In 1964 kwam de eerste plaat van het Haarlemse duo De
Groot-Nijgh uit. Lennaert was aanvankelijk "vriendje" van
Boudewijns broer, maar van lieverlee spitste de vriendschap
met "Bo" zich toe. Eenentwintig jaar kennen Boudewijn en Len-
naert elkaar. Tien jaar lang hebben ze min of meer
samengewerkt. Op een heel oud cabaretprogramma van het
Kennemerlyceum in Haarlem (daar zat Lennaert op, Boudewijn op
het Coornhert) staat: "Kenneme(r
lachen".... Eduard en Lodewijk met Boudy de Groot."
Lennaert Nijgh maakte in 1962-1963 aardige smalfilmpjes en
hij liep Ed Lautenschlager tegen het lijf. Het resultaat was
dat zowel Lennaert als Boudewijn naar de filmakademie ging.
Eind 1965 kwam de eerste elpee
uit, met nog veel vertalingen van gevestigde buitenlandse
tekstdichters. In die periode werd in ons land het begrip
"protestzanger" uitgevonden. Dat was in de tijd van de eerste
deserteurs uit Vietnam, de geboorte van provo in Amsterdam en
de opleving van de folkmuziek, die toen werd gezien als een
underground-achtig verschijnsel.
"Een meisje van zestien"
werd door Lennaert vertaald uit het Frans. Boudewijn verdomde dat
eerst te zingen. Logisch, want het klonk kommercieel en wie
destijds op de Amsterdamse filmakademie het woord "kommercieel"
gebruikte kon een asbak naar z'n kop krijgen.
Lennaert Nijgh: "Dat was me een verzameling maffe
filmfreaks! Hele klassen vol Godards en zo. Dat is nu veel
beter, veel ambachtelijker. Toen
"Welterusten, mijnheer de president"
een hit werd... Ik herinner me de oeverloze discussies in de pers,
wat een geouwehoer.
"Voor de overlevenden"
is onze gaafste elpee geweest. Na
"Picknick, Tuin der Lusten"
brak de poprage pas goed los. Het "Sgt. Pepper" van de
Beatles, weet je nog? Wat hebben
we op die plaat gezweet.... Boudewijn en ik, Bert Paige,
Tony Vos....
Maar het werd alleen maar gezien als een verzameling
surrealistische onzin. Ik heb het daar wel moeilijk mee
gehad. Toen kwam ik eigenlijk voor het eerst tot het besef
dat je op zo'n grammofoonplaat het nietige onderdeeltje bent
van een hele produktie-unit. Voor het publiek kennis neemt van
wat je eigenlijk bedoelt is het door de handen gegaan van een
arrangeur, een producer, een technicus, een zanger. Met
"Picknick, Tuin der Lusten"
hebben we toch wel iets willen zeggen, maar goed....
Tja, later is Boudewijn de popkant opgegaan. Wat heeft hij
daar eigenlijk over verteld? Ik wilde de andere kant op.
Boudewijn stortte zich op het Engels, jammer eigenlijk, want
we hadden net bewezen dat het in het Nederlands ook ging.
