"Het schrijven van een lied," zegt Lennaert Nijgh, "is iets
anders dan het schrijven van een gedicht. Je schrijft iets dat
mensen niet lézen maar hóren. Lezers van een
gedicht kunnen zelf hun tempo bepalen. En als het moet, dan
lezen ze een regel nog eens over. Luisteraars kunnen dat niet.
Op het moment dat ze denken 'wat zong ie nou?', is het al
voorbij."
"Ik schrijf teksten die je moet kunnen zingen, maar ik zit
niet te zingen terwijl ik schrijf. Ik doe het zonder geluid.
Het gebeurt allemaal in mijn hoofd. Ik kan ook geen muziek
lezen. Als ik een tekst bij muziek moet maken, heb ik een
bandje met die muziek nodig. Vroeger deed ik dat wel. Nu niet
meer. Er moet nu muziek bij mijn tekst worden gemaakt."
"Daarom ben ik ook niet echt een liedjesschrijver. Ik schrijf
geen complete liedjes. Alleen de woorden zijn van mij. Ik vind
liedjesschrijver ook een lullig woord. Het klinkt een beetje
als putjesschepper. Maar tekstschrijver en tekstdichter vind
ik ook onwoorden. Wat zal ik dan zeggen dat ik doe?
Ik doe wat ik doe."
"Het idee voor dit nummer is geboren
in de rosse buurt van Haarlem. Ik ben bij tijd en wijle een
hoerenloper geweest. Astrid, met wie ik in die tijd getrouwd was,
schreef er muziek bij. Volgens mij zonder te weten waar ik de
inspiratie voor het nummer vandaan had."
"De hoerenwereld had een soort romantiek die me fascineerde.
Ik voelde ook een zekere zielsverwantschap met de dames. Ze
waren erg op me gesteld. Achteraf hebben ze me wel eens
verteld dat de minachting, die ze bij andere mannen voelden,
bij mij ontbrak."
"Het is de ironie van het lot dat Astrid na onze scheiding en
na haar coming out juist met dit nummer haar grote succes
had."
"Ook een voorbeeld van de ironie van het lot. Dit lied gaat
over Anja. Ik schreef het in '73, toen ik net met haar samen
was. Ze werd mijn tweede vrouw. In '95 nam Boudewijn de Groot
het op, toen hij net samen was, met Anja. Ze werd zijn derde
vrouw. Pas op de ochtend van hun huwelijk kwam Henk van der
Meyden aanhollen, omdat hij erachter was gekomen dat de derde
vrouw van Boudewijn mijn tweede ex-vrouw was. Wij lachen:
"Beetje laat, Henk. Huiswerk niet goed gedaan?"
"Er is nog iets met dit lied. In mijn stamcafé kwam ik
begin dit jaar een Hells Angel tegen die me vertelde: 'Ik heb
al uw platen!' Ik vond dat wel grappig. Twee weken later werd
hij vermoord. En welk nummer denk je dat er op zijn begrafenis
werd gedraaid? Dat nummer over Anja.
'Avond'. Dat doet wel iets met je."
"Ik ben ook wel eens opgebeld door ouders die me vroegen of ze
twee regels van 'Verdronken vlinder'
op de grafsteen van hun gestorven kind mochten zetten. Daar was ik
kapot van. Net je kind verloren hebben en mij dan braaf toestemming
vragen om die tekst te gebruiken. Natuurlijk!"
"Mijn eerste teksten tikte ik op een schrijfmachine, maar dat
hoeft godzijdank niet meer. Alleen gekken schrijven nog op een
schrijfmachine. Laatst was Louis Ferron op zoek naar
schrijfmachinelint. Ik zei: 'Je moet naar Teylers Museum
gaan!' We leven toch in het tijdperk van de computer. Het is
gekoketteer om nu nog met een kroontjespen te schrijven."
