Ik doe wat ik doe/36 teksten van Lennaert Nijgh.
Quintessence/Nikkelen Nelis.
Astrid Nijgh: De Razende Bol.
WEA/Nijgh en van Ditmar.[...]
Op de dubbel-cd Ik doe wat ik doe worden 36 van zijn beste
teksten gezongen door onder meer Herman van Veen, Joost Nuissl, Fred
Piek en natuurlijk Boudewijn de Groot. Deze fraaie cassette is een
aanvulling op de gelijknamige tekstbundel, een
aflevering uit de Pluche-tekstdichtersreeks van Nijgh en Van Ditmar.
Bij dat boek hoort ook de cd
De Razende Bol uit 1979 van
Astrid Nijgh.
De Razende Bol verscheen
oorspronkelijk in 1979 en ging toen vrijwel ongemerkt voorbij. Ten
onrechte, zo menen de vroegere echtelieden. Dat mag dan zo zijn, anno
2000 klinkt de plaat toch wat verouderd. Een betere ondersteuning van
het boek is de CD Ik doe wat ik doe,
die in de platenwinkel apart te koop is. Hierop staan wel de grootste
hits. Boek en de identiek hieraan vormgegeven cd vormen een prachtig
monument voor de grootste levende tekstschrijver in het Nederlandse
taalgebied.
Lennaert Nijgh is de grootste nog levende tekstschrijver in het
Nederlands taalgebied, daar zijn vriend en vijand het over eens. Van de
eerste mensensoort heeft het Haarlemse genie meer dan van de laatste,
dit ondanks het feit dat om zijn werk moet worden gebeden en gesmeekt.
Het beste daarvan is nu verzameld, in een boek
(met bonus cd 'De Razende Bol') en een
pluchen 2cd-box, beide getiteld 'Ik Doe Wat Ik Doe' en op dezelfde wijze
vormgegeven. Elf van de 36 (!) liedjes op het dubbelalbum zijn nooit
eerder op cd verschenen. Geen wonder dat Nijghs
favoriete tekst van eigen hand er niet
eens op staat... [...]
"Weet je wat ook erfelijk bepaald is? Accentloosheid. Volgens mijn
ouders sprak iedereen met een accent, zijzelf uitgezonderd. De een wat
lelijker dan het ander. Een vriendje of vriendinnetje dat er een had kon
hún affectie wel vergeten. Mijn vader en moeder spraken overigens
niet zo zeer accentloos, als wel met een niet te traceren accent, want
daarvoor had men niet alleen naar Nederlands-Indië gemoeten, maar
ook nog eens in lang vervlogen tijden. Moderne communicatiemiddelen
hebben accenten veralgemeend. Dat Katten-, Ooster- en Wittenburgers ooit
door andere Amsterdammers uit elkaar konden worden gehouden, kwam door
het feit dat in die tijd zelfs in de grote stad mensen hun wijk pas
voorgoed verlieten als ze in hun doodskist hun huis uit werden gedragen.
Overigens heb ik nooit veel op gehad met mijn Heemsteedse tongval.
Boudewijn heeft zelfs een bloedhekel aan de zijne gehad, maar hij was
van ons tweeën dan ook degene die met ons werk naar buiten moest
treden. En bekakt stond uiteraard haaks op rock 'n' roll. Nou je het
zegt, het kan geen toeval zijn dat de meeste artiesten op 'Ik Doe Wat
Ik Doe' een buitengewoon fraai soort Nederlands zingen."
