transcriptie: Wim

Een vreemde vogel

auteur: niet bekend
geplaatst in: niet bekend/1967
de oorspronkelijke spelling is aangehouden

Joke, de script-girl die een stukje van Lennaerts leven schrijft.

"DE NEDERLANDSE speelfilmproduktie kweekt wrakken," zegt hij, en hij somt op: "Nicolai van der Heyde praat in zichzelf, Pim de la Parra wordt kaal, René Daalder loopt met krukken..." Over Bert Haanstra, die zich in een blakende welstand verheugt, wordt in dit verband niet gesproken. Die is "een klasse apart". Die heeft nooit aan de Filmacademie gestudeerd. Dat instituut bestond trouwens nog niet, toen hij met Fanfare bewees dat Nederland wel degelijk een goede speelfilm kan opleveren.
Voorlopig heeft Lennaert Nijgh, jonge onder de jongeren, geen zin en ook geen aanleiding zichzelf als wrak te bestempelen. Hoewel hij het risico dat dus de speelfilmproduktie in ons land voor haar bedrijvers oplevert blijkbaar beseft. Het filmfestival in Arnhem taxeerde zijn anderhalf uur durende, op 16 mm opgenomen speelfilm Een Vreemde Vogel trouwens als een duidelijke sof. De kritiek liet er geen spaan van heel.
Voor Lennaert Nijgh, producer, regisseur en scenarioschrijver van die bij de première door slechte projectie en beroerde akoestiek gehandicapte rolprent, is dat gewoon heel erg rot. De Vreemde Vogel heeft dertig á vijfendertig mille gekost. Dat geld kwam niet in de laatste plaats van hemzelf. En zoals de kaarten nu liggen, komt dat bedrag (op zichzelf onwaarschijnlijk weinig voor een speelfilmproduktie) er nooit ofte nimmer uit.
Hij ziet dat scherp. "...'t Is een flop, ik ging de mist in." Artistiek, maar ook financieel. Zijn eigen aandeel in de produktiekosten was zijn banksaldo ("Dat ik toch, als vrijgezel, grotendeels naar de belasting had moeten dragen. Dus vooruit.") en daarom noemt hij zich in de week na Arnhem straatarm. "...Ik bezit de broek aan mijn gat, niet meer!"
Van Een Vreemde Vogel, welks feilen hij duidelijk onderkent, heeft hij nu een duidelijke afkeer, ook al is hij de maker. Er wordt nog wel een reddingspoqing ondernomen. Andere montage, en misschien kan de tekst van de hoofdrol, wiens dictie te kort schoot, nog worden ingesproken. Maar zelfs als het na die ingrepen gelukt om de film toch nog in een stuk of wat bioscopen te krijgen, is dit werkstuk voor Lennaert Nijgh "een verstoten kind".

Slechts verre familie...
Lennaert Nijgh. De naam klinkt intussen bekend in Nederlandse oren. Hij is de man die Boudewijn de Groot van teksten voorziet. De man áchter Boudewijn, verantwoordelijk voor de poëzie die de langharige, hoogst individualistische bard van deze gekke tijd met zoveel succes in klanken verpakt. Om maar enkele titels te noemen: Lied voor een kind dat bang is in 't donker, en Beneden alle peil, en Vrijgezel. En ook, natuurlijk: Land van Maas en Waal, dat dit jaar dé carnavalsschlager werd.
Boudewijn de Groot, broodmager, met zijn gitaar, zijn donkere lokken, zijn spijkerpak, verkócht 't. Gewillige afnemers bij de vleet. De platenmaatschappij is zeer tevreden. Er is een tekstschrijver aan het woord wiens talent veel betekent voor deze tijd. Tekstschrijvers, dichters treden niet in de openbaarheid - zeker niet als ze, als deze, alleen maar zingen in 't bad.
Maar hier is dan Lennaert Nijgh, Boudewijns leverancier. Die als maker van een geflopte speelfilm na Arnhem, en na die barre kritieken in de kranten zijn wonden likt in het ouderlijk huis in Heemstede. Het is een uitermate fraai, op meer dan normale welstand duidend ouderlijk huis. En hij woont er nu, en hij eet er nu, wat per slot doodnatuurlijk is voor een enig kind van tweeëntwintig jaar in de vrijgezellenstaat. Maar Lennaert Nijgh, wiens zestigjarige vader reclameontwerper in ruste is, wordt goed nijdig als hij in een van die vernielende kritieken terloops en iet of wat vergoelijkend wordt neergezet als "uitgeverszoon", waarbij dan iedereen meteen denkt aan het Nijgh-en-Van-Ditmar-concern. Want de reeds lang ontslapen "Ome Han", in zijn tijd opperhoofd van De Nieuwe Rotterdamse Courant, van wie hoogbejaarde journalisten nu soms nog weleens benauwd dromen, is slechts verre famillie.
Hij wil maar zeggen dat hij zelf ook zakelijk volledig opdraait voor zijn eigen mislukkingen, zo goed als hij persoonlijk het profijt trekt van zijn artistieke successen. Die successen als tekstschrijver waren tot nog toe niet gering.
Waarom moet zo'n jongen dan zo nodig filmer willen zijn?

