- transcriptie: Wim
KONINGIN WANDA
De foto hierboven stamt uit 1957, het eerste jaar dat de
samensteller van de Boudewijn de Groot Thuispagina (derde kind
van rechts) op het eiland Vlieland verbleef. Mijn oudste
broers maakten machtige bouwwerken als het eb was, om die
manhaftig te verdedigen tegen de aanrollende golven als de
vloed opkwam. Mijn jongste zusje Elly (vierde kind van rechts)
mocht dan plaatsnemen op het hoogste gedeelte, waar zij als op
een troon zat. Ze werd dan ook Koningin Wanda genoemd door
mijn oudste broer, die literair onderlegd was.
Het
onderstaande stuk komt uit het boekje 'Vlieland - zoals het
leeft en werkt', geschreven door Okke Haverkamp, uitgegeven in
1946 door Uitgeverij Oisterwijk.
WAT ER VAN VROEGER OVERBLEEF
In verschillende opzichten teert Vlieland op de herinnering
aan het verleden. Die herinnering is één van de
weinige punten, waarin men zich vermeien kan, zonder tot
somberheden te vervallen, hoewel het meermalen herinneringen
zijn, die zelf somber genoeg zijn.
Eén van de oudste herinneringen is zeker wel vastgelegd
in de sage van koningin Wanda, die leefde in de tijden van het
Ludinga klooster en Willem Il. In die tijd, ongeveer in het
midden van de 13de eeuw dus, heerste er op Vlieland Wanda, de
weduwe van Hessel, uit het geslacht Wicholf. Haar woning, de
Toren genoemd, was vervallen en sedert lang een ruïne
meer gelijk dan een vorstelijk verblijf. Zij was in haar
eenzelvig en stille leven vergezeld van haar zoon Worp
Hessels.
Toen de monniken het kanaal van het Griend naar de Noordzee
bijna voltooid hadden, moesten ze nog graven in de Westelijke
duinen van Wanda's gebied. Het werk stond onder leiding van
een der kloosterbroeders, Bouwe geheten. Toen hij echter zijn
plannen aan een Vlielander opzichter uitlegde, Rienk, schudde
deze het hoofd en vreesde, dat er wel niets van terecht zou
komen. Er was namelijk eens een voorspelling gedaan, dat
wanneer een zoon uit het geslacht van Wicholf, de Sakser, die
eertijds hier de heerschappij voerde, zijn broer zou
vermoorden, de haven dan ging verzanden. Als er daarop een
tweede broedermoord in het geslacht Wicholf plaats vond, dan
zou de zee vrij door Vlieland stromen.
Nu was het eerste gedeelte van de voorspelling reeds
werkelijkheid geworden: Hengist en Horsa, twee broeders uit
Wicholfs geslacht, waren naar Engeland uitgevaren en hadden
daar veroveringen gemaakt. Doch op zeker ogenblik kregen zij
onenigheid over het verdelen van de buit en Hengist sloeg zijn
broeder dood. De abt van het klooster was echter van mening,
dat het tweede gedeelte van de voorspelling niet kon uitkomen,
omdat Wanda slechts één zoon had, Worp Hessels.
Vroeger had zij nog een ouder kind gehad, maar die jongen was
als driejarig ventje mee uitgevaren en nooit meer
teruggekeerd. Toch vond Rienk de onderneming niet juist. Hij
kende maar al te goed de koppige halstarrigheid van Wanda,
die, naar zijn mening, nimmer toestemming zou geven. Doch de
abt vond, dat zij niet zou durven weigeren. Nauwelijks had hij
dat zo bout gesproken, of daar verscheen onverwacht op de
duinhelling een oude vrouw, groot en fors, door wind en zon
verweerd, met grijze, buitengewoon lange, op de wind golvende
haren, dichte wenkbrauwen en toornig fonkelende ogen. Met
enkele woorden wilde de abt meteen haar trachten tot inzicht
te brengen hoe noodzakelijk de doorgraving van haar gebied zou
zijn, doch zij weerde het volkomen af. De abt maakte nog de
opmerking, dat toch de Graaf van Holland hem toestemming had
verleend voor het graven van het kanaal, maar dat maakte haar
nog verwoeder en zij riep uit: "Niet de Graaf van Holland,
maar ik regeer over deze gronden!"
Wanda ging terug naar haar woning en sprak er met Worp over.
Zij wilde hem er van overtuigen, dat hij de Vlielanders tegen
de monniken zou moeten opruien, teneinde de vreemde indringers
van haar grondgebied te verjagen. Maar hij had daar geen oren
naar. Eindelijk sprak zij hem er van, dat hij de
leidinggevende monnik Bouwe zou doden, of de abt van het
klooster zou vermoorden.
Worp werd met de dag eenzelviger en stiller en men kon het hem
aanzien, dat hij inwendig een ernstige strijd had te voeren.
Op zekere dag ontmoette hij Bouwe en over een niemendal
raakten zij in een zo hoge twist, dat op 't laatst Worp zijn
mes greep en het Bouwe in de borst stak. Enige uren later
kwamen de dienaren van de schout Worp halen, want uit het mes,
dat in de wonde stak, had men kunnen zien, dat hij de
moordenaar moest zijn geweest. Hij ontkende echter ten
stelligste de Toren verlaten te hebben en liet zijn moeder als
getuige er bij roepen. Toen Wanda werd voorgeleid, keek zij
onverwacht neer op het lijk van Bouwe en schrok hevig. Op de
ontblote borst van de monnik had zij een schelpensnoer gezien;
hetzelfde, dat zij eens rond de hals van haar driejarig
jongetje had gehangen.
De abt vertelde toen, hoe Bouwe als klein kind door de
kloosterlingen van Ludinga van een los in zee drijvende
ijsschots was gered en opgegroeid was tot man, die onder de
naam Bouwe in hun orde was opgenomen. Waanzinnig geworden
gilde koningin Wanda uit: "Wee, mij! Wee mij! De vloek van
Wicholfs huis is vervuld geworden!" En tot haar zoon zich
wendend: "Worp, je hebt je broeder Runo vermoord!"
Het rechtsgeding had geen voortgang meer; als boeteling ging
Worp enkele maanden later in het klooster. En toen het kanaal
voltooid en door de duinen was gegraven, verdween Wanda, met
uitgestrekte handen, die als het ware de zee en de golven
wilden keren, in het water.
De mensen fluisteren, dat bij hoge vloeden en sterke stormwind
de schim van koningin Wanda op de hoogste duintop van Vlieland
is te zien. Hoog en dreigend heft zij dan haar arm. Want zij
wil de nimmer verzadigde zee terug drijven...
Tot enkele jaren voor de oorlog hield de jeugdherberg aan de
haven in zijn naam Wandahüs het verhaal levendig in de
gedachten van allen, die op het eiland komen.
Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09 |
|
|