf was, dicteerde hij al
teksten, die zijn grootmoeder dan voor hem noteerde. Aan het
einde van de middelbare begon op het Bloemendaalse strand de
samenwerking met Boudewijn de Groot vorm krijgen, hetgeen al
snel resulteerde in plaatjes als
Meisje van 16 en
Welterusten, meneer de president.
Hun ster stond in één keer bovenin het popfirmament;
de protestgeneratie had na Bob Dylan in Boudewijn de Groot nu ook
een Nederlands idool. De Groot kon de druk van het snelle
succes niet dragen en verbrak de samenwerking, zoals hij later
nog wel vaker zou doen, om even zo vaak toch weer terug te
keren. Er wordt wel gezegd dat Lennaert Nijgh de enige
constante factor was in het wispelturige leven van Boudewijn
de Groot. Nog steeds? Nijgh: 'Ik schrijf nog altijd voor
Boudewijn, ook op dit moment en nu eigenlijk alleen voor hem.
Die anderen, Rob de Nijs of Liesbeth List, daar heb ik niet
zoveel mee.' Hij beperkt zich dus wat het liedjesschrijven
betreft tot het produceren voor zijn jeugdvriend. Wat doet hij
verder? Nijgh: 'Ik schrijf proza, boeken. Ik ben columnist van
het Haarlems Dagblad, dat zijn stukken over de lokale
geschiedenis, en er zit een roman aan
te komen, maar dat zal nog wel even duren. Een titel heb ik nog
niet. Nee, het laatste nieuws was die verheffing in de adelstand.
Boudewijn en ik zijn nu allebei Ridder in de Orde van de Nederlanse
Leeuw. Dat is hoog hoor! Natuurlijk heb ik dat niet geweigerd.
Daar hebben we wèl veertig jaar voor moeten sappelen.'