Zijn voordracht is zeker verdienstelijk. De jonge zanger, die
vanwege zijn erg lange haar vaak voor een Beatle wordt uitgemaakt,
zong op de film "Feestje bouwen" van Lennaert Nijgh, twee eigen
liedjes. Scenarioschrijver en T.V.-commentator Ed Lantenslager zag
de rolprent toevallig en hij hoorde er iets in. Op zijn aandringen
ging Bo door. Nijgh schreef vier teksten, die zijn vriend op muziek
zette en zong. De grammofoonplatenmaatschappij Decca vond het
resultaat terecht de moeite waard. Op single verschenen al spoedig
"Strand" /
"Refrein voor...." en
"Elégie prénatale" /
"Seksuele voorlichting".
Op
[het lyceum] begon het. Zoals iedereen tokkelde
[Boudewijn] af en toe wat op een gitaar en zong er wat bij.
Op aanraden van zijn schoonzusje ging hij er mee door en nam gitaarles.
In die tijd was Jaap Fischer erg populair bij de middelbare scholieren.
Dit genre lag Boudewijn wel, hij schreef zelf een paar liedjes en zong
deze op schoolavonden. Hij maakte kennis met de nu 19-jarige Lennaert
Nijgh, een Haarlemse jongeman die af en toe stukjes in een krant schreef
en voor zijn plezier films maakte.
"Lennaert had voor een geluidsfilm een jongen nodig die liedjes
bij een gitaar zong," zegt Boudewijn. "Die jongen werd ik. Ik schreef
twee liedjes en die werden opgenomen. Er zou niets gebeurd zijn als
Lennaert zijn film niet een keer vertoond had voor een paar kennissen
van zijn ouders. Daar was ook Ed Lautenslager, omroeper bij de NTS.
Hij meende dat ik een aardige stem had, maar vond dat Lennaert de
liedjes voor mij moest schrijven."
Dit gebeurde. Ed Lautenslager had relaties bij Phonogram, er
werd een bandje opgestuurd en Phonogram-functionaris
Tony Vos was onmiddellijk
enthousiast. De liedjes
"Élegie prénatale" en
"Strand" werden op de plaat gezet.
Daarna volgde een plaatje met
"Seksuele voorlichting" en
"Refrein voor..." en binnenkort komt
er een e.p.-tje met deze vier
liedjes en nog twee andere.
Het zingen is voor Boudewijn de Groot min of meer toevallig
begonnen, en in feite een direct gevolg geweest van zijn
gitaarspelen. Vanuit de periode dat hij samen met Lennaert
Nijgh op het Haarlemse Coornhertlyceum zat, stamt de eerste
kennismaking. Maar tot gezamenlijke activiteiten kwam het pas
toen Lennaert, inmiddels naar een andere school overgestapt,
voor een amateurfilmpje een
"jongen met gitaar" nodig had. Omdat er ook wat gezongen moest
worden, schreef Boudewijn zelf twee liedjes, die achteraf minder
geslaagd bleken. Zijn zangerskwaliteiten werden echter opgemerkt
door een bij de televisie werkzame vriend van de familie Nijgh,
die een auditie bij Wim Ibo tot stand bracht. En daarmee is de
zaak aan het rollen gegaan.
Boudewijns carrière is gestart in 1964. Na zijn
lyceumtijd in Haarlem kwam hij terecht op de filmacademie in
Amsterdam, leerde later gitaarspelen, was een groot
bewonderaar van Jaap Fischer en kwam daarom terecht in een
speelfilmpje van Lennaert Nijgh. Hij zong er twee romantische
liedjes in. NTS-man Ed Lautenslager zag bij kennissen deze
film, was enthousiast over de stem van Boudewijn, bracht hem
in contact met Phonogram en het resultaat was een
proefcontract in 1964 met daarna twee plaatjes.
Het begon allemaal in 1962.
[Boudewijn] was zeventien, had gitaarles en zong liedjes
van Jaap Fischer om zich zelf te kunnen begeleiden. In kleine
kring, soms op school, in Haarlem.
Lennaert Neigh, die nu de teksten voor hem schrijft, maakte in
die dagen een paar filmpjes en Boudewijn verscheen via zo'n
filmpje op het witte scherm. Besnorde televisieman Ed
Lautenschlager zag wat in hem, bezorgde hem enkele introducties
en Boudewijn was 'ontdekt'.
Er volgden wat plaatjes, single en EP. De teksten waren steeds
van Neigh, de muziek, voor zover het geen vertalingen betrof
van Boudewijn zelve.
