transcriptie: Wim

Hoe Jan Klaassen Rob de Nijs
weer de weg naar showland wees

auteur: Jan Vriend
geplaatst in: Noordhollands Dagblad/augustus 1998

De bekendste regels kennen we meestal wel. Maar hoe ging dat oude bekende liedje nou precies? In de rubriek Plaat en Plaats komt wekelijks een Nederlandstalig lied aan bod waarvan de tekst melding maakt van een stad of dorp in Noord-Holland. Deze week aflevering vier: Jan Klaassen de trompetter, waarin zowel Alkmaar als Den Helder wordt genoemd. Met het lied maakte Rob de Nijs in 1973 zijn eerste come-back. Er zouden er nog paar volgen.

Rob de Nijs heeft wat met Noord-Holland. Hij woonde aan de Achterdam, toen nog niet het hoerenstraatje van Alkmaar, en was een paar jaar bewoner van de pastorie van Spanbroek. "Ons huis heette in het dorp Huize Hommeles omdat tot diep in de nacht de kreten van wanhoop en weerzin in de wijde omtrek hoorbaar waren." De toestanden thuis dienden zich gelijk aan met nieuw succes. En daarvoor werd het tijd ook, want Rob de Nijs dreigde een vergeten naam te worden, rond 1973. Hoe Jan Klaassen de trompetter hem opnieuw de weg naar showland wees. Waarna het Banger hart van Rob de Nijs nooit meer zou tobben met de angst voor Het Grote Vergeten.

De teksten van Lennaert Nijgh lagen in de jaren zeventig op ieders lippen. Als huisschrijver van Boudewijn de Groot had hij grote successen met nummers als 'Testament' en 'Land van Maas en Waal'. Maar het zag er naar uit dat de samenwerking tussen de twee op dood spoor zat. "Boudewijn was inmiddels met overgave aan een identiteitscrisis bezig," schrijft Nijgh in zijn boek 'Tekst en Uitleg'. "Zei hij eerst weinig, nu zei hij niets meer, dook onder in de Amsterdamse 'sien' en wilde niet meer zingen. Ik zocht andere mogelijkheden. In de door mij vertaalde musical Salvation speelde Rob de Nijs mee. Hij was een beetje aan het overeind krabbelen na een stormachtige carrière die in een absoluut dieptepunt leek te zijn beland."

Rob de Nijs was zoekende, rond 1972. Nadat hij als tienerster alle aandacht en zelfs eigen televisieshows had gehad rond de hits 'Ritme van de Regen' (1962) en 'Anna Paulowna' (1966), was hij uit de schijnwerpers verdwenen. Een poging om in Duitsland aan de bak te komen, mislukte. Met veel bombarie in de pers belandde hij in het circus van Toni Boltini waar hij samen met collega Johnny Lion voor zestig gulden per optreden zijn oude liedjes bracht. Daarna speelde hij in de musical Salvation en bij het cabaret Tingel Tangel van Sieto en Marijke Hoving. Door de televisie kreeg hij opnieuw bekendheid met een rol in de kinderserie 'Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, meneer?' Allemaal voorgeschreven tekst en muziek dus. Maar hoe het artistiek met hemzelf verder moest?
"Salvation bracht me in contact met Lennaert, een lang niet makkelijke man op een Urker Korter," schrijft Rob de Nijs in zijn boek 'Zilver'. "Een keer voeren we van Urk naar Hoorn en deden we onderweg niets dan zuipen. Cola-glazen vol Berenburg. In Hoorn gingen we verder in het café van Tante Marie aan de kade." Tijdens die vochtrijke vaartocht is de basis gelegd voor de samenwerking.
Nijgh: "Ik besloot een paar nummers voor Rob te schrijven. Toen kregen de mensen in het vak genoeg van mij. Ik had belachelijke ideeën, die Rob de Nijs lag er voorgoed uit bij het publiek. Ik hield vol. Zelfs Wim Sonneveld kwam er aan te pas om mee te helpen."

