Na het Concertgebouw hoopt
Boudewijn de Groot komende week ook
Carré te vereren met een
zevenmansband, die onder meer werk van zijn laatste cd zal spelen:
'Een nieuwe herfst.' Vanuit
Haarlem geeft hij een korte toelichting.
IS ER VEEL verschil tussen optreden in de jaren zestig en
optreden zoals u nu doet?
Het Nederlandse publiek komt niet alleen meer op Nederlandse
liedjes af, het luistert nu ook naar wát er wordt gezongen.
Vroeger kwamen de bezoekers vooral voor de hits. Toen ik in 1968 met
een band het theater in ging, zat het weliswaar redelijk vol, omdat
ik aantal hits had, maar de mensen waren behoorlijk ongeduldig, dus
bij de minder bekende liedjes waren ze niet echt enthousiast."
"Vroeger moest je je liedjes ook inpakken, met sketches en
conferences. Dat is nu anders. Mensen gaan weer naar het theater
voor een programma dat puur uit liedjes bestaat. In België was
dat altijd al zo, maar daar waren ze misschien al wat meer gewend
aan Franse chansons. Ze zijn daar ook wat taalgerichter. Het is niet
voor niets dat ze ons altijd met Tien voor Taal verslaan."
Na uitstapjes naar het toneel - hij zong en speelde in de musical
Tsjechov en het toneelstuk Het Dagboek van Anne Frank - keerde
Boudewijn de Groot drie jaar geleden met een eigen band terug naar
het theater. En wat voor band! Zeven muzikanten, waaronder Ernst
Jansz en Jan de Hont, begeleiden hem.
"Ja, het is een stevige band," beaamt De Groot. "Maar het zijn
vooral mensen die aardig wat instrumenten voor hun rekening nemen.
Mijn muziek gaat van jazz tot folk, en van klassiek tot pop. En met
zo'n variëteit aan instrumenten benader je de arrangementen
van de plaat het best. Bovendien zijn het stuk voor stuk enthousiaste
muzikanten, die hun eigen ideeën inbrengen. Een nummer als
De Reiziger wordt op de plaat met
strijkers uitgevoerd, terwijl het in het theater bijna stevige
rock & roll is geworden."
Is het de eerste keer dat u in
Carré staat?
"Ja, dus het wordt spannend. Maar waar ik nog meer naar
uitgekeken heb, was het optreden dat ik vorig jaar
in het Concertgebouw heb gedaan.
Daar heb ik in de jaren zestig veel nachtelijke popconcerten
meegemaakt. En dan dacht ik altijd: Godver, daar wil ik ook wel
eens staan. Dat doet je dus wel wat."
Boudewijn de Groot is klein van stuk. Waarom zou hij ook net zo
groot moeten zijn als zijn reputatie? Laat in de middag loopt hij de
artiestenfoyer binnen van theater De Flint in Amersfoort, waar hij
die avond met zijn band zal optreden. Schriele gestalte, zuinige
bewegingen. Een handdruk die niet krachtiger is dan noodzakelijk.
Het grijze haar dunt op de markante schedel, maar de zwierige lokken
en de dromerige blik die zoveel vrouwen in vervoering hebben gebracht,
zijn er nog. Indische ongenaakbaarheid, een vleugje ironie, 55 jaar
levenservaring. [...]
De troubadour kwam als uit het niets terug. De manier waarop lijkt
op een kerstverhaal. Waarin de hoofdpersoon na jaren van verwijdering
aanklopt bij zijn, tussen lege drankflessen rondkruipende, vriend en
bohémien en die zover krijgt weer wat van zijn veelgeprezen
teksten af te staan. Gevolg van dat hernieuwde contact tussen De Groot
en (Lennaert) Nijgh: de cd
Een nieuwe herfst. Groot
succes, glorieuze tournee. Nu heeft Boudewijn de Groot alweer bijna
250 uitverkochte optredens achter de kiezen. Nog negen keer, dan is
het afgelopen. Voorlopig althans.
"Ik was nogal huiverig om weer op te treden in Nederland," zegt de
zanger. Het publiek was in de beginjaren van zijn carrière als
podiumartiest niet in beweging te krijgen, herinnert hij zich met
afschuw. "Hitjes als
Het Land van Maas en Waal en
Meneer de President vonden
ze wel leuk, maar de rest, daar zaten ze niet op te wachten."
