Regisseur Franz Marijnen is deze week definitief begonnen met de
rockopera 'Ik Jan Cremer'. Tijdens een speciale bijeenkomst in de
Stadsschouwburg van Groningen werd duidelijk dat het omvangrijke
project, met een grotendeels internationale bezetting, 2,2 miljoen
gulden gaat kosten.
Daarvan betaalt het ministerie van WVC zes ton, de Belgische
overheid 5,5 ton, de Vara en NOS dragen 320.000 bij,
vijf ton komt van sponsors en de gemeente Groningen tenslotte, komt
met twee ton over de brug. De première van het theaterstuk,
dat ook naar Den Bosch, Eindhoven en Tilburg komt, is op 10 augustus
in Groningen. De Vara maakt een
televisieregistratie van de
opera, die tezijnertijd ook op langspeelplaat wordt uitgebracht.
Jan Cremers boeken 'Ik Jan Cremer' deel een en twee vormen de
basis voor de rockopera, waarvan het libretto is geschreven door
Lennaert Nijgh. Nijgh zowel als Jan Cremer betoogden nadrukkelijk
dat de opera geen reconstructie zal worden van het turbulente leven
van de schelm, beeldend kunstenaar, schrijver en minnaar Jan Cremer.
Volgens regisseur Franz Marijnen is het werk van Jan Cremer wel een
soort voertuig om te komen tot een actuele voorstelling anno 1985,
"waarbij we vooral geïnteresseerd zijn in de non-conformist die
door de boeken van Cremer wandelt. Gezien het groeiend conformisme
van onze tijd, lijkt ons dat een prima thema om aan te pakken."
Jan Cremer: "En daarbij is de sky the limit."
Cremer zelf bagatelliseerde nadrukkelijk zijn rol bij het
ontstaan van de theaterproduktie, een gezamenlijk projekt van de
Groningse Dienst Stadsschouwburg, Noordelijk Theater De Voorziening
en vrije producent René Solleveld. Cremer: "Mijn rol is
adviserend geweest. Ik heb gesproken met regisseur Franz Marijnen.
Verder ben ik hier slechts vanwege de tewaterlating van dit schip,
ik hoop dus dadelijk de champagne te incasseren." En op de vraag
of de rockopera ook zal worden uitgebracht in de Verenigde Staten:
"West-End en Broadway zijn mijn doelen, ik zou liegen als ik zou
zeggen dat dat niet zo is."
Franz Marijnen verklaart dat het welslagen van zijn produktie
van groot belang is om dit soort theaterspektakel in Nederland te
kunnen blijven ontwikkelen: "Het is voor het eerst dat het
ministerie van WVC zo uitbundig financiële steun verleent
aan een dergelijk project. Als wij lukken, dan zijn er in de
toekomst meer kansen voor rock en pop. De jeugd heeft daar een
gigantische interesse in. En ondanks clips, Sky Channel enzovoorts
doet het Nederlands theater niets om bij de jeugdcultuur aan te
sluiten. Wat dat aangaat hebben wij een voortrekkersrol."
Voor de rockopera 'Ik Jan Cremer' hebben ongeveer 600 mensen
auditie gedaan. Uiteindelijk bestaat de cast voor een groot deel
uit buitenlanders. Als verklaring daarvoor zei Marijnen dat de
Nederlandse toneelscholen en kleinkunstacademie onvoldoende
geschoold talent afleveren: "Opmerkelijkerwijze komen nogal wat
mensen van de Antwerpse toneelschool Studio Herman Teirlinck.
Daar leren ze dus heel wat beter dansen en zingen dan bij ons
in Nederland." Jan Cremer over het tableau de la troupe: "Met
deze cast kun je de oorlog winnen."
Over de keuze voor Groningen als produktie- en
premièreplaats, Franz Marijnen: "Het cultureel klimaat
in deze stad is buitengewoon. Laten we zeggen: Amsterdam heeft
het, Rotterdam doet het en in Groningen gebeurt het, dat is
de realiteit."
De titelrol in de rockopera is voor Peter Tuinman, de
componist is Gerard Stellaard en de choreografie is van de
New Yorker Rick Atwell. Paul Staples is de ontwerper van een
gigantisch hydraulisch en mechanisch beweegbaar decor; zo
groot en zwaar dat het in diverse theaters in Nederland niet
op het toneel kan.
Een van de duurste theaterprodukties van de jaren tachtig
gaat 10 augustus in de Stadsschouwburg van Groningen in
première. Vier miljoen gaat de rock-opera Ik, Jan Cremer
kosten. Een oud plan van regisseur Franz Marijnen en producent
René Solleveld, dat dank zij subsidie van Nederlandse en
Vlaamse ministers en van de gemeente Groningen na vijftien jaar
eindelijk door zal gaan, met Peter Tuijnman in de rol van de
Nederlandse macho van de vroege jaren zestig. Voor de muziek
tekent Gerard Stellart (bekend van Popie Jopie), nadat Loek Dikker,
meer een man van de modern-klassieke muziek, het had laten afweten.
