bron: http://www.haarlemsdagblad.nl

Huis

Ach jee. Wat zielig nou voor Drenthe. Maar het zat erin. Een foute vader kan je nog thuislaten, maar een virus niet. Wat de koninklijke familie wel kan doen en wat ze ieder jaar doet: een bezoekje brengen aan de échte jarige. Aan onze lieve Oma van Iedereen, Prinses Juliana. En het ouderlijk huis, aan paleis Soestdijk.

Het NOS Journaal liet gisterenavond een paar flitsen zien van vroeger. Ik werd er voor het eerst van mijn leven door ontroerd. Want ik herinnerde mij die beelden heel goed, waar ik destijds waarschijnlijk nauwelijks geïnteresseerd naar heb zitten kijken. Op de bank in mijn eigen ouderlijk huis. Dat er niet meer is, nu. Afgelopen donderdag kwam de verhuiswagen, om het deel van de erfenis dat ik met me meeneem op te halen. De meubeltjes die mijn oma me, lang geleden, bij haar leven heeft geschonken en de dozen met papieren en foto's, waar ik ooit van alles mee zal gaan doen. Hoop ik.

Na mijn vaders dood, tijdens de afgelopen drie maanden, heb ik alles uitgezocht en ingepakt. Niet altijd eenvoudig werk en niet altijd even prettig. Mijn leven, dat van mijn ouders en zelfs een deel van het leven van mijn grootouders ging door mijn handen. Ik leerde te beslissen wat in de verhuisdozen ging en ook voor een groot deel in de vuilnisbak verdween. De rest heb ik aan vrienden en vriendinnen geschonken.

Het moeilijkste tijdens die werkzaamheden was de geur - die onmiskenbare damesgeur die bij mijn moeder hoorde, of zelfs bij haar moeder en die uit ieder kastje en kistje opsteeg. Heel vroeger, toen ik nog klein was, probeerde ik wel eens op onderzoek uit te gaan in al die geheimzinnige hutkoffers op zolder. Het graf van Toet-Ankh-Amen was er niets bij - 'Yes, I see beautiful things!' Maar voor ik de kans kreeg om voor Howard Carter te gaan spelen, werd ik aan een oor gevat en weggetrokken en ging de deur van de schatkamer weer op slot.

'O, nee, nee, nee, in godsnaam! Niet in die koffers graven!'

De stem van mijn moeder.

Nu heb ik dat, vijftig jaar later, alsnog moeten doen.

Het bedrijf dat ons al sinds 1954 heeft verhuisd, kwam voorrijden met een enorme vrachtwagen. Meneer Wesseling en zijn maat hadden minder dan twee uur nodig voor de hele operatie - je bent Erkend Verhuizer of niet, tenslotte. Ik reed mee in de cabine, van het huisje van mijn ouders naar mijn eigen huis. Nauwelijks vijfhonderd meter. Tussen mijn benen een boodschappentas, waarin mijn moeders bontmantel. Het enige kledingstuk dat ik heb meegenomen. Vraag me niet precies waarom. Er is anno nu geen dame meer te vinden die met een dood beest aan het lijf gaat rondlopen. Maar toch moest die jas mee. Misschien dat ik nog eens een mooie vrouw tegenkom.

Ik heb de deur van het ouderlijk huis voorgoed achter me dichtgetrokken. Tijdens deze kleine verhuizing regende en hagelde het dat het een aard had en het sneeuwde ook nog even zachtjes. Terwijl de auto uitgeladen werd, rommelde er ineens onweer door de hemel, tegelijkertijd brak de zon door. Kortom, voorjaar 2001. In mijn hoofd spookte Bach rond: 'Sind Blitze, sind Donner in Wolken Verschwunden?' De Matthäus Passion.

Ik ben bijna jaloers op Hare Majesteit. Zij kan op 30 april iets gaan doen dat ik nooit meer kan. Ik moet er nog aan leren wennen: het ouderlijk huis. Het is er niet meer.
LENNAERT NIJGH
collumnist en tekstschrijver


 "(c) 2000 Haarlems Dagblad" [(c) 2001 Haarlems Dagblad]

Inhoud op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.




Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email