transcriptie: Wim

zonder titel

auteur: Sjoerd van den Bergh
geplaatst in: Theater Magazine/november 1987

Boudewijn de Groot, verantwoording voor de vertaling van de dialogen van 'Nonsens', is vooral bekend als troubadour van het Nederlandse lied. Zijn samenwerking met Lennaert Nijgh, die in de loop der jaren een groot aantal hits voor hem schreef, bracht meesterwerkjes voort zoals Welterusten meneer de president, Verdronken vlinder, Het Land van Maas en Waal etc. etc. Zijn glanzende carrière als popzanger leverde hem in 1967, 1968, 1973 en 1980 Edisons op, terwijl hij ook nog eens werd onderscheiden met de Gouden Harp van de Stichting Conamus. De laatste jaren heeft hij zich gespecialiseerd in vertalingen, vooral in het detective- en mysterie-genre, met name voor uitgeverij Luitingh.

Boudewijn de Groot: "Ik heb gebroken met mijn popverleden, omdat ik een beetje afgeknapt ben op de hele business. Ik was al nooit zo'n performer, maar als je twintig jaar op dit gebied actief bent, wil je ook wel eens iets anders. Ik ben sowieso iemand die niet lang met iets bezig kan zijn, of het nu gaat om een relatie, een woonsituatie of een carrière. Hoewel ik steeds opnieuw probeer mijn relaties eeuwig te laten duren, maakt elke vorm van gewenning mij na verloop van tijd ongedurig."
"Ik heb in de loop der tijden trouwens een groeiende weerzin gekregen tegen het hele hitparade gebeuren, omdat de muziek daar gebruikt wordt als een competitie-middel. Er wordt alleen maar gepraat en gedacht in termen van 'scoren' en het behalen van een bepaalde plaats en het wel of niet 'gehaald' hebben. Ik heb geen zin om op die manier over muziek te praten. Je moet proberen daar zoveel mogelijk buiten te blijven, maar na verloop van tijd word je er toch door beïnvloed. Misschien dat ik ooit terugkom na een lange stilte, maar dan zal ik me zeker los van het hele hitparade gebeuren willen manifesteren. Voorlopig hoeft die muziekwereld niet meer zo voor me. Ik ben volledig uitgekeken op mensen die als ze over muziek praten, alleen maar denken aan 'hitgevoeligheid'; dat is een soort normstelsel waar ik absoluut niks mee te maken wil hebben."
Boudewijn vertelt dat hij hoopt in de toekomst nog een plaat met balladen van Lennaert Nijgh op te nemen, maar dat hij daar voorlopig mee wil wachten. Het vertalen van 'Nonsens' was voor hem 'leuk en lastig', omdat er in de originele tekst veel met woorden wordt gespeeld. "In de bewerking komt het erop aan niet met voor de hand liggende woordgrappen te komen, maar humor die het origineel recht doet en toch overkomt bij Nederlanders. In het geval van 'Nonsens' betekent dat je je voortdurend af moet vragen hoever je kunt gaan, zonder iemand te kwetsen. Wat dat betreft heb ik het iets eenvoudiger gehad dan Lennaert, die binnen de kontekst van een lied zo gevarieerd en origineel mogelijk uit de hoek moest komen."
Boudewijn, door John van de Rest gevraagd voor de vertaling van 'Nonsens', hernieuwt hiermee na tien jaar weer zijn intensieve samenwerking met Lennaert Nijgh (hun laatste elpee was het uit 1976 daterende 'Van een afstand') die dateert vanaf het moment dat beiden op de Filmacademie zaten.
"De afgelopen jaren hebben we minder contact gehad, maar dat neemt niet weg dat we toch op dezelfde golflengte zijn blijven zitten. We voelen elkaar goed aan. Daarom stelde ik ook voor dat hij de vertaling van de liedteksten voor zijn rekening zou nemen."
Voorlopig gaat Boudewijn de Groot door met vertalen. Eén van zijn wensen is het vertalen van een toneelstuk, "omdat de dialoog me kennelijk goed ligt".