[Boudewijn:] "Lennaert en ik kenden elkaar al van de
lagere school. Maar later zijn we elkaar uit het oog verloren en
eigenlijk raakten we pas op de filmacademie weer bevriend. Lennaert
was toen aan een filmpje bezig, "Feestje bouwen" heette het, en hij
zocht een jongen, die liedjes zong. Je weet wel, zo'n zanger die
romantisch onder het balkon ouderwets stond te doen. En toevallig
was ik in die tijd juist wat aan het proberen met een gitaar, min
of meer geinspireerd door Jaap Fischer. En daarom heeft hij mij
toen genomen voor zijn film. Het was trouwens de eerste keer,
dat-ie een liedje schreef, "Aan het strand",
en alweer door een toeval trok dat twee jaar later de aandacht van
een televisieman, van Ed Lautenschlager".
Tot februari van dit jaar werkte Boudewijn als magazijnbediende bij
De Bijenkorf. Maar nu heeft Boudewijn aanbiedingen genoeg om er samen
met zijn vrouw ANNEKE en zijn één jaar oude
zoon MARCEL van te kunnen leven.
Deze week vertelde hij mij hoe bij ontdekt werd. "Het is een
heel romantische ontdekking," zei hij. "Want ik ben vroeger nooit
van plan geweest om te gaan zingen. Ik werd bij toeval ontdekt.
Mijn eerste plan was, om bij de film te gaan werken. Films
maken leek mij mooi werk en daarom begon ik lessen te volgen
op de Amsterdamse filmacademie.
HET WAS ED LAUTENSLAGER, die mij ontdekte. Ik had op de
filmacademie in een filmpje gespeeld van Lennaert Nijgh en daar
zong ik een paar
liedjes in. Een jaar later, in 1964, zag Ed Lautenslager dat
filmpje en hij zei: "Je moet doorgaan met zingen. Het is best
aardig." En dat kweekte zelfvertrouwen bij mij. Ik had vroeger
nooit het idee, dat ik goed zou kunnen zingen. Maar ik dacht,
als men het mooi vindt, moet ik het maar eens proberen. En zo
werd ik bij de platenmaatschappij geïntroduceerd.
Het is eigenlijk pas echt begonnen, nadat
[Boudewijn] met het diploma in zijn zak, de
filmacademie verliet. Op een goede dag ontmoette hij een zekere
Lennaert Nijgh, die in hem de jongen met de gitaar zag, die hij
in een film nodig had.
"Ik vond het interessant" - zegt Boudewijn nu - "ik zong in die
film twee liedjes en
....."
Ja, en zo is het eigenlijk doorgegaan. Lennaert Nijgh schreef
teksten en Boudewijn zong ze. Een samenwerking, die nog steeds
voortduurd en die al verschillende successen heeft
opgeleverd.
't Begon zo - Boudewijn en Lennaert waren enkele jaren geleden
nog leerlingen van de Rijksacademie voor filmkunst, toen Boudewijn
voor een van Lennaerts speelfilms twee eigen liedjes moest zingen.
De film ("Feestje bouwen") kwam ter oge en ore van V.P.R.O.'s besnorde
chanson-jockey Ed Lautenslager die over Boudewijns liedjes een gat
in de lucht sprong en Phonogram warm maakte, voor zijn ontdekking.
Met of zonder lang haar, Boudewijn heeft het klaar gespeeld om
"in" te worden. En de onbekende leerling van de Filmacademie in
Amsterdam, die "Per ongeluk" eens een liedje zong in een filmpje van
een vriend, werd een ster.
[Lennaert] kent Boudewijn al twaalf jaar en Boudewijn ging
hem ook voor naar de film-akademie.
[Lennaert:] In m'n eerste film liet ik Boudewijn een liedje
zingen met zijn gitaar.
Ed Lautenslager zag deze film een jaar later en was direct
enthousiast over Boudewijn. Hij wilde dat ik teksten voor
Boudewijn ging schrijven en zo is het begonnen.
Aanvankelijk wilde
[Lennaert] poppenspeler worden, maar via het schooltoneel
werd het film. En na die film kwam het tekstschrijven.
'In mijn eerste film speelde Boudewijn een rolletje. Het was
in de tijd dat Jaap Fischer populair was. Onze liedjes leken
dan ook op die van Fischer als een Van Meegeren op een
Vermeer.'
