Toch herkende ik al die gruwelijke beelden op de tv feilloos: uit
talloze stripboekjes, uit fragmenten oude rampenfilms. De hollende
mensen, de paniek. De arme New Yorkers gedroegen zich net zo als in
Spiderman, of in Superman.
Maar van het bestaan van de wereldberoemde Twin Towers was ik dus niet
op de hoogte. Dat komt ervan als je je van jongsafaan op Europese
cultuur richt, net zo lang tot je oud en eenkennig bent geworden. Mijn
wereldbeeld lijkt vermoedelijk op de kaart van Herodotos, maar dan met
Haarlem in het midden. Niettemin kwam de klap van verleden week wel hard
aan. Ik zou die avond naar Amsterdam gaan, teneinde daar in een klein
zaaltje iets moois te betekenen, een soort mini-talkshow. Mijn
interviewer zou Theodor Holman zijn en die wilde ik ook heel graag weer
eens zien. Het heeft allemaal niet zo mogen zijn. Ik was die middag in
Haarlem, eigenlijk al onderweg naar Amsterdam, toen de organisator me
via mijn mobieltje terugfloot. Even later zat ik samen met een collega
van deze krant bij café Koops, waar ze inmiddels de televisie hadden
aangezet. En zag dus voor het eerst van mijn leven, en dus in zekere zin
voor het laatst, die twee beroemde torens van het WTC. De rest van het
verhaal is u bekend.
Wat ik me afvraag is: hoe komt het dat ik nu al een week uit mijn doen ben, terwijl ik toch wel eerder één en ander heb meegemaakt. Ik herinner me de angst die mijn ouders uit de oorlog hadden meegekregen en die om hun heen hing ten tijde van de Hongaarse opstand in 1956; ik zie de bleke gezichten van de leraren op school voor me tijdens de Cuba-crisis; ik heb de paniek gevoeld die iedereen beving na de moord op Kennedy. Ik zag, dankzij de vroegere hoofdredacteur Frans Nypels, de Berlijnse muur zo ongeveer aan mijn voeten vallen, daarna brak de oorlog in de Golf uit en ik schreef daar in deze column over. Ik kan terugkijken in de tijd en in deze krant. Maar bij al die dingen had ik nooit zo'n onrustig gevoel als nu. Ik vond het eerlijk gezegd eigenlijk wel spannend allemaal.
Wat is er dan anders geworden? De meest voor de hand liggende oplossing is natuurlijk dat ik toen niet zo een oude lul was als ik nu ben en dat ik destijds eigenlijk, niettegenstaande het wereldgebeuren, voornamelijk bezig was met mijzelf en met mijn piemel. Ben ik werkelijk zo zwaar op hand geworden? Ik geloof niet dat het aan de razernij van deze tijd ligt. Dus moet het aan mij liggen.
Het zij zo; ik zoek troost in mijn boekenkast. In de Koran bijvoorbeeld, die in de vertaling van Prof. Dr. J. H. Kramers al een jaar naast mijn bed ligt en waarin ik iedere avond een klein stukje lees, zonder voorshands de illusie te koesteren er iets van te begrijpen. De arabist Prof. Dr. Kramers heeft in 1948 een bewonderingswaardige poging gedaan om het uitermate vreemde Arabisch uit de zevende eeuw te vertalen in een even wonderbaarlijk Nederlands. Ieder lukraak citaat uit de Koran is een ongericht projectiel, getuige de regels over ongelovigen die in de hel moeten branden, die afgelopen vrijdag per ongeluk op de televisie terecht kwamen.
Het hadden ook andere kunnen zijn:
'Onze Heer / Doe ons niet dragen / Waartoe wij geen kracht hebben / En
scheld ons kwijt / En vergeef ons / En heb erbarmen met ons. / Gij zijt
onze verbondsheer / Bied ons dan hulp / Tegen de ongelovige
lieden.
dinsdag, 18-09-2001 13:54
(c) Copyright 2001 Haarlems Dagblad.
Inhoud op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.
|
|