bron: Gemeente Haarlem (HTML-conversie: Daniël, v20030803)

Toespraak bij de begrafenis van Lennaert Nijgh, 5 december 2002, uitgesproken door Jaap Pop, burgemeester van Haarlem.

Lennaert en Haarlem,
Daar wil ik een paar woorden over zeggen.

Haarlem en Lennaert, ze hoorden bij elkaar. Geboren is hij er........... en nooit meer weggegaan. De stad waar hij stierf. De stad ook waar hij leefde.

Als Haarlem niet al bestaan had, had de stad voor Lennaert gebouwd moeten worden.
Of - kunnen we zeggen - heeft Lennaert de stad niet zelf ook een beetje gebouwd, of op z’n minst meegevormd aan de ziel en het karakter van Haarlem.

Lennaert - de zoeker naar het verleden, de romanticus, de schipper, de dichter - ontwierp de stad, die hij Haarlem noemde.
Een stad die op hem leek, een stad met haar, onzekerheden, met schijnvertoningen, een stad gebaseerd op mythes en misverstanden.

Lennaert heeft altijd wat aan de rand van de maatschappij willen staan.
Maar voor Haarlem was dat anders.
In de armen van die stad voelde hij zich veilig thuis.

Als geschiedschrijver wist hij hoe het mogelijk was om met behulp van dezelfde historische feiten een volkomen ander verleden te scheppen. Je eigen verleden. Lennaert keek door de vensters in zijn geest naar het land van vroeger.

Zijn grote kennis van Haarlems verleden hield hij niet voor zich zelf. De historicus en romanticus in hem brachten dat verleden tot leven.

"Haarlem bestaat niet" noemde hij de prachtige historische verhalenbundel die hij in 1995 schreef over de stad van destijds.

Niet zelden dacht je dat hij ook zelf nog in die stad van vroeger verkeerde en dat hij verbaasd kennis nam van het Haarlem van nu.

Die niet bestaande stad observeerde hij vanaf De Jonge Jacob, of tijdens zijn ritten op z’n antiek brommertje.

In z’n columns, die hij 16 jaar lang in Haarlems Dagblad publiceerde, lazen wij daarvan de weerslag. Hij smeedde er een duurzame band mee met de Haarlemmers. We leefden mee met de griepjes van Meneer en de roestplekken op het Goede Schip.
Lennaert werd daarmee een beetje van ons allemaal.

Vanaf de namiddag kon je hem tegenkomen in de stad. Aanspreekbaar en aan drinkbaar, bijvoorbeeld in D’Oude Florijn, waar de laatste van zijn geliefde vrouwen, de weduwe Joustra, hem troost schonk.

Lennaert deed wat hij deed.

Een enkele keer schreef hij zelfs over de gemeentepolitiek. "De Appelaar, laat ze die nu eerst eens bouwen, dan kan ik tenminste zien of ik het mooi vind".

Al vele jaren eerder schreef hij als tekstdichter over Haarlem, onder meer op verzoek van Coby Schreijer uit de Waag.
"Betalingsliederen"noemde hij die, en u begrijpt wel waarom. De Ballade van de Spanjaardslaan, de IJssalon, het Huis met de beelden, Dag Haarlem en Malle Babbe.

Een mooi moment was de aanbieding van de bundel van zijn verzamelde liedteksten met de titel "Ik doe wat ik doe" op 18 september 2000 in de Gravenzaal van het Stadhuis. De enige plek waar dit opus magnum ten doop kon worden gehouden. Ik had een doos kattenbrokjes meegebracht voor Meneer, die door omstandigheden thuis moest blijven.

Lennaert Nijgh heeft een onuitwisbare bijdrage geleverd aan het wezen van Haarlem, aan datgene wat Haarlem Haarlem maakt. We zijn hem daarvoor oprecht dankbaar.


Lennaert en Haarlem, zij hoorden bij elkaar. En dat zal zo blijven.

Deze bescheiden, maar grote Haarlemmer, die ook als een van de beste tekstdichters van Nederland van nationale betekenis is geweest, deze grote en geliefde Haarlemmer is nu zelf een legende geworden.

Een mooie en kostbare legende van een Ridder Nederlandse Leeuw, waarover verhaald zal worden in de Haarlemse historie. Dit moet voor hem het mooiste zijn dat Haarlem hem kan schenken: een plek in de geschiedenis van zijn stad.
Moge dat ook nog eens zichtbaar verbeeld worden, ergens langs het Spaarne.

Lennaert was als het Spaarne. Hij stroomde op zijn manier dwars door de stad, slalommend op z’n brommer langs Haarlems huizen.

Vandaag is het Spaarne vol tranen,
vol tranen van treurende vrienden.

Maar Lennaert blijft, zoals het Spaarne
Want:
het Spaarne stroomt
het Spaarne stroomt
het Spaarne stroomt voorbij

Voorbij, zoals het steeds
zal blijven stromen,
het water gaat, wat blijft is de rivier
en, wat er ook voor andere tijden komen,
hij gaat voorbij
en blijft tóch altijd hier.


Oorspronkelijk formaat: 021205_burgemeester_toespraak.doc (Microsoft Word-bestand)




Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email