Lennaert Nijgh, schrijver van de meeste teksten die Boudewijn
de Groot zingt, eindexamenkandidaat van de Amsterdamse
filmacademie, vertaler, prozaschrijver. Boudewijn en hij
kennen elkaar zestien jaar, begonnen samen liedjes te maken
voor schoolfeesten (ongeveer vijf jaar geleden), Boudewijn
trad daarna op in een film van Lennaert, hij zong daarin en
werd zo ontdekt.
[Boudewijn:] Op het lyceum had ik een vriend die net
als ik naar de filmacademie wilde. In die tijd was ik - heet 't
niet cinefiel? Later hebben we 's een kort filmpje gemaakt waarin
ik met een gitaar 'n paar balladen zong. Een andere vriend, een
kennis meer, hij werkt bij de televisie, die vond dat ik een
aardige zangstem had. Hij heeft me bij Phonogram gebracht.'
De sleutel tot Lennaerts en Boudewijns artistieke samenwerking
en hun tot en met de filmacademie merkwaardig evenwijdige
levensloop ligt in hun puberjaren. Lennaert was al vroeg aan
't filmen en in een van zijn allerprilste produkties was Boudewijn
een jongen die twee zelfgemaakte liedjes zong, zichzelf op de
gitaar begeleidend. Lennaert Nijgh, die al op zeventienjarige
leeftijd korte verhalen schreef in het Haarlems Dagblad, zag ook
niet tegen het fabriceren van wat liedjes op, waarin de invloed
van Jaap Fischer aanvankelijk onmiskenbaar was. Boudewijn deed er
muzikale klanken bij en vertolkte ze met zijn zuiver, lenig
baritongeluid. De eer van hun ontdekking komt toe aan
televisieomroeper Ed Lautenslager. Die zag veel in een filmpje dat
als werkstuk van de filmacademie Boudewijns verrichtingen als zanger
weergaf. Zo kwam het tot introductie bij een platenmaatschappij.
Iedereen kent zo langzamerhand Het Sprookje Van Lennaert En
Boudewijn. Wie zich voor Boudewijn de Groot interesseert weet dat
de tekstdichter die bijna Boudewijns hele repertoire schrijft
LENNAERT NIJGH heet. Zo weet ook een groot deel van ons volk dat
Boudewijn is "ontdekt" doordat hij eens één liedje
heeft vertolkt in een film van diezelfde Lennaert, die naast
tekstdichter ook cineast is.
B. doorliep het Coornhert-lyceum te Haarlem en wilde daarna naar
Amsterdam, naar de Filmacademie. In deze studentenjaren maakte hij
samen met zijn vriend Lennaert Nijgh een film, dat
'Feestje Bouwen"
heette, hierin zong B. enkele liedjes zichzelf op gitaar
begeleidend.
Het maakte allemaal zo'n indruk op teevee-commentator Ed
Lautenschlager, dat deze hem met klem adviseerde om door te
gaan. Lautenschlager legde ook de eerste contacten met
teevee-producers en mensen uit de platenbusiness.
[Lennaerts interesse voor de film] begon met 'n 8-mm-camera
als verjaarsgeschenk, jaren geleden, toen hij op 't Kennemer
Lyceum nog die jongen was die bij sport altijd buitenspel stond
en bij culturele activiteiten vooraan. Stapte na vier klassen
gymnasium alfa over naar de twee laatste klassen van het
h.b.s.-a-programma, wat hij altezamen "een ideale opleiding"
noemt: praktische kennis op 'n klassieke basis. De amateur-camera
kreeg het zwaar te verduren, leverde bij de eerste schoolfilmproduktie
de ontdekking van medeleerling Boudewijn de Groot als acteur op.
Lennaert Nijgh maakte in 1962-1963 aardige smalfilmpjes en hij
liep Ed Lautenschlager tegen het lijf. Het resultaat was dat zowel
Lennaert als Boudewijn naar de filmakademie ging.
In samenwerking met zijn begaafde vriend Lennaert Nijgh, zoon van
een reclameman en achterkleinzoon van een befaamde boekuitgever, maakte
Boudewijn enige liedjes waarbij hij zichzelf op de gitaar begeleidde.
Een en ander maakte zo'n indruk op de TV-commentator Ed Lautenschlager,
dat deze Boudewijn met klem adviseerde dóór te gaan en
voor de jonge zanger de eerste contacten met TV-producers (w.o. Gerrit
den Braber) en mensen uit de platenindustrie legde.
