Ik ben liedjesschrijver. Dat is natuurlijk geen bestaand beroep. Liedjesschrijver. Het klinkt een beetje als putjesschepper. Daarom maken ze er meestal 'tekstschrijver' van of 'tekstdichter'. Maar 'tekstschrijver' is de vertaling van copywriter en dat is iets anders. En 'tekstdichter' is gevormd naar het onmogelijke germanisme 'toondichter'.
Ik schrijf niet eens complete liedjes, alleen de woorden zijn van mij. Ik maak geen muziek en ik zing niet. Ik ben geen singer-songwriter, zoals dat heet. In welke categorie moet mijn werk eigenlijk worden ingedeeld, wordt me wel eens gevraagd. Is het cabaret? Is het kleinkunst? Hoort het bij Het Betere Nederlandse Lied? Vroeger kon ik moeiteloos antwoord geven op zulke vragen, want ik wasjong en dan heb je altijd gelijk.
Na vijfendertig jaar weet ik niet veel zinnigs te zeggen als iemand me vraagt waar ik eigenlijk mee bezig ben. Vandaar de titel van dit boek: 'Ik doe wat ik doe'. Ontleend aan het refrein van het liedje dat ik in 1970 maakte in opdracht van jong overleden tv-regisseur Rob Touber. "Schrijf maar wat voor Jenny Arean," had Rob gezegd.
'Ik doe wat ik doe' werd geboren in de Haarlemse rosse buurt. Om precies te zijn: in het keldertje aan het eind van de Lange Begijnestraat. Cobi heette ze, ze was achttienjaar, een volslank meisje met donker haar en van die getekende dunne wenkbrauwen. Federico Fellini had haar meteen willen hebben voor een film. Mijn toenmalige vrouw Astrid Nijgh schreef de muziek, zonder meteen te beseffen waar ik mijn inspiratie vandaan had gehaald. Ik zou ook niet geweten hebben wat ik tegen haar had moeten zeggen, behalve: Ik doe wat ik doe.
Wim: (*) "Verloren gewaande opnames" ronkt de folder. Dat moeten wij tegenspreken. Op elke platenbeurs is minstens één exemplaar van De Razende Bol te vinden, voor weinig geld. Dat geldt niet voor de LP van Fred Piek. Dat is echt een moeilijke.
|
|