auteur: (HJ)
geplaatst in: De Morgen (Bel)/september 2000
"Je danst en vrijt de hele tijd, / terwijl je in een broodje
bijt / en giet jenever in je kop / want anders dronk je pa het
op, / maar van die lading alcohol / geraak je spoedig overvol
/ en loopt de toestand uit de hand / en blijf je liggen op het
strand."
"Hij staat in de sneeuw aan de rand van de stad / en prikt de
dagen van december op zijn hoed. / Hij fluit zijn pluchen
lapjeskat, / want hij heeft last van muizenissen / die nesten
maken in zijn baard. / Maar deze laat hem weer mooi fluiten, /
het dier preekt ernstig voor de vissen, / gevallen van een
haringkar."
U hebt ze natuurlijk herkend: dit zijn flarden uit liedjes van
Boudewijn de Groot, en niet zomaar liedjes:
'Strand',
'Meester Prikkebeen', ze behoren tot
het beste wat in dit genre in het Nederlands is geschreven. Dat
danken ze natuurlijk aan De Groots muziek - maar evenzeer aan het
talent van de tekstdichter ervan, Lennaert Nijgh, zonder meer een
van de grootste Nederlandse liedjestekstschrijvers van deze eeuw.
Hoezeer hij dat is, blijkt in overvloed uit de meer dan 180
teksten die zijn verzameld onder de titel
Ik doe wat ik doe, nu als vierde
deel in de fraaie 'Pluche'-reeks van Nijgh (geen familie)
& Van Ditmar verschenen (1.399 frank).
Nijgh heeft niet alleen veel geschreven, maar bovendien veel
verschillends, ook liederencycli en complete musicals (van het
door Vondels Gijsbrecht van Aemstel geïnspireerde
De engel van Amsterdam tot
de rockopera Ik Jan Cremer,
zodat niet alleen Boudewijn de Groot of Rob de Nijs, maar
bijvoorbeeld ook Jasperina de Jong en Liesbeth List (en zelfs
Miek en Roel) materiaal van hem hebben opgenomen. Zoals Kick
van der Veer, onder wiens redactie dit boek verschijnt, Nijghs
veelzijdigheid in zijn 'Verantwoording' typeert: 'woedende
politiek geladen liedteksten, poëtisch dromerige
sfeertekeningen, hartstochtelijke liefdesballades,
humoristische cabaretteksten', waarbij hij 'met elke vorm
overweg (kon): van klassieke rederijkersballade tot het vrije
vers'. Verder heeft hij nogal wat vertaald, van Leo
Ferré en Jacques Brel tot liederen uit de
Mauthausencyclus van Theodorakis.
Wat die rederijkerij betreft: in de 'Toelichtingen' achterin,
waarin Nijgh zelf zijn scheppingen van verfrissend nuchter en
vaak geestig commentaar voorziet, is bij
'Zonder vrienden kan ik niet',
nog zo'n De Groot-klassieker, dit te lezen: "Ik was
inderdaad een rederijker. Dit is een acrostichon, net als het
Wilhelmus. Dus lezen wij in de letters waarmee de regels van
de coupletten beginnen: Janwillem, Ramses, Boudewijn en
Lennaert. Hetgeen aan de inhoud van de tekst niets bijdraagt,
maar zeer zeker ook niets afdoet."
Een ander leuk weetje: "De regel
'Er komen andere tijden' -
uit De Groots gelijknamige hit uit 1965, HJ - werd het
watermerk van al de platen die Boudewijn en ik gemaakt hebben.
Er staat altijd één lied op, waarin deze regel
op de een of andere manier verwerkt is."
Wat Nijgh verder zo bijzonder maakt, legt inleider Jacques
Klöters goed uit in zijn voorwoord: "Het leven dat hij
beschrijft, is vaak een kunstmatig, literair leven, desnoods
uit een ander tijdperk. Weinig hitschrijvers hebben in hun
teksten zo dikwijls gerefereerd aan culturele iconen: Jeroen
Bosch, Leonardo, Papageno, Medea, Mozart, Freud, Tacitus,
zomaar wat namen uit zijn liedjes die door het hele volk
meegezongen zijn. Lennaert Nijgh leverde het bewijs dat een
lied niet simpel hoeft te zijn om een hit te worden." Ik doe wat ik doe bevat overigens
niet Nijghs complete productie. Zo ontbreekt een van zijn
bekendste creaties, het destijds door Rob de Nijs de hitparade in
gezongen 'Zet een kaars voor je raam vannacht'.
En wel hierom: 'Brandende kaarsen voor ramen zijn niet toegestaan.
Dit mede namens het verzekeringswezen," zoals de schrijver aan
Van der Veer meedeelde.
Dit voorbeeldig uitgegeven boek gaat vergezeld van een cd, een
heruitgave van de lp
De Razende Bol uit
1978, waarop Astrid Nijgh twaalf door Lennaert 'gerestaureerde'
traditionele vissersliederen en zeemansballaden zingt.