In 1944, tijdens de oorlog met Japan, werd Boudewijn geboren op
Java, (een deel van het voormalige Nederlands-Indië) in een
concentratiekamp in de buurt van Batavia. Na 2 jaar kon zijn vader
met zijn broertje en zijn zusje naar Nederland vertrekken. Daar
liep Boudewijn de lagere school te Haarlem, nadien het middelbare
Coornhertlyceum en in Amsterdam de filmacademie. Hier studeerde hij
af in 1964, maar van filmen kwam niet veel terecht. Wel maakte hij,
samen met Lennaert Nijgh, het filmpje 'Feestje Bouwen'. Maar het
sterkste wat daarin opviel, waren zijn eerste liedjes, die zo'n
indruk maakten op de Nederlandse T.V.-commentator Ed Lautenschlager,
dat deze Boudewijn adviseerde door te gaan. Zo verschenen al
aan het eind van zijn film-opleiding Boudewijn's eerste singles
'Elégie prénatale' en
'Strand', op tekst van Lennaert Nijgh,
de start van een vruchtbare co-produktie.
Als afgestudeerde van de Filmacademie had hij samen met Lennaert
Nijgh een film gemaakt, maar het waren de liedjes, die daarin opvielen.
Boudewijn liet zijn filmstudie voor wat die was en zocht de muziek
op.
[Lennaert:] Op de middelbare school maakte ik
acht-millimeterfilmpjes, met een uiterst ingenieus geluidssysteem.
Boudewijn zong liedjes voor de soundtrack en dat was het begin;
8 februari 1964 werden wij ontdekt; de nieuwslezer Ed Lautenschlager
zag zo'n rolprent van mij, en sprak de gedenkwaardige woorden: Hier
moeten we een bandje van - dan ga ik ermee naar Phonogram. Begin mei
van dat jaar kwamen de eerste singles van ons uit - geen enkele respons.
Het jaar van mijn eindexamen middelbare school. Op dat Kennemer Lyceum
was ik toch altijd het middelpunt geweest. Als leerling van de
Filmacademie betekende ik niets.
Het tv-programma
'Voor de overlevenden' geeft niet
alleen een muzikale terugblik op de roerige jaren zestig en zeventig
('Land van Maas en Waal',
'Noordzee',
'Meester Prikkebeen'), maar de aanmerkelijk
gekortwiekte De Groot geeft samen met zijn vaste tekstdichter Lennaert
Nijgh ook in alle oprechtheid een hedendaagse kijk op die wilde
haren-periode. Oude 8 mm zwart/witfilmpjes uit de
privé-collectie van Lennaert Nijgh laten zien dat het duo al
heel vroeg creatief kon omgaan met tekst, muziek en film. De filmpjes
kwamen in het professionele circuit terecht en het firmament ontfermde
zich over een nieuwe ster.
Een 8 mm filmpje, ontstaan uit de vriendenkring op het strand,
was de eerste aanzet. Nijgh, ooit student aan de Filmacademie, liet
De Groot voor die film twee liedjes zingen.
[Lennaert:] Uit de vriendenkring aan het strand werd in 1962
het 8 mm filmpje geboren, waar ik Boudewijn twee liedjes in liet zingen,
die hij overigens zelf schreef. Ik heb die film laatst teruggezien, met
een Boudewijn die op een aandoenlijke manier probeert op Jean Louis
Barrault in Les Enfants du Paradis te lijken in een zwart-wit
wereld waar iedereen ongelofelijk jong is en lachen streng verboden.
Op 8 februari 1964 draaide ik die film bij een Haarlems doktersgezin
thuis. Een merkwaardige avond. Heel Nederland hing aan de televisie, die
in zwartwit en met veel paniek Paleis Soestdijk belegerde, de verloving
met Claus zou openbaar worden gemaakt. Ed Lautenslager, toen nieuwslezer
van het NTS-journaal, was er ook. Blijkbaar had hij een vrije avond en
hoefde zich niet te bemoeien met de toestand. Ed is onze ontdekker, ere
wie ere toekomt. We zouden een bandje maken voor hem. Ik schreef de
eerste nummers. Het bandje met de opname van Boudewijn die ik in mijn
kamer in het ouderlijk huis maakte, is bewaard. Op de achtergrond is het
tikken hoorbaar van de grote Schwarzwalderklok, die me later nog eens
tot een lied inspireerde.