Toch heb ik altijd respekt gehad voor zijn moed. Op het
toppunt van zijn roem besloot hij andere dingen te gaan doen,
terwijl iedereen toch aan hem zat te trekken. Ik heb hem
altijd verdedigd. Ze kwamen bij me, de kommerciële boys,
en ze zeiden: "Wat een zakkenwasser. Hoe kan hij verdomme
zo'n sukses overboord gooien?" Ik zag het wel, hoewel ik het
jammer vond dat we van elkaar weggroeiden. Boudewijn kreeg
andere vrienden, ging meer de scene in. Ik ben nooit zo'n
scene-jongen geweest. Dat vond ik ook een groep met een eigen
uniform, een eigen vaktaaltje... een soort Staphorst, mij te
eng! Maar ik vond die krantenartikelen wel besodemieterd:
"Boudewijn is het spoor helemaal bijster," schreven ze. Dat
is iemand gemeen vastnagelen. Maar misschien is het ook wel
zijn eigen schuld. Boudewijn was nooit zo goed in public
relations." Dat is anders ook jouw sterkste punt niet! "Nee,
dat is zo, maar ik heb nooit kloterige dingen gezegd. o.k.,
dit is genoeg. Boudewijn en ik hebben weer kontakt en we gaan
weer dingen samen doen. Van een echte breuk is nooit sprake
geweest. Het is natuurlijk wel een kwestie van aftasten. We
zullen de eerste tijd veel met elkaar moeten praten. Het is
goed geweest dat we uit elkaar waren, anders was het een
maniertje geworden, tenzij we natuurlijk allebei dezelfde
ontwikkeling hadden doorgemaakt, iets dat je gevoeglijk kunt
uitsluiten. Net als een kinderhuwelijk was het helemaal
misgegaan. Boudewijn sprak in die tijd aldoor over "open
muziek"; ik begrijp nog steeds niet wat hij daarmee heeft
bedoeld. Ik vind dat populaire muziek eenvoudig moet zijn."
"Nee, ik ga nooit naar popkoncerten. De muziek is me
gewoon te hard. Dat komt omdat ik als tiener nooit zo bij de
muziek betrokken ben geweest. Ik stam nog uit de tijd waarin
het verboden was dat je in restaurant "'t Goede Uur" in
Haarlem met een arm om een meisje zat. "Meneer," werd er dan
gezegd, "de gasten nemen aanstoot." En ik riep, rood van
drift: "Waar zijn die seksueel gefrustreerden in deze tent?"
"Ik heb eigenlijk een dubbel leven geleid vroeger. Als je
op de middelbare school zei dat je Conny Froboess leuk vond en
van rock and roll hield kon je wel afnokken. Op straffe des
doods was je jazzliefhebber, al begreep je er geen moer van.
Toch waren dat goede tijden, ik denk er vaak met plezier aan
terug. Ik ben nu de laatste jaren met de leerlingen van het
Kennemerlyceum bezig geweest. Heb musicals geschreven. Kijk,
hier: "Muizen", gebaseerd
op "Lucifer" van Vondel. Dat barst van de rock. Moet je horen
hoe dat er uit komt! Met deze club durf ik het tegen
Salvation op te nemen.
Het klinkt misschien onvolwassen - ik heb helemaal niet zo'n
terugverlang-tic - maar dit is zoveel mooier dan met echte
akteurs werken. Deze mensen kunnen nog wat vertellen, die hebben
geen vooringenomenheid. Het theatereksperiment van de school is
mijn grootste eksperiment geweest. Welke school kan zoiets?
Het houdt toch meesten op met een kabaretje of "Drie is teveel"?
Maar ik kijk niet steeds achterom. Leeftijd zegt me totaal niets.
Ik zie alleen mensen en het kan me niet schelen hoe oud ze zijn.
En misschien heb ik ook wel heimwee! weet ik veel? Wie kent
zichzelf nou? Er is toch een tendens van terugwillen? Misschien
komt het door het uitblijven van de Derde Wereldoorlog. We hebben
teveel tijd om na te denken. Onze ouders, ze waren en zijn anders.
Maar ze hebben ook nooit zoveel tijd gehad."
Een gelouterde, volwassen geworden Boudewijn de Groot weer
samen met een ouder en toleranter geworden Lennaert Nijgh, die
zo graag vooruit wil, maar vrijwel permanent over zijn
schouder blijft omzien naar vroeger. De
"vrienden van vroeger"
zijn nog verder weg. Boudewijn en Lennaert zullen inderdaad
veel moeten praten. De wil tot samenwerken is er en dat is
bij dit duo een garantie voor grote dingen. "We hebben
vertrouwen," zegt Lennaert plechtig.
|
|