Type: Knipselmap

Tobia [1971]

KNIPSELS:
'Uit mijn glorietijd heb ik een optimistisch minimum overgehouden'  1985, juni 26
- Maar je hebt meer gedaan dan de bruut uithangen, liedjes schrijven en de vrijdenker zijn.
[Lennaert:] "Tsja. wat moet ik daar nu over zeggen? Zo veel! Wat wil je weten? Of ik leraar dramatische expressie ben geweest? Ben ik. Toen ze te rechts werden op die school heb ik er gauw een punt achter gezet en ben ik weer aan het schrijven geslagen. Dat is waar ook, ik heb een roman geschreven en nautische liedjes voor Astrid, mijn ex-vrouw; aan de drank soms, en aan de grond wat vaker gezeten. Weet je wat de ellende is? Ik heb me steeds terug moeten trekken van mijn passie: de lyriek en de bellettrie. En dan vind ik Malle Babbe, het liedje, dat Rob de Nijs naar een hit zong, nog niet eens mijn diepste buiging." [...]
- In de periode dat Jan Cremer zijn egocentrisch-realistische wereldvertolking schreef, komponeerde jij allerhand idealistisch tekst-materiaal, dat daar loodrecht op stond. Valt na twintig jaar dan alles samen?
"Cremers roman was al in de begin jaren zestig een bestseller en toen had nog bijna niemand van Nijgh gehoord. Doch voor hem zowel als voor mij geldt dat we met volstrekt andere dingen bezig waren, dan waar men ons van heeft leren kennen. Cremer was beeldend kunstenaar en zelf was ik alleen maar aan het piekeren over mijn rol jegens mogelijke vrouwelijke tegenspelers. Lees de flaptekst maar op mijn roman: Tobia, of de Ontdekking van het Masturbaat. Ernst Van Altena zei het treffend: Tobia is een typische anti-held, geen Ik Jan Cremer, maar een Ik Jan Lul. Zijn belevenissen zijn het negatief van de befaamde Cremer-orgasmen. Het boek werkt meer op de lachspieren dan op de kringspieren."
"Ik wil dóórklimmen. Bergop vallen er immers altijd minder doden dan bergaf"  1989, september 28 - donderdag
Lennaert : « Ik werk als columnist voor het Haarlems Dagblad en daarnaast doe ik dingen voor een samenwerkingsverband van kranten. Ik kom zelf uit een krantenfamilie, dus ik heb daar altijd wel feeling voor gehad. Verder is het de bedoeling dat volgend jaar een novellenbundel uitkomt, het vervolg op een roman die ik in 1970 schreef : Tobia. Het was het meest gestolen boek uit de bibliotheek hier in Haarlem.
De eerste 50 jaar Lennaert Nijgh, De Overlevende  1995, januari 28 - zaterdag
Jan-Willem Schrofer
directeur van de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam
"Vanaf 1962 tot en met 1966 zat ik zomers lang met een groepje in het huis van m'n ouders, De Berenklauw, in Aerdenhout. Daarbij zaten Jeroen Krabbé met zijn vriendin en latere vrouw Herma, Rudolf Lucieer, Boudewijn de Groot, Anneke Versteeg, Lennaert en ik. We waren een heel creatief clubje dat heel diepgaande gesprekken voerde. We hadden echt het idee dat wij de wereld anders gingen aanpakken. Wij wilden ons de wereld eigen maken en vonden onszelf de laatste overlevenden. Een plaat van Boudewijn heet daarom ook 'Voor de overlevenden'. De teksten op die plaat zijn een exacte beschrijving van de sfeer van toen. Ik kon altijd enorm genieten als ik zag hoe Lennaert aan het worstelen was met z'n teksten die hij in De Berenklauw schreef. Toen ik in Rotterdam ging studeren, heeft Lennaert mij regelmatig ellenlange brieven geschreven. Een deel van die brieven is later opgenomen in zijn boek 'Tobias of de ontdekking van het masturbariaat'."
Samensteller van knipselmap en knipsels: Daniël




Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email