NIJGH: "Pfff.. Eerst deden we samen wat
schoolrevue-werk. Toen maakten we
een achtmillimeter-film waarin Boudewijn twee liedjes van hemzelf
zong. Iemand riep dat er een bandje naar Phonogram moest, wat ons
niks zei. Wij associeerden die maatschappij hoogstens met Anneke
Grönloh: Soerabaja met je palmenstrand. We liepen in
het zwart. We droegen bordeelsluipers. Dat stond duf - het
equivalent van cool. Als je het woord commercieel gebruikte, moest
je je bek gaan spoelen. We waren strenger in de leer - welke leer
het dan ook mocht wezen. Uiteindelijk namen we
Strand op, precies in de week dat
The Beatles naar Nederland kwamen. We verwachtten er niets van. En
terecht. Pas in '65, toen ik een vertaling had gemaakt van Aznavours
Een meisje van zestien, braken
we door. Vreselijke tearjerker trouwens."
"Op 8 februari 1964 kwam ik Boudewijn en Lennaert tegen op een
feestje van een vriendin. Lennaert wilde toen regisseur worden en
Boudewijn cameraman. Ze hadden 8 millimeter-filmpjes gemaakt en lieten
mij die zien. D'r zaten twee liedjes in, die ik van een simpele
schoonheid vond. Ik vroeg of ze een bandje wilden sturen met meer
nummers. Daarmee ben ik naar een vriendje van mij bij Phonogram gegaan
en die heb ik kunnen overhalen om een plaatje met ze op te nemen. Zo
is het eigenlijk allemaal begonnen, maar dik mijn rol alsjeblieft niet
te veel aan. Het kwam vooral voort uit bewondering voor die twee. Later
ben ik contact met ze blijven houden en Lennaert stuurt mij vaak nog
z'n teksten toe."
Met
[Lennaert Nijgh] maakte De Groot ook zijn eerste en enige
film Feestje bouwen waarin het met name zijn eigen liedjes
waren die opvielen. Hij besloot dan ook zijn toekomst in de muziek
te zoeken. Hij begon op te treden en werkte aan de opbouw van een
rijk repertoire.
Wat drijft je in je werk, waarom doe je het allemaal?
[Boudewijn:] "Gezagsgetrouwheid." Hij lacht zelf om het
snelle antwoord. "Ik heb altijd dingen gedaan die zichzelf op een
bepaalde manier kreeg opdrongen en waarvan ik dacht: dat moet ik dan
dus doen. Ik ging naar de Filmacademie omdat ik dat een keer tegen
iemand gezegd had. En wat je gezegd hebt, moet je doen. Geen moment
heb ik mezelf de mogelijkheid gegeven om dat nog eens goed te overwegen.
Op dezelfde manier ben ik voor de eerste keer getrouwd. Ik maakte een
meisje zwanger en ik zei: 'Dan moeten we dus trouwen'. Nooit erover
gepiekerd dat ik dat misschien helemaal nog niet wilde. En zo ben ik
ook in mijn vak gerold. Iemand hoorde de liedjes die ik had geschreven
in een filmpje van Lennaert en zei: 'Dat is leuk, daar moet je een
bandje van maken'. Dat bandje liet hij vervolgens aan iemand horen die
wel een plaatje met me wilde maken. En dat leek me wel spannend, dus ik
vroeg me niet af: wat moet ik met een plaatje, ik wilde toch cameraman
worden? Zo is dat steeds gegaan. Ik liet het allemaal maar gebeuren."
Vreemde houding, voor iemand die ooit beroemd werd als
protestzanger.
"Ja, maar ik heb me nooit gepresenteerd als één
van de voormannen daarin. Ik heb misschien wel verwoord wat door de
tijdgeest werd ingefluisterd, maar niemand heeft me ooit als een van
de voorvechters van de Provobeweging gezien. Ik vond het wel belangrijk
wat er in de maatschappij speelde, maar ik had er geen politiek oordeel
over."
Wat wilde je dan met je liedjes?
"In ieder geval geen boodschap uitdragen. Behalve misschien dat het
fijn zou zijn als er nooit meer oorlog was en iedereen gelukkig zou zijn,
maar hoe dat wist ik zelf ook niet."
En nu?
"Ik hoop dat wat ik wil overbrengen ook overkomt. Dat hoeft niet
iets concreets te zijn, het kan ook een gevoel zijn of een sfeer. Er
moet in ieder geval iets gebéuren met de mensen die naar mijn
liedjes luisteren."
Wat?
"Dat ze iets prachtigs horen en denken: wauw - wat is dat
wáár!'