Boudewijn de Groot (32), de in zichzelf gekeerde pionier van
het Nederlandse luisterlied, is gezwicht voor de morele pressie
die er vanuit België op hem werd uitgeoefend. Na jarenlang
een nogal teruggetrokken bestaan te hebben geleid, vertoont hij
zich sinds november '76 weer 'live' aan het Vlaamse
publiek. [...] Zij worden niet
teleurgesteld. Boudewijn heeft grondig gerepeteerd met zijn
tijdelijk in het leven geroepen Jeroen Bosch Band, kent alle
teksten weer van buiten en de hits van weleer bruisen van vitaliteit.
Noem ze maar op: Meisje van zestien,
Aeneas nu, Het Spaarne,
De Waterdrager,
Ballade van de vriendinnen van een nacht,
Beneden alle peil,
De Noordzee,
Verdronken vlinder,
Testament, Jimmy, Als de rook om je
hoofd is verdwenen. Anderhalf uur blijde herkenning.
Neerpelt. Een mistige vrijdagavond. De plaatselijke schouwburg
zit vol en wacht op de zanger, die in Vlaanderen nog ongekend
populair is. Stipt op zijn tijd staat hij achter de microfoon.
Het haar van Boudewijn de Groot blijkt inmiddels met grijs
doorschoten. Verder ziet hij eigenlijk er nog precies hetzelfde
uit, en dit geldt als hij eenmaal is begonnen met optreden ook
voor zijn stem. De zanglessen die hij indertijd nam bij Bep
Ogterop hebben de monotonie er niet uit kunnen verwijderen.
Vooral als de band stevig mept - bijvoorbeeld in het van Hans
de Booy bekende 'Annabel' - komt De Groot duidelijk te kort.
Het mooist zijn van hem nummers als 'Het Spaarne'. De intimiteit
van de voordracht is dan maximaal. Een van de hoogtepunten van
wat het publiek krijgt voorgezet.
Boudewijn de Groot Concert. Muzikale bezetting: Boudewijn de Groot
(gitaar en zang), Jan Rietman (piano), Jan Vermeulen (bas), Hans
Hollestelle (gitaar), Hans Jansen (toetsen), Louis Debij (drums).
Gezien De Schouw Uden. 29 november 1983.
Boudewijn de Groot vergrijst. Niet alleen zijn haren, maar
vooral zijn muziek, die is blijven staan in een ontwikkeling.
Voor een gemêleerd publiek, dat gisteravond de zaal van
De Schouw in Uden vulde, maakte dat blijkbaar niet eens zoveel
uit. De driehonderd tieners, twens en alles wat daar boven komt,
waren gekomen voor 'Het Spaarne',
'De Zwemmer', 'Jimmy' en 'Malle Babbe'.
Allemaal nummers, die Boudewijn de Groot jaren geleden ook al speelde.
Met de zes of zeven nieuwe liedjes had het publiek duidelijk meer
moeite. En toch lijkt het tijdperk van
'Verdronken Vlinder' afgerond.
Boudewijn de Groot heeft gekozen voor het hardere werk. Minder
melodieus, maar directer. Een pluspunt is dat niet meteen. Het
nieuwe materiaal mist alle ingetogenheid.
Louis Couperus was in Lennaerts jonge jaren zijn favoriet. "Wat me
in hem zo aantrok was zijn bloemrijke taal, zijn stijl, de krullen die
hij hanteerde. Later heeft de Ierse auteur James Joyce zijn plaats
ingenomen. Als je eenmaal in zijn ban bent, gaat een kosmos voor je
open. Joyce is voor mij als een middeleeuwse kathedraal waarin alles
met elkaar verband houdt." Dichter bij huis is er Nijghs nauwe
verbondenheid met zijn geboortestad Haarlem. Niet zo maar schreef
Lennaert liedjes over het Spaarne,
het Huis met de beelden en
de holle boom van Kraantje Lek, waar
volgens een Haarlemse legende de kindertjes vandaan komen.