transcriptie: Wim

Verzameld werk van Lennaert Nijgh

"Ik doe wat ik doe"

auteur: Mick Salet
geplaatst in: Eindhoven Dagblad/donderdag 28 september 2000

Het verzameld werk van Lennaert Nijgh is uit. 'Ik doe wat ik doe'. Een kloek boek met klassiekers als 'Het Land van Maas en Waal' en 'Malle Babbe', 'Pastorale' en 'Meester Prikkebeen', 'Tante Julia' en 'Testament'. Een gesprek met de Haarlemse schrijver, die in de jaren zestig naam maakte met zijn teksten voor Boudewijn de Groot. "Ik heb weinig met la-la-la en na-na-na."

"Het schrijven van een lied," zegt Lennaert Nijgh, "is iets anders dan het schrijven van een gedicht. Je schrijft iets dat mensen niet lézen maar hóren. Lezers van een gedicht kunnen zelf hun tempo bepalen. En als het moet, dan lezen ze een regel nog eens over. Luisteraars kunnen dat niet. Op het moment dat ze denken 'wat zong ie nou?', is het al voorbij."
"Ik schrijf teksten die je moet kunnen zingen, maar ik zit niet te zingen terwijl ik schrijf. Ik doe het zonder geluid. Het gebeurt allemaal in mijn hoofd. Ik kan ook geen muziek lezen. Als ik een tekst bij muziek moet maken, heb ik een bandje met die muziek nodig. Vroeger deed ik dat wel. Nu niet meer. Er moet nu muziek bij mijn tekst worden gemaakt."
"Daarom ben ik ook niet echt een liedjesschrijver. Ik schrijf geen complete liedjes. Alleen de woorden zijn van mij. Ik vind liedjesschrijver ook een lullig woord. Het klinkt een beetje als putjesschepper. Maar tekstschrijver en tekstdichter vind ik ook onwoorden. Wat zal ik dan zeggen dat ik doe? Ik doe wat ik doe."

Ik doe wat ik doe
en vraag niet waarom,
ik doe wat ik doe
en misschien is dat dom,
maar ik vraag toch ook niet aan jou,
waarom jij 't hier doet
en niet bij je vrouw...
Kom nou, we doen wat we doen.

"Het idee voor dit nummer is geboren in de rosse buurt van Haarlem. Ik ben bij tijd en wijle een hoerenloper geweest. Astrid, met wie ik in die tijd getrouwd was, schreef er muziek bij. Volgens mij zonder te weten waar ik de inspiratie voor het nummer vandaan had."
"De hoerenwereld had een soort romantiek die me fascineerde. Ik voelde ook een zekere zielsverwantschap met de dames. Ze waren erg op me gesteld. Achteraf hebben ze me wel eens verteld dat de minachting, die ze bij andere mannen voelden, bij mij ontbrak."
"Het is de ironie van het lot dat Astrid na onze scheiding en na haar coming out juist met dit nummer haar grote succes had."

Nu hoef je nooit je jas meer aan te trekken
en te hopen dat je licht het doet.
Laat buiten de stormen,
nu maar razen in het donker,
want binnen is het warm en licht en goed.
Hand in hand naar buiten kijken
waar de regen valt.
Ik zie het vuur van hoop en twijfel in je ogen
en ik ken je diepste angst.
Want je kunt niets zeker weten
en alles gaat voorbij.
Maar ik geloof, ik geloof, ik geloof,
ik geloof, ik geloof in jou en mij.

"Ook een voorbeeld van de ironie van het lot. Dit lied gaat over Anja. Ik schreef het in '73, toen ik net met haar samen was. Ze werd mijn tweede vrouw. In '95 nam Boudewijn de Groot het op, toen hij net samen was, met Anja. Ze werd zijn derde vrouw. Pas op de ochtend van hun huwelijk kwam Henk van der Meyden aanhollen, omdat hij erachter was gekomen dat de derde vrouw van Boudewijn mijn tweede ex-vrouw was. Wij lachen: "Beetje laat, Henk. Huiswerk niet goed gedaan?"
"Er is nog iets met dit lied. In mijn stamcafé kwam ik begin dit jaar een Hells Angel tegen die me vertelde: 'Ik heb al uw platen!' Ik vond dat wel grappig. Twee weken later werd hij vermoord. En welk nummer denk je dat er op zijn begrafenis werd gedraaid? Dat nummer over Anja. 'Avond'. Dat doet wel iets met je."
"Ik ben ook wel eens opgebeld door ouders die me vroegen of ze twee regels van 'Verdronken vlinder' op de grafsteen van hun gestorven kind mochten zetten. Daar was ik kapot van. Net je kind verloren hebben en mij dan braaf toestemming vragen om die tekst te gebruiken. Natuurlijk!"

Zo te sterven op het water
met je vleugels van papier,
zo maar drijven na het vliegen
in de wolken drijf je hier.

