Type: Knipselmap

LENNAERT NIJGH - Ik doe wat ik doe [2CD]

KNIPSELS:
Lennaert Nijgh houdt van hoeren en ruwe bonken  2000, oktober 12 - (donderdag)
Ik doe wat ik doe/36 teksten van Lennaert Nijgh. Quintessence/Nikkelen Nelis. Astrid Nijgh: De Razende Bol. WEA/Nijgh en van Ditmar. [...] Op de dubbel-cd Ik doe wat ik doe worden 36 van zijn beste teksten gezongen door onder meer Herman van Veen, Joost Nuissl, Fred Piek en natuurlijk Boudewijn de Groot. Deze fraaie cassette is een aanvulling op de gelijknamige tekstbundel, een aflevering uit de Pluche-tekstdichtersreeks van Nijgh en Van Ditmar. Bij dat boek hoort ook de cd De Razende Bol uit 1979 van Astrid Nijgh.
Popbibliotheek  2000, november
De Razende Bol verscheen oorspronkelijk in 1979 en ging toen vrijwel ongemerkt voorbij. Ten onrechte, zo menen de vroegere echtelieden. Dat mag dan zo zijn, anno 2000 klinkt de plaat toch wat verouderd. Een betere ondersteuning van het boek is de CD Ik doe wat ik doe, die in de platenwinkel apart te koop is. Hierop staan wel de grootste hits. Boek en de identiek hieraan vormgegeven cd vormen een prachtig monument voor de grootste levende tekstschrijver in het Nederlandse taalgebied.
Het Portret: Lennaert Nijgh is zijn eigen strengste criticus  2001, februari 3 en 4
Lennaert Nijgh is de grootste nog levende tekstschrijver in het Nederlands taalgebied, daar zijn vriend en vijand het over eens. Van de eerste mensensoort heeft het Haarlemse genie meer dan van de laatste, dit ondanks het feit dat om zijn werk moet worden gebeden en gesmeekt. Het beste daarvan is nu verzameld, in een boek (met bonus cd 'De Razende Bol') en een pluchen 2cd-box, beide getiteld 'Ik Doe Wat Ik Doe' en op dezelfde wijze vormgegeven. Elf van de 36 (!) liedjes op het dubbelalbum zijn nooit eerder op cd verschenen. Geen wonder dat Nijghs favoriete tekst van eigen hand er niet eens op staat... [...]
"Weet je wat ook erfelijk bepaald is? Accentloosheid. Volgens mijn ouders sprak iedereen met een accent, zijzelf uitgezonderd. De een wat lelijker dan het ander. Een vriendje of vriendinnetje dat er een had kon hún affectie wel vergeten. Mijn vader en moeder spraken overigens niet zo zeer accentloos, als wel met een niet te traceren accent, want daarvoor had men niet alleen naar Nederlands-Indië gemoeten, maar ook nog eens in lang vervlogen tijden. Moderne communicatiemiddelen hebben accenten veralgemeend. Dat Katten-, Ooster- en Wittenburgers ooit door andere Amsterdammers uit elkaar konden worden gehouden, kwam door het feit dat in die tijd zelfs in de grote stad mensen hun wijk pas voorgoed verlieten als ze in hun doodskist hun huis uit werden gedragen. Overigens heb ik nooit veel op gehad met mijn Heemsteedse tongval. Boudewijn heeft zelfs een bloedhekel aan de zijne gehad, maar hij was van ons tweeën dan ook degene die met ons werk naar buiten moest treden. En bekakt stond uiteraard haaks op rock 'n' roll. Nou je het zegt, het kan geen toeval zijn dat de meeste artiesten op 'Ik Doe Wat Ik Doe' een buitengewoon fraai soort Nederlands zingen."