Voorwaarde
Die platenmaatschappij was Phonogram, waar Gerrit den Braber toen chef was. Rob de Nijs: "Een hele elpee durfde Gerrit niet aan, maar met het lied Jan Klaassen wilde hij wel een single proberen. Op één voorwaarde: dat Boudewijn de Groot de producer zou zijn. Hij had het goed gezien: Jan Klaassen stond niet ver af van het kinderrepertoire waarmee ik weer bekend was geworden. Het bleek een magische combinatie te zijn, die zeer tot de verbeelding sprak. Boudewijn en Lennaert, het gouden duo van de jaren zestig, gekoppeld aan een zanger die voor hun tijd tienerster was geweest."
Nijgh: "Zo zetten we Rob de Nijs weer op z'n benen. 'Dat hebben we toch goed gezien met die De Nijs!," zeiden de platenbazen een jaar later tegen mij."

De Nijs: "Jan Klaassen haalde in mei 1973 de dertigste plaats van de top veertig. De verdere opmars werd ernstig belemmerd door het feit dat het nummer was doorverkocht voor de compilatie-elpee Alle 13 goed. Daar stond het liedje al op voor de single uitkwam, en daar was ik woedend om. In die tijd werden van zo'n elpee minstens 80.000 exemplaren verkocht."

De vrede keerde snel terug want in september van hetzelfde jaar kwam met 'Zuster Ursula' het tweede De Nijs-lied uit. "Het stootte door tot de derde plaats van de top veertig. Het uitbrengen van een elpee was nu voor Phonogram geen enkel probleem meer. Door het succes van Jan Klaassen kwamen ook de aanvragen voor optredens in dancings en discotheken binnen. Die paar honderd gulden die ik verdiende had ik nodig om er zelf weer enigszins bovenop te komen. Ik was jarenlang de enige die zeker wist dat het met mij nog niet was afgelopen."

Rob de Nijs bleef. Malle Babbe kwam langs, hield de kaars voor het raam brandende en spong moeiteloos over van imago naar imago. Van ruig naar romantisch, van romantisch naar rock. Van bril naar krullen, van krullen naar ruig. "Er verschijnt pas weer een elpee van Rob de Nijs zodra die een nieuw kapsel voor de hoesfoto heeft bedacht," schreven Koot en Bie op hun bescheurkalender.
Dertig elpees en cd's later, is Rob de Nijs 55 jaar. Hij verruilde Noord-Holland voor een stek op de Veluwe. In zijn nieuwe partner Belinda Meuldijk vond de zanger een tekstschrijver die met 'Banger hart' hem een nummer één hit zou bezorgen. Ook zonder de schijnbaar onvermijdelijke tv-paneltjes lijkt hij voor altijd bende Nederlander te zijn.

Toch zingt hij nooit meer over de trompetter uit het leger van de prins. "Die tijd is geweest," zegt hij op verzoekjes. Maar hoe is het eigenlijk met Jan Klaassen zelf. Rij naar het Brabantse Woudrichem en zie hem met bolle wangen blazen op zijn trompet. Als beeld, wel te verstaan. Helemaal zeker weten ze het niet, maar het verhaal gaat dat de anti-held Jan Klaassen daar in de buurt is vermoord.

Zijn mooie pak van nu doet het leed van toen weer helemaal vergeten. De linkerhand stevig in de zij, hoge laarzen aan. Hij staat er een beetje parmantig. De ogen zoekend. Want waar is verdorie de dochter van de schout?

'Jan Klaassen de trompetter' verscheen in mei 1973 bij Editions Altona in Naarden. Tekst: Lennaert Nijgh, muziek: Boudewijn de Groot. Het lied stond vier weken in de Top Veertig en bereikte een dertigste plaats. Bronnen: Buma Stemra, Hit Dossier, archief Wim van der Mark, collectie Guus Klein en de boeken 'Tekst en Uitleg' (Lennaert Nijgh) en 'Zilver' (Rob de Nijs).




Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email