"Zesendertig teksten die een paar decennia hebben getrotseerd, mag
dat een oeuvre heten? Ik begrijp soms niet dat het er nog zoveel zijn,
want om een tekst van mijn hand is altijd gebeden en gesmeekt moeten
worden. Ik ben weliswaar mijn eigen baas, maar die is nog kritischer dan
ik. Bovendien kan ik hem niet ontlopen. Hij gaat zelfs met me mee naar
bed. En als ik wakker word, zit hij alweer aan de ontbijttafel: wat gaan
we vandaag weer eens voor leuks doen? Erg vermoeiend. Maar als ik hem
negeer, leidt het meteen tot rampen. Kijk, als Peter Koelewijn, als
producer bedoel ik natuurlijk, nou aan de lopende band No.1 hits had
gescoord met mijn halfbakken probeersels, was ik misschien wat minder
streng voor mezelf geweest, maar nu ben ik noodgedwongen mijn eigen
strengste criticus. Ik ontleen de laatste jaren nogal wat troost aan
vrienden die schilder of beeldhouwer zijn. Grootse visioenen in hun
hoofd, maar ja, die verf, die klei, dat graniet, hè? Nou,
woorden zijn verf, klei en graniet ineen. Altijd fout van kleur, te slap
of juist met geen dynamiet in vorm te krijgen. Gek genoeg heb ik nog
nooit de 'deadline' voor een stukje in de krant gemist. Terwijl ik daar
toch net zo hard mee worstel. Misschien is het de betrekkelijke
vluchtigheid van journalistiek, hoewel je net zo goed zou kunnen beweren
dat journalisten de kladversie van de geschiedenis schrijven, al komt
die 's avonds op de bodem van de kattenbak terecht en wordt er de
volgende ochtend vis in verpakt." [...]
"De archeoloog die te zijner tijd
'Ik Doe Wat Ik Doe'
opgraaft, zal
de indruk kunnen krijgen dat ik wel eens wat met Boudewijn de Groot
heb geschreven, maar hem moest inpassen in mijn drukke werkzaamheden.
Dat is de schuld, respectievelijk de verdienste, van Jacques
Klöters en Kick van der Veer, die boek
zowel als dubbelalbum hebben
samengesteld en zich hebben laten leiden door zorg voor liederen
die misschien verloren waren gegaan als ze niet nü, op de grens
van twee millennia, waren gebloemleesd. Vandaar
'De Bark Van De Griffioen', in plaats van
'Land Van Maas En Waal'. Het is een
visie. Waar zou 'De Kooi Beschermt De Vogel',
dat Peter Schön en ik ooit voor Fred Piek, de zanger van
Fungus, hebben geschreven, zonder Jacques en Kick gebleven zijn,
nietwaar? Onder het stof der eeuwigheid waarschijnlijk. Overigens
heb ik ze ervan moeten weerhouden nóg obscuurder te werk
te gaan. Ze stelden soms liedjes voor die ik niet eens meer
herkende als van mijn hand, terwijl ze toch echt van mijn harde
schijf kwamen."
"De foto's in 'Ik Doe Wat Ik Doe'
lijken ook uit een archief te komen dat ouder is dan dat van de
gemeente Haarlem, waar ik menige regenachtige namiddag heb doorgebracht.
Ik had werkelijk geen idee (meer) dat Jasperina de Jong, Adèle
Bloemendaal en Liesbeth List ooit zo jong zijn geweest als op die
foto's. Maar iederéén is mooi. Rob de Nijs, Ramses
Shaffy en Herman van Veen zien eruit als voetballers van het grote
Ajax, die voor de lens van Paul Hufs camera zijn gesleept. Boudewijn
lijkt meer op zijn zoon Marcel dan Marcel zelf. Dat fotootje stamt
van begin jaren zestig, toen we beiden de Waagtaveerne van Cobi
Schreijer, de petemoei van de Nederlandse volksmuziek, in de
betekenis die Ate Dorenbos aan het genre gaf, frequenteerden. Maar
we kennen elkaar al sinds 1957, toen we in elkaars armen werden
gedreven voor de schoolrevue. Een béétje rocker wilde
daar natuurlijk niet eens in het decor aangetroffen worden, maar Bo
noch ik waren al veel verder gekomen dan Conny Froboess en Peter
Kraus. Fantasieën over theatercarrières kunnen we geen
van beiden hebben gehad, want we waren eensgezind in ons voornemen
naar de Filmacademie te gaan.