En schrijver Louis Ferron werd voor de tekst vervangen door Lennaert
Nijgh, ook al een bekende uit de jaren zestig: de man achter de
lyrische teksten en protestsongs van Boudewijn de Groot. Is
het niet raar als een ex-romantische hippie de tekst schrijft
voor de opera over een realistische rocker? Toon Möller
en Hans Olink gingen verhaal halen bij Lennaert Nijgh.
Precies twintig jaar geleden maakte Lennaert Nijgh, via het
melancholieke gezang van Boudewijn de Groot, zijn
Testament op. Voor ons,
Voor de Overlevenden
beschreef hij zijn gesjochten relaties, opdat wij het beter
zouden doen. Maar ook hield hij ons voor:
Er komen betere tijden. Het is
nu zomer 1985. Nijgh is inmiddels de 40 gepasseerd en is nog
altijd non-konformist. In die hoedanigheid heeft hij zojuist de
tekst voor de rockopera Ik Jan Cremer afgerond: "Het
wordt een miljoenenprojekt. En of Cremer nu al of niet loodrecht
op mijn verleden staat, maakt me niets
uit."[...]
- Maar je hebt meer gedaan dan de
bruut uithangen, liedjes schrijven en de vrijdenker zijn.
"Tsja. wat moet ik daar nu over zeggen? Zo veel!
[...] Weet je wat de ellende is? Ik heb
me steeds terug moeten trekken van mijn passie: de lyriek en de
bellettrie. En dan vind ik Malle Babbe,
het liedje, dat Rob de Nijs naar een hit zong, nog niet eens mijn
diepste buiging."
- Je voelt je dus naar de 'middle
of the road' gezogen. Voel je je door de vervlakking in de
muziekkultuur ook persoonlijk gediskwalificeerd?
"Het houdt je natuurlijk wel bezig, maar ik ben wel wat gewend.
Ik denk wel eens aan Rob de Nijs, een vent die het vak ook door
en door kent. We hebben ons twee jaar te barsten gevochten om zijn
renaissance voor elkaar te krijgen. Dat is ook gelukt. Uit mijn
eigen glorietijd heb ik bovendien een soort optimistisch minimum
overgehouden. Al investeren de platenmaatschappijen geen dubbeltje
meer in mijn 'afwijkend genre', ik hou mezelf overeind! Af en toe
pak ik mijn schip en dan bezoek ik mijn kornuiten in Amsterdam en
dan gaat Nijgh weer prima. Niks doemdenken. Er komt altijd iets, of
alles, zoals nu: Ik, Jan Cremer. Het was heerlijk om nu eens in een
rockidioom te schrijven. Een uitdaging. Temeer omdat je weet dat
zo'n wilde Nederlandse musical valt en staat bij de verstaanbaarheid
van de tekst." [...]
- Anders dan zo'n twintig jaar
geleden bevind je je nu als lyrikus op het spoor van de realist
Cremer. We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat jij
uiteindelijk een levensbeschouwlijke switch van 180 graden hebt
gemaakt.
"Ik herken in Cremers levenshouding veel meer dan twintig jaar
geleden. Cremer was weliswaar ook een hemelbestormer, maar hij
heeft zonneklaar, en direkt als geen ander, het Faustachtige van
het leven weten te vatten. Oprukkend uit de golven van Enschede
werd hij steeds duidelijker zijn eigen mythe. Ik vind het prachtig.
Daarom heb ik deze mythe in een eigentijdse tekst willen pakken.
Een nieuwe schepping, ondersteund door muziek uit deze tijd. De
klankkleur heeft niets meer met de jaren vijftig of zestig te
maken. Het gaat mij om mensen die nu vastzitten, voelen en willen
uitbreken. Tegelijkertijd is het verhaal zo'n beetje gericht tegen
dezelfde jeugd van nu, die zich steeds meer lijkt te konformeren.
Ik kom bij wijze van spreken net van de barrikade af en wat tref
ik aan? Een zootje van die lullebullen. Da's toch voor ieder
goedwillend mens onverdraaglijk?"
In de loop der jaren was Lennaert Nijgh bij diverse musicals
betrokken. Hij deed de produktie van de Nederlandse
'Hair', vertaalde
'Salvation' en schreef
'De engel van Amsterdam'
(met Jasperina de Jong) en 'Ik, Jan Cremer'.