"Ik loop ook niet dag en nacht met pen en papier rond om
iedere inval op te schrijven. Dat heeft geen zin. Als ik bang
ben het te vergeten, dan is het geen goed idee. Als het een
goed idee is, dan vergeet ik het niet. Ik voel er ook niets
voor om rond te lopen als een seniele gek, behangen met
beschreven blaadjes en bierviltjes. Bovendien, ik kan mijn
eigen handschrift niet lezen. Ik ben het slachtoffer van een
onderwijsgril uit de jaren vijftig: ik moest het verbonden
blokschrift leren. Zo is mijn handschrift verpest."
"'Er komen andere tijden' is een
wapenspreuk geworden. Misschien is het een oude koe of een open
deur, maar deze wijsheid werd wel het watermerk van alle platen
die Boudewijn en ik hebben gemaakt. Voor mij betekent het dat
alles verandert. Alles komt en alles gaat. Leven is beweging."
"De oorspronkelijke tekst is van Bob Dylan:
'The times they are a-changing'.
Die tekst verwijst naar de bijbel, zoals zoveel
teksten van Bob Dylan naar de bijbel verwijzen. Maar wie weet
dat nog? De kennis van de bijbel neemt af. Ik vraag me wel
eens af of er over een tijd nog iémand is die de
teksten van Bob Dylan begrijpen. Misschien geeft dat niet,
maar zonder een beetje kennis van de bijbel worden grote delen
van de literatuur en de beeldende kunst cryptisch."
"Ik heb ook wel eens naar de bijbel gegrepen. Ik wist niet wat
ik met een tekst voor Rob de Nijs moest en dacht: Ik haal er het
kookboek bij! Dat doet oom Bob ook! Het was een noodgreep, maar in
psalm 150 vond ik een
versregel die ik goed kon gebruiken: 'Alles wat adem heeft, love
de Heer'. Dat werd dus:
'Laat alles wat ademt in vrede bestaan'."
"Het was de eerste echte hit die Boudewijn en ik scoorden.
Boudewijn kreeg meteen het etiket 'protestzanger' opgeplakt.
Vreselijk. We kregen heel rechts Nederland over ons heen en er
kwam ook kritiek uit de kerken, want het vierde gebod is:
'Eert uw vader en uw moeder'. Ik bedoelde natuurlijk: 'Gij
zult niet doden'."
"Als ik achteraf teksten uit die tijd bekijk, denk ik wel
eens: Wat was ik naïef. Maar mijn naïeviteit hoorde
bij die tijd. De teksten die ik eind jaren zestig schreef,
waren wat waziger. Ik werd een poëtische tekstdichter
genoemd. Zelf vond ik het nooit zo duister, maar ik kan me
herinneren wat Adèle Bloemendaal eens van zo'n
tekst zei: Wat een larie!"
"Nederlanders willen altijd weten of een tekst autobiografisch
is. Dat komt voort uit het calvinisme. Nederlanders zijn zeer
gevoelig voor de waarheid van het woord. Maar het is helemaal
niet belangrijk of ik iets wel of niet mee heb gemaakt. Ik zeg
altijd: je denkt toch ook niet dat Agatha Christie al die
moorden heeft gepleegd? Literatuur heeft niets met waarheid te
maken. De eerste tekst die ik voor
Boudewijn schreef, ging over een jongen en een meisje die
móésten trouwen. Ik weet niet waar ik het vandaan
haalde. Ik kende niemand die zwanger was en zelf had ik het nog
nooit met een meisje gedaan."
"Toen ik jong was, koketteerde ik ook graag met mijn
drankgebruik. Maar dat was gewoon poseren. Gerard van het Reve
imiteren. Na drie biertjes was ik al lam."
"Ik heb voor Adèle Bloemendaal geschreven, voor Rob de Nijs, voor Ramses Shaffy, maar het begon met Boudewijn en uiteindelijk schrijf ik nu weer alleen voor Boudewijn. Wat moet jong talent nou met een oude man als ik? Veel zal ik niet meer schrijven. Ik ben nooit een veelschrijver geweest, maar ik heb er geen punt achter gezet. Mijn verzameld werk is niet het einde. Het beste moet ik nog maken. Er komen andere tijden."
'Ik doe wat ik doe', door Lennaert Nijgh.
Uitgave: Nijgh en Van Ditmar. 352 blz.
Prijs: f 69,90.
|
|