[Lennaert:] 'De teksten verwijzen allemaal zo'n beetje naar
onze jeugd. Rob en ik zijn ongeveer even oud, we hebben een groot stuk
jeugd gemeenschappelijk. Wij zijn beiden heimelijk vetkuiven gebleven.
Toen we vijftien waren, hoorden we de muziek van de rockgeneratie:
Elvis Presley en de Everly Brothers. Die muziek is voor ons bepalend
gebleven. Daarom, een groot stuk van mezelf is in de teksten terug te
vinden. 't Is net zo als toen met Boudewijn: ik ben persoonlijk bij
mijn liedjes betrokken.'
In het najaar verschijnt bij uitgeverij Strengholt het boekje
getiteld 'Tachtig Teksten'. Alle op de
plaat verschenen teksten zullen erin staan, behalve de vertalingen.
Het bestrijkt de tien jaar dat Lennaert nu bezig is, tot en met de
elpee 'In De Uren Van De Middag' van Rob de Nijs.
[Rob:] In een interview uit het najaar van '71
vertelde Lennaert al dat we samen een langspeelplaat gingen
maken: [...]
Het duurde echter heel lang voordat die langspeelplaat kon verschijnen.
Met de door Astrid ingezongen banden liepen we de ene platenmaatschappij
na de andere af. Niemand zag nog een mogelijkheid om Rob de Nijs opnieuw
te lanceren. Allemaal vonden ze dat ik mijn tijd had gehad; op de
hitparade stonden nu de psychedelische klanken van groepen als Pink
Floyd en Led Zeppelin en het woord tienerster was hopeloos verouderd.
De liedjes die ik in Hamelen zong, waren heel leuk voor kinderen,
maar voor een volwassen publiek konden ze met Rob de Nijs niets meer
beginnen.
Tot we toch weer bij Phonogram belandden, mijn oude
platenmaatschappij, waar Gerrit den Braber nu chef van de afdeling
artiesten & repertoire was.
Een hele elpee durfde Gerrit niet aan, maar met het lied
Jan Klaassen wilde
hij wel een single proberen. Op één voorwaarde:
dat Boudewijn de Groot de producer zou zijn.
Hij had het goed gezien:
Jan Klaassen stond
niet te ver af van het kinderrepertoire waarmee ik weer bekend
was geworden en Boudewijn de Groot was doende zijn vleugels uit
te slaan naar andere sectoren van de muziekindustrie. Het bleek
een magische combinatie te zijn, die zeer tot de verbeelding
sprak van pers en publiek. Boudewijn en Lennaert, het gouden
duo van de jaren zestig, gekoppeld aan een zanger die
vóór hun tijd tienerster was geweest.
Jan Klaassen haalde
in mei '73 de dertigste plaats van de top veertig, de eerste hit
sinds Anna Paulowna uit '66. De verdere opmars werd
ernstig belemmerd door het feit dat het nummer was doorverkocht
voor de compilatie-elpee Alle 13 goed en daar al op stond
voordat de single uitkwam. In die tijd werden van zo'n elpee
minstens 80.000 exemplaren verkocht. Woedend was ik. Maar de
vrede keerde snel terug, want in september '73 werd het tweede
stuk uit de band van Astrid en Lennaert uitgebracht en dat
stootte door tot de derde plaats in de top veertig:
Zuster Ursula. Het uitbrengen
van een langspeelplaat was voor
Phonogram nu geen enkel probleem
meer. [...]
Vlak [na de verhuizing uit de Bijlmer] hebben we [Rob
en Elly] het succes van
Zuster Ursula gevierd met een
etentje in de Auberge in Laren. Het was een wonderlijke tijd:
iedereen die we tegenkwamen, zei nu dat-ie altijd wel had geweten
dat ik terug zou komen. Iedereen claimde ook zijn aandeel in het
succes. Het wereldje wist te melden dat Boudewijn de Groot had
gezorgd voor de spectaculairste comeback in de Nederlandse show
business - alsof ik er zelf part noch deel aan had. We
waren ingericht in de sfeer van de teksten van Lennaert. Zwart
behang, pluimen, ovale portretten aan de muur, losse kleedjes,
spiegels en de hoge rieten stoel die ook op de elpee
In de uren van de middag stond.
Ik was overgelukkig met het nieuwe repertoire. En ik dacht
nog vaak aan de woorden van Phonogram, toen ik rond '64 tegen
ze zei dat ik jaloers was op de liedjes van Lennaert en
Boudewijn: 'Dat is niks voor jou, jij hebt je eigen
publiek.' Ik had nu bewezen dat je twee dingen kunt doen
met publiek: je kunt het dom houden en altijd hetzelfde
brengen, je kunt ook proberen het mee te nemen en te leren
wennen aan een andere koers.
De Nijs: "Jan Klaassen haalde
in mei 1973 de dertigste plaats van de top veertig. De verdere opmars
werd ernstig belemmerd door het feit dat het nummer was doorverkocht
voor de compilatie-elpee Alle 13 goed. Daar stond het liedje al op
voor de single uitkwam, en daar was ik woedend om. In die tijd werden
van zo'n elpee minstens 80.000 exemplaren verkocht."
De vrede keerde snel terug want in september van hetzelfde jaar kwam
met 'Zuster Ursula' het tweede De Nijs-lied
uit. "Het stootte door tot de derde plaats van de top veertig. Het
uitbrengen van een elpee was nu voor Phonogram geen enkel probleem meer.
Door het succes van Jan Klaassen
kwamen ook de aanvragen voor optredens in dancings en discotheken binnen.
Die paar honderd gulden die ik verdiende had ik nodig om er zelf weer
enigszins bovenop te komen. Ik was jarenlang de enige die zeker wist dat
het met mij nog niet was afgelopen."