HUMO : Voor wie hebben jullie nog meer als songschrijvers
gewerkt ?
Lennaert : « Als duo voor Liesbeth List. Daarnaast
heb ik afzonderlijk dingen gedaan voor Jasperina de Jong, zoals de
musical "De engel van Amsterdam",
en, toen daar nog echt veel opdracht voor gegeven werd, losse dingen voor
de radio en tv. Daar zijn liedjes uit voortgekomen als "Ik doe wat ik
doe", dat geschreven is voor een cabaret van Jenny Arean bij
de VPRO. Later had Astrid er een hit mee. Dat was een wat ongelukkige start,
want ze kreeg er een stempel door. "Malle Babbe"
gaat trouwens óók over dat onderwerp : hoeren. Ik voel
me daar zeer mee verwant. »
Zo welbespraakt als de 55-jarige schrijver in zijn liedteksten is,
zo moeilijk vindt hij het om over zichzelf te praten. Hoewel hij de
hommage prachtig vindt, moet er volgens Nijgh ook niet te veel over
gezeurd worden. "Ik doe wat ik doe en meer valt er eigenlijk niet
over te vertellen." Het is dan ook niet voor niets dat het komende
verzamelboek ook de titel draagt van dit
hitje dat hij ooit voor zijn toenmalige vrouw Astrid Nijgh schreef.
Schrijven doet hij al sinds hij zich kan herinneren. "Ik deed het
eigenlijk al voor ik daadwerkelijk schrijven kon. Mijn bedlegerige
grootmoeder woonde bij ons in en zij schreef al mijn fantasieën
en verhalen op."
Toch is het schrijven van liedjes een vak apart. "Het is zo anders
dan bijvoorbeeld een boek schrijven. Bij een roman is de hoeveelheid
tekst een stuk groter. Liedjes zijn een soort gedichten waarin je het
met weinig woorden moet doen. En daardoor wegen ze des te zwaarder",
aldus Lennaert Nijgh, die aan de wieg stond van hits als
'Malle Babbe' en 'Ik doe wat ik doe'.
Voor zijn eerste vrouw Astrid Nijgh schreef
[Lennaert] een radicaal feministisch oeuvre bij elkaar, ook al
was de topper uit die cyclus, Ik doe wat ik doe, oorspronkelijk
gemaakt voor Jenny Arean.
[Lennaert, over Ik doe wat ik doe [lied]:] "Het idee voor
dit nummer is geboren in de rosse buurt van Haarlem. Ik ben bij tijd en
wijle een hoerenloper geweest. Astrid, met wie ik in die tijd getrouwd
was, schreef er muziek bij. Volgens mij zonder te weten waar ik de
inspiratie voor het nummer vandaan had."
"De hoerenwereld had een soort romantiek die me fascineerde. Ik
voelde ook een zekere zielsverwantschap met de dames. Ze waren erg op
me gesteld. Achteraf hebben ze me wel eens verteld dat de minachting,
die ze bij andere mannen voelden, bij mij ontbrak."
"Het is de ironie van het lot dat Astrid na onze scheiding en
na haar coming out juist met dit nummer haar grote succes had."
De neiging om zich aan de rand van of zelfs buiten de samenleving te
plaatsen, zat er bij Lennaert Nijgh al vroeg in en die anarchistische
romantiek is hij nooit meer kwijtgeraakt. Het spreekt uit bijna al zijn
liedteksten. Niet alleen de overbekende, waar Boudewijn de Groot hits van
wist te maken. Ook in de teksten die terechtkwamen bij zijn vroegere
vrouw Astrid Nijgh, bij Rob de Nijs, Jasperina de Jong, Cobi Schreijer en
Adèle Bloemendaal, gaat hij tekeer tegen de bekrompen moraal, toont
hij sympathie voor hoeren (Malle Babbe,
Ik doe wat ik doe), en bewierookt het zeemansleven.
[De] discografie in het laatste hoofdstuk van
Ik doe wat ik doe laat
een waslijst aan namen zien. Daaruit kunnen we ook opmaken dat de
teksten Nijgh, al dan niet in combinatie met muziek van Boudewijn
de Groot, bij jongere generaties nog altijd in trek zijn. Onder de
acts die de laatste jaren werk van hem opnamen, kom je namen tegen
als Paul de Leeuw (die o.a. Ik doe wat ik doe en
Aan de andere kant van de heuvels
coverde), De Dijk, Bettie Serveert, Tröckener Kecks, The Nits
en Rowen Hèze.