Vanaf 'Meneer de President'
(in 1966) werd De Groot geklassificeerd als protestzanger. "Onzin,"
vindt hij. "Ik wilde niet protesteren, ik wilde mooie liedjes zingen,
verder niet. Ondanks mijn principes en mijn afkeer van
commercialiteit vond ik alles best als het ging om een liedje dat
me beviel. Zo zag niemand iets in
'Het Land van Maas en Waal'.
Het werd al helemaal niet beschouwd als potentiële carnavalshit,
want zoiets was ver beneden onze stand. Het stond op een lp en er zou
geen single van worden gemaakt, Toen werd me gevraagd mee te werken
aan het televisieprogramma op oudejaarsavond en wel als laatste gast
voor middernacht. Ik koos
'Het Land van Maas en Waal'. Niet om
het te pushen, maar het was het vrolijkste liedje van onze verder
sombere, nieuwste plaat. Je hield nu eenmaal beleefd rekening met
het programma waar je in verscheen, dat was in die tijd (1967) zo.
Ik zong dat nummer net voor twaalven, en iedereen zong mee: hoedjes,
toeters, polonaise en het inderhaast geperste singletje lag net op
tijd voor carnaval in de winkels. Heus, het stond me tegen om van
mijn geloof af te vallen, maar aan de andere kant deed dat
vallen niet zo'n pijn."