Tamelijk wilde jaren
Hij is mager, donkerblond, heeft een aristocratisch gebogen neus en ironische ogen. Hij praat makkelijk, zichzelf noch anderen sparend, maar hij zegt geen woord te veel. Zijn kleren zijn gemakkelijk: coltruitje, broek en colbertje met ribbels. Een kinbaardje heeft hij een maand of wat een eerlijke kans gegeven, hoewel zijn spiegel ertegenop kwam. Hij is nu weer glad en ziet er geen dag ouder uit dan hij is.
Zijn noodlot - áls het dat is - begon met 'n 8-mm-camera als verjaarsgeschenk, jaren geleden, toen hij op 't Kennemer Lyceum nog die jongen was die bij sport altijd buitenspel stond en bij culturele activiteiten vooraan. Stapte na vier klassen gymnasium alfa over naar de twee laatste klassen van het h.b.s.-a-programma, wat hij altezamen "een ideale opleiding" noemt: praktische kennis op 'n klassieke basis. De amateur-camera kreeg het zwaar te verduren, leverde bij de eerste schoolfilmproduktie de ontdekking van medeleerling Boudewijn de Groot als acteur op.
Na het lyceumeindexamen in '64 volgden twee jaar Filmacademie. Jaren waarin, dank zij zijn boezemvriend en medium Boudewijn de Groot, tekstdichter Lennaert Nijgh nationale roem verwierf. Tamelijk wilde jaren, mag hij wel zeggen, waarin hij Boudewijn-het-huisvadertje zag ontstaan, naast diens gezellige, welgedane Anneke, die plotsklaps opdoemde op een feestje. Zelf was hij - is hij de niet-zo-vrolijke flierefluitende vrijgezel, nu eens hier, dan weer daar of zonder ene Joke, aan wie hij een gedichtenbundel heeft opgedragen. Zijn tijdelijke woonstee, een afbraakhuis in de Amsterdamse Reyer-Anslostraat, met een provo-genottempel op zolder, verschilde aanmerkelijk van de ouderlijke veste in Heemstede. Er stonden af en toe agenten voor 't bed.
't Is allemaal geschiedenis nu. Boudewijn en Anneke wonen met kleuter Marcel en baby Kaja op 'n flatje in Weesp. En Lennaert Nijgh verstrekt een visitekaartje met de naam van zijn firma: Colonna Film, waarvan hij niet alleen directeur, doch tevens het voltallige personeel is.
Een film maken betekent gróót zaken doen. Rekenen met bedragen waarvan de staart uit vele nullen bestaat. Daar is hij nu volop mee bezig. Want dezer dagen begint de produktie van een volgende speelfilm. Maar nu op volwassen 35-mm-formaat, breedscherm, liefst in kleur, met in de hoofdrollen Boudewijn de Groot, Anneke en hun nakomelingschap. Produktie, scenario, regie: Lennaert Nijgh.

Zelfverzekerd...?
Dat wordt wat anders dan Een Vreemde Vogel! Hij lacht bijna grimmig. "Ik weet 't nu; ik moet geen probleemfilms maken. De nieuwe film wordt lief, vrolijk, met veel actie en weinig gepraat. Boudewijn, Anneke, ik zie ze als onbezorgde diertjes, als een soort Winnie-the-Poe-figuren. Dat is de sfeer. 't Wordt een spektakelstuk. De titel staat nog niet vast. In de herfst moet 't klaar zijn, gelijk met Boudewijns nieuwe elpee: de gezongen inhoud van de film."
Als je hem hoort spreken, kan er niets mislopen. Hij is één brok zelfverzekerdheid. Een Vreemde Vogel ligt al op de schroothoop van zijn onplezierige herinneringen. Hij heeft nu wel wat anders aan z'n hoofd. Er moet worden gepraat met de sponsors van de nieuwe produktie. Het vele benodigde geld wordt hem aangedragen van verschillende kanten.
Is zijn zelfverzekerdheid echt? Er zijn drie aspecten. Dichter is hij, filmer wil hij zijn en zakenman móét hij zijn. Bij dat alles is hij ook nog gewoon mens, op z'n eigen manier: "...Ik ben fatalist."
Hij ziet zichzelf graag in betrekking tot vele glazen pils, vele kelken jenever. Niet bij voortduring, maar af en toe, als het zo eens uitkomt. En 't komt vaak zo uit. Dat was al zo in zijn schoolverleden. "Uw zoon ligt dronken op het strand," zei toen hij vijftien of zestien was, een hypocriete telefoonstem tot zijn lang niet verheugde ouders. Hij fietste herhaalde malen het Spaarne in. "... Soms raak ik 'm nou eenmaal. Vorige week nog ben ik spiernaakt in een vijver in Aerdenhout gesprongen. Ha ha! Boudewijn heeft er foto's van gemaakt. Ben ik goed dronken, dan kan ik niet lopen en niet praten, maar ik krijg de beste ideeën." En die is hij dan, beweert hij, de volgende ochtend niet kwijt - wat een tamelijk uniek verschijnsel mag heten.
Nee, hij moest niet in dienst. De uitslag van zijn keuring schat hij grinnikend op S (voor stabiliteit) 7... Hij kon in zijn eigen wereld blijven, te midden van zijn vrienden. Vrienden zijn voor hem een levensnoodzaak. Zijn gedicht: Zonder Vrienden Kan Ik Niet is een persoonlijk getuigenis.
En vriendinnen? Ah, ze zijn er bij de vleet. Maar de Liefde met 'n hoofdletter is voor Lennaert Nijgh een heel ander hoofdstuk. Een probleem dat zijn diepste wezen beroert. De naam van het probleem is bekend. Zij heet Joke. Zij zal straks, als de camera gaat lopen, script-girl zijn...




Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email