[Lennaert:] In verschillende verwarde periodes heeft de
hoer een grote rol in mijn leven gespeeld. De romantiek van zo'n
vroege ochtend, in de warme buurt van Amsterdam. Het uur dat niet
meer bestaat; door de invoering van de zomertijd is die sfeer tussen
drie en vier uur 's morgens onherroepelijk weggesneden. Dan liep ik
daar rond. Ik ben een solistische Haarlemmer; ik wandel daar maar wat,
behoor tot geen enkel echelon. Een atmosfeer die zich als het ware
buiten deze tijd afspeelt - dat klinkt ook sterk door in mijn teksten.
Haarlem heeft iets deftigs; deftig, in de oorspronkelijke zin van het
woord; voordat het gebruikt werd als bekakt, betekende het een niet
zo swingende integriteit; dat puur Hollandse is in Haarlem uitermate
gaaf bewaard gebleven.
De combi De Groot-Nijgh levert wéér en nog steeds
wonderschone liedjes op, maar krijgt nooit iets van een continue
productie. Deadlines werken niet meer voor Nijgh. Negen van de veertien
stukken op Een Nieuwe Herfst zijn door
hem aangeleverd, maar liefst vier zoals Rondeel zijn van ouder
datum. [...]
Een Nieuwe Herfst is vooral
een evenwichtige plaat geworden, doordat De Groot in staat is
gebleken de gedichten van Nijgh terughoudend te orkestreren en van
merendeels trage, meeslepende melodieën te voorzien. Producer
Jacob Klaasse zorgt voor opwindende arrangementen, een subtiele,
vloeiende aanpak, waarin het Nijgh-materiaal mag contrasteren met
de opgewektere liedjes die De Groot schreef op teksten van Herman
Pieter de Boer (Vrolijke Violen),
Ruud Engelander en Harm Schepers. Nijgh moet niks van die
heerlijk oppervlakkige uitstapjes hebben, maar bijt liever het puntje
van zijn tong af dan over de teksten van anderen te praten. Zo zondigt
Vrolijke Violen tegen alle nauwsluitende taalkundige
principes die Nijgh zelf hanteert. "Is dat zo?
O!"
"De Roos is een sleutelnummer op
deze plaat," geeft Nijgh toe.
"Dáár ben ik mee bezig en niet met die teksten van anderen.
Je zal gemerkt hebben dat De Roos een
parafrase is op Dante, zoals het lied over de hoerenloper de titel
Rondeel draagt en dus ook de vorm heeft van een rondeel.
De Roos is geschreven voor
één enkele vrouw. De laatste strofe bevat het
statement, ja. Ik schreef vroeger dingen als
Canzone 4711 en daarvoor bestaat
net zo'n krachtig literair reglement als voor een rondeel. Het is
strak van vorm, gevoelig van inhoud. Het is een uitdaging om een
gedicht met het eind te beginnen. Als dat dan lukt, houd je iets
over van de liefde." [...]
[Boudewijn:] " [...]
In Rondeel komt Lennaert opeens met een heel opvallend
statement over Haarlem, onze stad waar hij geboren is en die hij
toch het minste kent van alle steden."
De stad zal schrikken van de De Hoerenloper. Niet dat ze 't
niet wisten van Nijgh, maar ervoor uitkomen in de vorm van een thans op
de plaat gezet liedje waarin je vertelt dat je er zoveel hebt liefgehad,
dat is een andere zaak."
Lennaert Nijgh: "Mijn collega in deze, wijlen Ischa Meijer, zei
altijd: wat maakt "t uit? Het is ook schijnheiligheid. Als je het
vliegtuig neemt, komt niet zelden de helft van de andere rij op
Schiphol naar je toelopen om je details van het vak te vertellen. Er
zijn veel meer hoerenlopers dan je vermoedt. En ze weten het van
elkaar. Jaja."