Tot zijn verbazing is het 30 jaar later, nu hij uitsluitend in
theaters optreedt, heel anders: het publiek staat op de banken.
Zware parfums, getoupeerde kapsels, lamswollen truien, brillen
en baarden, hele families zitten er in de zaal. Maar er zijn ook
groepen vrouwen van 18 tot 68 die speciaal voor de zanger hun minirok
uit de kast hebben gehaald. "We beginnen met slecht weer en we
eindigen met slecht weer," zegt Henny, de man van het zaalgeluid. Hij
laat het donderen en bliksemen. Als het donker is in de zaal, licht
de witte haardos van het idool op. En daar is weer die stem, dat
warme, heldere timbre van weleer, vol karakter en klinkend als een
klok. Er zit iets geruststellends in die sonore klank, iets van
troost. We worden gedompeld in een warm bad van geluid en gaan op in
de intimiteit van de houten decordoos, ver weg van de boze wereld van
Jungle, oorlog en Triphop.
De chansonnier zingt zijn ballades over de verrukkingen en
kwellingen van het kleine leven, verloren en herwonnen liefdes en de
drang naar vrijheid die zelfs de grootste burgerman nog wel eens in zich
voelt. Uit de zaal klinkt steeds meer gezucht en gekreun van herkenning.
'Oooh!' als Boudewijn De roos zingt:
'Nooit was een geur zo zoet, en nooit een huid zo zacht!' In het donker
zingen en lispelen de fans de teksten mee, van de oude èn de
nieuwe nummers. Woorden als 'eenzaam',
'vagebond' en
'goeie ouwe tijd' roepen onmiddellijk
associaties van weemoed en verlangen op, zonder dat duidelijk is waar
de tekst eigenlijk over gaat. Achter me zingt een dikke man luidkeels
mee. Hij applaudiseert hard met zijn grote slagershanden en roept, als
de zanger het over een schilderij van een mooie jonge vrouw door Frans
Hals heeft, 'Mona Lisa!' Maar de tekst van Malle
Malle Babbe kent hij, en dat zal
hij laten merken ook.
Gaandeweg wordt duidelijk dat Boudewijn de Groots goddelijk
stemgeluid dient als begiftigd klankbord voor de
mystiek-poëtische teksten van Lennaert Nijgh en dat de zanger
als mens onbelangrijk is. Hij is instrument. "Voor mij is de muzikale
communicatie die wij hebben met elkaar het mooiste wat er is," heeft
Ernst Jansz, lid van de begeleidingsband van tevoren nog gezegd en
dat is zo. Het optreden van de band is in balans, het zweept op, troost,
ontroert. De viool van Monique Lansdorp, de accordeon van Ernst Jansz,
de cello van Peter van Straten en de meeslepende arrangementen van
Jakob Klaasse, je kunt horen dat er een paar honderd jaar ervaring op
de bühne staat.
"Mijn publiek is niet veranderd," zegt De Groot. "Het is hetzelfde
publiek als altijd al op mijn optredens afkwam. Van jong tot oud, arm
tot rijk, van dom tot knap. Een middenmoot van het Nederlandse volk.
Deze leeftijdsgroep schuift met mij mee. Naarmate ik ouder word, wordt
het grootste gedeelte van mijn publiek ook ouder. De meesten van hen
zijn tussen de 35 en 45. Naar boven en naar onder dunt het wat uit, al
komen tegenwoordig ook weer vrij veel tieners."
En Lennaert Nijgh? Schrijft die alweer nieuwe teksten? "Hij is
ermee bezig," zegt De Groot glimlachend. "Hij is er niet aan
bezig."
De protestliederen van toen vindt de
zanger gedateerd, maar de overige klassiekers vertolkt hij nog met
overgave. Want andermans persoonlijk getinte teksten zingen is geen
probleem voor De Groot. "Omdat Lennaert en ik dezelfde achtergrond
hebben en over veel dingen hetzelfde dachten, is het voor mij nooit
een probleem geweest me in zijn teksten te verplaatsen," antwoordt
de zanger droog.
