bron: http://www.haarlemsdagblad.nl

Heren [2001]

Wat heb ik eigenlijk te klagen? Hoeveel mensen kunnen het zich permitteren om vroeg in de morgen thuis te komen na de hele nacht jong en goddelijk in het café te hebben gezeten - en dat op een leeftijd dat je al recht hebt op seniorenkorting bij het openbaar vervoer en dergelijke.



De volgende dag kun je weliswaar van de agenda afvoeren wegens medisch-technische gebreken, je bent volwassen genoeg omdat te weten. Kortom, klagen mag niet.

Mijn reusachtige huiskat Meneer zal het ook een zorg zijn. Meestal zit hij achter de voordeur op me te wachten, kleine welkomstgeluidjes makend. Is het dan niet zielig voor hem, al die tijd alleen zitten terwijl ik mijn vertier zoek in Haarlems nachtleven? Meneer zorgt thuis voor z'n eigen plezier. In de regel merk ik daar niets van, maar verleden week zag ik bij thuiskomst ineens iets alarmerends: in de vensterbank lag een plant omver. Waakzaam keek ik rond. Er was toch niet ingebroken of zo?

'Wat heb je nou gedaan, gekke Neerie?'

Meneer, op de bank liggend, gaapte enorm en rekte zich in zijn volle lengte uit. Om het baasje vervolgens ondersteboven aan te kijken, met grote groene ogen. Dag baasje. Baasje thuis. Baasje lief!

'Ja, dat ken ik! Baasje naar de keuken, baasje naar de ijskast, dat bedoel je!'

Terwijl ik zijn maaltijd stond op te scheppen, zag ik in de achtertuin ineens de oorzaak zitten van die omgevallen plant. Een mooi rood katertje, heel deftig en brutaal. Staartje om de voetjes. Om zijn hals een bandje met een kokertje, waarin ongetwijfeld naam & adres. Geen zwerver dus, goed doorvoed. Maar in tegenstelling tot mijn Meneer duidelijk een buitenkat. Hij keek me zeer zelfbewust aan. Ik knikte hem vriendelijk toe. In de regel lopen passerende vreemde katten meteen weg zodra je beweegt, maar hij bleef zitten. Meneer sloeg intussen zijn handje - met alle nagels uit - liefderijk in mijn been.

'Môôawr!'

'Jajaja, Meneer. Neemt u het Uw personeel a.u.b. niet kwalijk. Alstublieft!'

Vijf minuten later, toen ik inmiddels vanuit de woonkamer naar buiten stond te kijken, waar de kleine rooie nog altijd dapper zat te wezen, hing Meneer weer om me heen.

'Mrôawhgnkaaa!'

Kat en mens leven niet bij brood alleen. Geloof me, er is in dit ondermaanse meer dan platweg vreten en zuipen.
Toen sprong Meneer in de vensterbank. Meteen reageerde de rooie rakker aan de andere kant van de ruit. Ik bleef roerloos staan, benieuwd wat er nu ging gebeuren. De rooie klauterde onvervaard op de tuinbank en Meneer draaide zijn enorme hoofd naar hem toe. Ze keken elkaar aan.

Het bleek weer eens dat het niet uitmaakt hoe oud een kat is, of hoe groot. Meneer verviel in hetzelfde domme tekenfilm-gedrag als jonge katjes. Hij wendde zijn blik van de rode duivel daarbuiten af, gaf een niet ter zake doend kopje aan een toch al zieltogend plantje dat bijna op de grond lazerde en keek vervolgens mij aan. Één en al liefde.

'Kom maar, Neerie. Bedje toe.'

Hij dribbelde verrukt met me mee. Ik deed het licht uit. Achter het raam zag ik nog steeds het gedrongen profiel van de jonge rooie. Ik kon hem bijna horen schreeuwen: 'Slappe Aerdenhoutse bal! Dikke zwarte kakker! Vuile VVD-er! Kom 's buiten als je durft!'
In een flits zag ik mijn eigen kleine rooie voor me, vijftien jaar geleden als één van de zes op de Westelijke Randweg overreden katten door mij in tranen van het asfalt geschraapt. Wat deed een omgevallen kamerplant er dan toe?

Even later lag Meneer naast me in bed. In zijn rokkostuum. Wijdbeens op zijn rug, snurkend. Buiten begon het te regenen. Ik sliep in met een plaatsvervangend schuldgevoel.

Meneer, de Heren hebben niet te klagen.

Lennart Nijgh

woensdag, 28-11-2001 13:38


 (c) Copyright 2001 Haarlems Dagblad.

Inhoud op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.




Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email