"Mijn eerste teksten tikte ik op een schrijfmachine, maar dat hoeft godzijdank niet meer. Alleen gekken schrijven nog op een schrijfmachine. Laatst was Louis Ferron op zoek naar schrijfmachinelint. Ik zei: 'Je moet naar Teylers Museum gaan!' We leven toch in het tijdperk van de computer. Het is gekoketteer om nu nog met een kroontjespen te schrijven."
"Ik loop ook niet dag en nacht met pen en papier rond om iedere inval op te schrijven. Dat heeft geen zin. Als ik bang ben het te vergeten, dan is het geen goed idee. Als het een goed idee is, dan vergeet ik het niet. Ik voel er ook niets voor om rond te lopen als een seniele gek, behangen met beschreven blaadjes en bierviltjes. Bovendien, ik kan mijn eigen handschrift niet lezen. Ik ben het slachtoffer van een onderwijsgril uit de jaren vijftig: ik moest het verbonden blokschrift leren. Zo is mijn handschrift verpest."

Kom mensen en luister en hou nu je bek,
het water dat komt jullie al tot je nek.
Geef toe dat je nat bent,
doorweekt tot je hemd,
probeer het maar niet te vermijden.
En wie niet wil verzuipen
is wijs als-ie zwemt,
want er komen andere tijden.

"'Er komen andere tijden' is een wapenspreuk geworden. Misschien is het een oude koe of een open deur, maar deze wijsheid werd wel het watermerk van alle platen die Boudewijn en ik hebben gemaakt. Voor mij betekent het dat alles verandert. Alles komt en alles gaat. Leven is beweging."
"De oorspronkelijke tekst is van Bob Dylan: 'The times they are a-changing'. Die tekst verwijst naar de bijbel, zoals zoveel teksten van Bob Dylan naar de bijbel verwijzen. Maar wie weet dat nog? De kennis van de bijbel neemt af. Ik vraag me wel eens af of er over een tijd nog iémand is die de teksten van Bob Dylan begrijpen. Misschien geeft dat niet, maar zonder een beetje kennis van de bijbel worden grote delen van de literatuur en de beeldende kunst cryptisch."
"Ik heb ook wel eens naar de bijbel gegrepen. Ik wist niet wat ik met een tekst voor Rob de Nijs moest en dacht: Ik haal er het kookboek bij! Dat doet oom Bob ook! Het was een noodgreep, maar in psalm 150 vond ik een versregel die ik goed kon gebruiken: 'Alles wat adem heeft, love de Heer'. Dat werd dus: 'Laat alles wat ademt in vrede bestaan'."

Meneer de president, welterusten,
slaap maar lekker in uw mooie witte huis,
denk maar niet te veel aan al die verre kusten,
waar uw jongens zitten, eenzaam, ver van thuis.
Denk vooral niet aan die zesenveertig doden,
die vergissing laatst met dat bombardement
en vergeet het vierde van de tien geboden,
die u als goed christen zeker kent.

"Het was de eerste echte hit die Boudewijn en ik scoorden. Boudewijn kreeg meteen het etiket 'protestzanger' opgeplakt. Vreselijk. We kregen heel rechts Nederland over ons heen en er kwam ook kritiek uit de kerken, want het vierde gebod is: 'Eert uw vader en uw moeder'. Ik bedoelde natuurlijk: 'Gij zult niet doden'."
"Als ik achteraf teksten uit die tijd bekijk, denk ik wel eens: Wat was ik naïef. Maar mijn naïeviteit hoorde bij die tijd. De teksten die ik eind jaren zestig schreef, waren wat waziger. Ik werd een poëtische tekstdichter genoemd. Zelf vond ik het nooit zo duister, maar ik kan me herinneren wat Adèle Bloemendaal eens van zo'n tekst zei: Wat een larie!"

Wanneer geef jij je bloot,
laat jij jezelf eens zien,
ben je bang voor anderen
of voor jezelf misschien?

"Nederlanders willen altijd weten of een tekst autobiografisch is. Dat komt voort uit het calvinisme. Nederlanders zijn zeer gevoelig voor de waarheid van het woord. Maar het is helemaal niet belangrijk of ik iets wel of niet mee heb gemaakt. Ik zeg altijd: je denkt toch ook niet dat Agatha Christie al die moorden heeft gepleegd? Literatuur heeft niets met waarheid te maken. De eerste tekst die ik voor Boudewijn schreef, ging over een jongen en een meisje die móésten trouwen. Ik weet niet waar ik het vandaan haalde. Ik kende niemand die zwanger was en zelf had ik het nog nooit met een meisje gedaan."
"Toen ik jong was, koketteerde ik ook graag met mijn drankgebruik. Maar dat was gewoon poseren. Gerard van het Reve imiteren. Na drie biertjes was ik al lam."

Malle Babbe komt, Malle Babbe is hier,
lekker stuk, malle meid,
lekker dier van plezier.
Malle Babbe is rond, Malle Babbe is blond,
een zoen op je mond,
Malle Babbe, je lekkere ...

"Ik heb voor Adèle Bloemendaal geschreven, voor Rob de Nijs, voor Ramses Shaffy, maar het begon met Boudewijn en uiteindelijk schrijf ik nu weer alleen voor Boudewijn. Wat moet jong talent nou met een oude man als ik? Veel zal ik niet meer schrijven. Ik ben nooit een veelschrijver geweest, maar ik heb er geen punt achter gezet. Mijn verzameld werk is niet het einde. Het beste moet ik nog maken. Er komen andere tijden."

'Ik doe wat ik doe', door Lennaert Nijgh. Uitgave: Nijgh en Van Ditmar. 352 blz.
Prijs: f 69,90.




Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email