"De archeoloog die te zijner tijd
'Ik Doe Wat Ik Doe' opgraaft, zal
de indruk kunnen krijgen dat ik wel eens wat met Boudewijn de Groot
heb geschreven, maar hem moest inpassen in mijn drukke werkzaamheden.
Dat is de schuld, respectievelijk de verdienste, van Jacques
Klöters en Kick van der Veer, die boek
zowel als dubbelalbum hebben
samengesteld en zich hebben laten leiden door zorg voor liederen
die misschien verloren waren gegaan als ze niet nü, op de grens
van twee millennia, waren gebloemleesd. Vandaar
'De Bark Van De Griffioen', in plaats van
'Land Van Maas En Waal'. Het is een
visie. Waar zou 'De Kooi Beschermt De Vogel', dat Peter Schön en
ik ooit voor Fred Piek, de zanger van Fungus, hebben geschreven, zonder
Jacques en Kick gebleven zijn, nietwaar? Onder het stof der eeuwigheid
waarschijnlijk. Overigens heb ik ze ervan moeten weerhouden nóg
obscuurder te werk te gaan. Ze stelden soms liedjes voor die ik niet
eens meer herkende als van mijn hand, terwijl ze toch echt van mijn
harde schijf kwamen."