Het zijn niet de minsten met wie hij optreedt. Helden van vroeger,
plaatjes uit het grote Nederlandse popmuziekalbum. Gitarist Jan de
Hont bijvoorbeeld, die nog bij ZZ & De Maskers speelde (Ik heb
genoeg van jou) en bij Neerlands Hoop, is al bijna VUT-gerechtigd
met zijn 57 jaar. Of gitarist Jan Hendriks en toetsenist Ernst Jansz,
bekend van Neerlands beroemdste meidengroep aller tijden, Doe Maar,
dat in 1983 ophield te staan. "Ik ken Bo al vanaf 1968, toen ik bij
CCC Incorporated zat," zegt Jansz, die inmiddels ook al weer 50 is
en huisvader. "Weet je wie toen onze manager was?" vraagt hij.
"Lennaert Nijgh! We kwamen elkaar toen vaak tegen in de kroeg in
Haarlem. Bo heeft nog eens auditie gedaan bij CCC als gitarist, maar
om de een of andere reden is dat niet doorgegaan." Jansz toert al
vanaf 1976 met De Groot. Toen speelde ook een gitarist uit Tilburg
mee, een zekere Henny Vrienten. Die was toen reggae-fanaat en hoefde
slechts te worden overgehaald Nederlandstalig te gaan zingen. Waarmee
Jansz maar wil zeggen: eigenlijk is oprichting van Doe Maar aan
Boudewijn de Groot te danken.
Voor het concert glijden de uren voorbij. De musici doen hun
soundcheck, improviseren wat. Stagemanager William, een Molukker met
zijn lange haar in een golvende staart, zegt dat hij Indische
mentaliteit van Bo herkent. "Dat gereserveerde, hè! Hij kropt
alles op en dan komt er in één keer uit. Dat heb ik
ook!" William heeft vanaf vroeg in de morgen met de jongens van
geluid en het licht het decor opgebouwd, een hoge, wigvormige muur
van pallets. Reinier Tweebeeke heeft het licht ontworpen dat prachtig
op de ruwe planken en door de kieren van een het wigvormige muur van
pallets valt. Eén keer donderde de metershoge constructie in
elkaar, in België. "Gelukkig na de show," zegt William.
Geluidsman Lex zegt dat hij voor de tour enorm opkeek tegen De
Groot. "Toch een jeugdidool, hè." Boudewijn heeft zijn hart
gestolen toen hij hem een kist met 200 singletjes uit de jaren
cadeau heeft gedaan. "Hij wist dat ik ze verzamelde. Hij wilde er
niets voor hebben!"
Als de band voor het optreden in een van die keurige restaurants
zit, die zowel satéschotels als ribeyes serveren, praten ze
over versterkers en of ze gaan overnachten in een Van der Valkhotel.
En natuurlijk over de raadselachtig grote, nooit aflatende roem van
'Bo' de Groot. "Weet je hoeveel cd's er zijn verkocht van
De Beste van Boudewijn de Groot?'
vraagt Jansz.'500.000!" Hij herhaalt het nog maar eens, lettergreep
voor lettergreep: "Vijf-hon-derd-dui-zend!"
Het optreden is een sentimental journey van drie uur. Bij de
meezingers De engel is gekomen en
Land van Maas en Waal gaan de
dikke man en zijn familie volledig uit hun dak. Alles aan hem en zijn
dikke zussen lilt en trilt, schudt en beukt in het luchtledige. Een
zee van rode schouwburgstoelen deint op en neer. "Maar liever
dèt nog dan het bord voor z'n kop van de zakenman," zingen we.
"Want daar wordt-ie alleen maar slechter van." Bij
Testament klinkt er vanaf de voorste
rijen zowaar een spontaan vrouwenkoor op, een zoete, smachtende lokroep
van provinciale sirenes die alle schroom van zich afwerpen nu hun
droomman na 30 jaar weer is verschenen.
"Ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik
geloof in jou en mij!" zingt Boudewijn de Groot. En iedereen in
Amersfoort gelooft hartstochtelijk met hem mee.
"Ik heb het nooit zo verschrikkelijk leuk gevonden, tot de
laatste tournee. Toen klopte
alles: de muziek, de begeleiding en de sfeer in de band. Ik had het
tijdens de toer niet zo in de gaten, maar toen het afgelopen was,
miste ik het heel erg."