[Lennaert, over Bloemen voor Lennaert Nijgh:]
Boudewijn doet er uiteraard aan mee, Rob de Nijs, Karin
Bloemen zelfs, en er komt ook nog een ballet-scene uit "Ik, Jan
Cremer" in voor. [...]
HUMO : Sommige mensen leven meer nu ze dood zijn dan toen
ze nog leefden.
Lennaert : « Omdat ze onsterfelijk zijn geworden.
Jan Cremer was een ongebruikelijke held voor een musical, die in
feite ging over de wanhoop van de rock & roll en het onvermogen om
de ouderdom te keren. Jan had eigenlijk dood moeten zijn, maar hij
heeft dus zelf de oplossing gevonden : "Jan Cremer is bij z'n
leven al onsterfelijk." Ik heb al zijn boeken, met opdracht. Hij
heeft, wat ik niet wist, leren schilderen van een oudoom van mij in
Hengelo. Toen ik daar als kind logeerde, moet hij er les hebben
gehad. Alles viel, kortom, op z'n plaats. »
HUMO : Toch lijken jullie me twee totaal verschillende types,
jij de dromer, hij de realist.
Lennaert : « Cremer een realist ? Iemand
die op z'n achtste jaar fantaseert dat ie met Jayne Mansfield in
een open auto door Amsterdam rijdt en dat later ook echt doet,
dat is een grootheid. Die dromen had ik ook, zoals alle jongetjes
van die leeftijd. Maar hij dééd het. Jan Cremer is
vierentwintig uur per dag Jan Cremer. Bij het maken van die musical
lag hij voortdurend dwars, want hij vond het allemaal maar niks.
Bijvoorbeeld dat de hoofdrolspeler, Peter Tuinman, een snor
had. Mensen met snorren en baarden hadden volgens hem iets te
verbergen. Nou, daar zaten Franz Marijnen en ik, ook al van die
tuinkabouters. Cremer is in staat twee taxi's te nemen :
één voor zichzelf en één voor z'n
schoenen. Na de première zei ik : Jan, er staat een
rotstuk in de krant. En hij : "Jan Cremer leest niet. Ik kijk
alleen of m'n naam er boven staat en hoe groot het stuk is." En hij
kreeg gelijk. Altijd. Ze zeiden : "Jan Cremer, die zijn de
mensen allang vergeten." Nou, vergeet het maar. No way. »
- Er waren ook perioden dat Boudewijn jou tevergeefs om teksten
smeekte.
NIJGH: "Dan was ik met theater ofzo bezig."
- Dat moet hem kwaad hebben gemaakt.
NIJGH: "Oh, ongetwijfeld. Maar als ik werk aan dingen voor
Jasperina de Jong, of aan een musical over Jan Cremer, kan ik niet
óók.. begrijp je? Dat zijn totaal andere instrumenten,
andere orgels, andere klavieren, andere registers."
Als Nijgh gevraagd wordt naar de hoogtepunten in zijn
carrière, benadrukt hij direct het probleem van een piek
aan het begin. "Ik ben eigenlijk constant mijn eigen concurrent
geweest." Maar dan rolt er toch een behoorlijke reeks uit. Zo ziet
Nijgh een directe lijn tussen zijn musicalwerk en de successen van
Joop van den Ende. Ter gelegenheid van het 700-jarig bestaan van
de stad
Amsterdam schreef hij
De Engel van Amsterdam,
een eigenzinnige bewerking van de Gijsbrecht. En in de rock-opera
Ik, Jan Cremer (1985) kon hij laten zien dat hij de tijdgeest
nog steeds goed kon verwoorden. Artistiek was de musical een redelijk
succes, de chaotische organisatie deed de productie de das om: "Wij
bakten een geweldige taart, en daarmee viel de ober van de
trap." [...]
Nijgh heeft niet alleen veel geschreven, maar bovendien veel
verschillends, ook liederencycli en complete musicals (van het
door Vondels Gijsbrecht van Aemstel geïnspireerde
De engel van Amsterdam tot
de rockopera Ik Jan Cremer, zodat niet alleen Boudewijn de Groot
of Rob de Nijs, maar bijvoorbeeld ook Jasperina de Jong en Liesbeth List
(en zelfs Miek en Roel) materiaal van hem hebben opgenomen.
Toen De Groot genoeg kreeg van het etiket protestzanger, in een
identiteitscrisis terechtkwam en met Engelse teksten ging experimenteren,
ontstond hun eerste professionele verwijdering.
Nijgh ging zich op andere artiesten richten zoals Rob de Nijs en
hield zich bezig met de eerste grote Nederlandse musical
Ik, Jan Cremer. Dat de chemie tussen hem en Boudewijn de Groot de
tand des tijds doorstond, bleek toen een hernieuwde samenwerking in 1996
leidde tot de succesvolle cd en de
toernee Een nieuwe herfst.