Hoewel Lennaert Nijgh de Nederlandse lichte muziek in de loop der jaren verrijkt heeft met tal van oorspronkelijke en verrassende liedjes, is hij al enige tijd uitgekeken op het fenomeen 'popwereld'. "Hoewel ik minder verbitterd ben in dat opzicht dan Boudewijn, houd ik het voorlopig wel voor gezien. Dat heeft een aantal oorzaken. Ten eerste is er bij de maatschappijen een soort machtsdenken ontstaan, waarbij de kwaliteit van de teksten vrijwel geen rol speelt. Dat heeft onder andere tot gevolg dat er voor een schrijver van Nederlandse liederen geen droog brood meer te verdienen is."

"Stel je voor: ik schrijf een lied. Ten eerste moet ik me dan afvragen wie dat dan zou moeten zingen. Daarbij komt dat het door de gigantische teruglopende platenverkoop financieel ook niet interessant meer is. De platen worden nauwelijks verkocht en gedraaid. De opleving die er nu plaatsvindt door de verkoop van cd's is leuk, maar de auteurs worden er naar verhouding nauwelijks een cent wijzer van. Als je dan bovendien nog eens 25 jaar in het vak zit en 17 jaar geleden al een Edison hebt gekregen voor je werk, is het heilige moeten er een beetje af."
"Wat dat betreft ben ik ook blij met de opdracht, die ik heb gekregen om de liedjes voor 'Nonsens' te vertalen. Theater is toch het allerleukste dat er bestaat. Als je teksten voor een plaat maakt of een boek schrijft, ben je veel afstandelijker bezig. Je doet je werk, je levert het in en een tijdje later ligt het in de winkel. Bij theater heb je continu gesprekken, soms confrontaties met anderen die bij de produktie betrokken zijn. Dat is enorm stimulerend, je groeit met het produkt mee. Je moet natuurlijk wel een enorm incasseringsvermogen hebben, anders moet je er niet aan beginnen. Je kunt het vergelijken met een trapezewerker; als je hoogtevrees hebt, moet je niet in de nok van een tent gaan hangen. Ik ben ook al vanaf mijn jeugd theatergek. Ik hoef alleen maar de geur van een gordijn op te snuiven en ik ben verkocht. Het is dan ook geen toeval dat in een van de door mij vertaalde liedteksten de romantiek van Carré is binnengeslopen."
In de loop der jaren was Lennaert Nijgh bij diverse musicals betrokken. Hij deed de produktie van de Nederlandse 'Hair', vertaalde 'Salvation' en schreef 'De engel van Amsterdam' (met Jasperina de Jong) en 'Ik, Jan Cremer'.
De Nederlandse bewerking van de liedjes uit 'Nonsens' heeft hij met veel plezier gedaan. "In alle musicals waar ik bij betrokken was, kwamen op een of andere manier nonnen voor. Ik ben tijdens de hongerwinter van '44 als niet-katholiek geboren in een katholiek ziekenhuis. Mijn moeder was de eerste dagen zo verzwakt, dat ze me niet eens kon zien. De eerste mensen die ik dus continu voor ogen kreeg, waren nonnen. Ik denk dat dat op de een of andere manier is blijven hangen. Bovendien is het natuurlijk niet zomaar dat er zoveel nonnen opduiken in theaterprodukties. De non is waanzinnig picturaal."
Lennaert Nijgh vertaalde in het verleden (als niet-jood) de roman 'Mijn naam is Asher Levi' van Chaîm Potok, die speelt in een orthodox-joods milieu. "Ik kan me verdiepen in dingen, ook al heb ik van huis uit misschien niet die achtergrond. Dat is ook een uitdaging voor mij, alhoewel 'Nonsens' natuurlijk niet gemaakt is met de instelling van een roman. Ik hoop dat de Nederlandse kritiek dat kan inschatten."
"Nederlanders zijn nogal snel zwaar op de hand, en kunnen zich in tegenstelling tot de Amerikanen moeilijk voorstellen dat een produktie alleen maar wordt gemaakt om er plezier aan te beleven. Bij ons moet het al gauw kunst zijn of een boodschap hebben. Toen ik dat vertelde aan de schrijver Dan Goggin, viel hij haast van zijn stoel van verbazing."





Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email