[Lennaert, vermoedelijk over De bark van de Griffioen:] "Als ik
achteraf teksten uit die tijd bekijk, denk ik wel eens: Wat was ik
naïef. Maar mijn naïeviteit hoorde bij die tijd. De teksten
die ik eind jaren zestig schreef, waren wat waziger. Ik werd een
poëtische tekstdichter genoemd. Zelf vond ik het nooit zo duister,
maar ik kan me herinneren wat Adèle Bloemendaal eens van zo'n
tekst zei: Wat een larie!"
"De archeoloog die te zijner tijd
'Ik Doe Wat Ik Doe' opgraaft, zal
de indruk kunnen krijgen dat ik wel eens wat met Boudewijn de Groot
heb geschreven, maar hem moest inpassen in mijn drukke werkzaamheden.
Dat is de schuld, respectievelijk de verdienste, van Jacques
Klöters en Kick van der Veer, die boek
zowel als dubbelalbum hebben
samengesteld en zich hebben laten leiden door zorg voor liederen
die misschien verloren waren gegaan als ze niet nü, op de grens van
twee millennia, waren gebloemleesd. Vandaar 'De Bark Van De Griffioen',
in plaats van 'Land Van Maas En Waal'. Het
is een visie. Waar zou 'De Kooi Beschermt De Vogel',
dat Peter Schön en ik ooit voor Fred Piek, de zanger van Fungus,
hebben geschreven, zonder Jacques en Kick gebleven zijn, nietwaar? Onder
het stof der eeuwigheid waarschijnlijk. Overigens heb ik ze ervan moeten
weerhouden nóg obscuurder te werk te gaan. Ze stelden soms liedjes
voor die ik niet eens meer herkende als van mijn hand, terwijl ze toch
echt van mijn harde schijf kwamen."