"Zesendertig teksten die een paar decennia hebben getrotseerd, mag dat een oeuvre heten? Ik begrijp soms niet dat het er nog zoveel zijn, want om een tekst van mijn hand is altijd gebeden en gesmeekt moeten worden. Ik ben weliswaar mijn eigen baas, maar die is nog kritischer dan ik. Bovendien kan ik hem niet ontlopen. Hij gaat zelfs met me mee naar bed. En als ik wakker word, zit hij alweer aan de ontbijttafel: wat gaan we vandaag weer eens voor leuks doen? Erg vermoeiend. Maar als ik hem negeer, leidt het meteen tot rampen. Kijk, als Peter Koelewijn, als producer bedoel ik natuurlijk, nou aan de lopende band No.1 hits had gescoord met mijn halfbakken probeersels, was ik misschien wat minder streng voor mezelf geweest, maar nu ben ik noodgedwongen mijn eigen strengste criticus. Ik ontleen de laatste jaren nogal wat troost aan vrienden die schilder of beeldhouwer zijn. Grootse visioenen in hun hoofd, maar ja, die verf, die klei, dat graniet, hè? Nou, woorden zijn verf, klei en graniet ineen. Altijd fout van kleur, te slap of juist met geen dynamiet in vorm te krijgen. Gek genoeg heb ik nog nooit de 'deadline' voor een stukje in de krant gemist. Terwijl ik daar toch net zo hard mee worstel. Misschien is het de betrekkelijke vluchtigheid van journalistiek, hoewel je net zo goed zou kunnen beweren dat journalisten de kladversie van de geschiedenis schrijven, al komt die 's avonds op de bodem van de kattenbak terecht en wordt er de volgende ochtend vis in verpakt." [...]
"De archeoloog die te zijner tijd 'Ik Doe Wat Ik Doe' opgraaft, zal de indruk kunnen krijgen dat ik wel eens wat met Boudewijn de Groot heb geschreven, maar hem moest inpassen in mijn drukke werkzaamheden. Dat is de schuld, respectievelijk de verdienste, van Jacques Klöters en Kick van der Veer, die boek zowel als dubbelalbum hebben samengesteld en zich hebben laten leiden door zorg voor liederen die misschien verloren waren gegaan als ze niet nü, op de grens van twee millennia, waren gebloemleesd. Vandaar 'De Bark Van De Griffioen', in plaats van 'Land Van Maas En Waal'. Het is een visie. Waar zou 'De Kooi Beschermt De Vogel', dat Peter Schön en ik ooit voor Fred Piek, de zanger van Fungus, hebben geschreven, zonder Jacques en Kick gebleven zijn, nietwaar? Onder het stof der eeuwigheid waarschijnlijk. Overigens heb ik ze ervan moeten weerhouden nóg obscuurder te werk te gaan. Ze stelden soms liedjes voor die ik niet eens meer herkende als van mijn hand, terwijl ze toch echt van mijn harde schijf kwamen."
"De foto's in 'Ik Doe Wat Ik Doe' lijken ook uit een archief te komen dat ouder is dan dat van de gemeente Haarlem, waar ik menige regenachtige namiddag heb doorgebracht. Ik had werkelijk geen idee (meer) dat Jasperina de Jong, Adèle Bloemendaal en Liesbeth List ooit zo jong zijn geweest als op die foto's. Maar iederéén is mooi. Rob de Nijs, Ramses Shaffy en Herman van Veen zien eruit als voetballers van het grote Ajax, die voor de lens van Paul Hufs camera zijn gesleept. Boudewijn lijkt meer op zijn zoon Marcel dan Marcel zelf. Dat fotootje stamt van begin jaren zestig, toen we beiden de Waagtaveerne van Cobi Schreijer, de petemoei van de Nederlandse volksmuziek, in de betekenis die Ate Dorenbos aan het genre gaf, frequenteerden. Maar we kennen elkaar al sinds 1957, toen we in elkaars armen werden gedreven voor de schoolrevue. Een béétje rocker wilde daar natuurlijk niet eens in het decor aangetroffen worden, maar Bo noch ik waren al veel verder gekomen dan Conny Froboess en Peter Kraus. Fantasieën over theatercarrières kunnen we geen van beiden hebben gehad, want we waren eensgezind in ons voornemen naar de Filmacademie te gaan.
Samensteller van knipselmap en knipsels: Daniël




Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email