Lennaert Nijgh - Haarlem, 29 januari 1945 - woont in Heemstede
in dezelfde straat als Boudewijn de Groot. Maar omdat die
een jaar ouder is, kijkt hij niet naar hem om. Lennaert gaat
naar het Haarlemse Coornhert Lyceum waar hij bij zijn
stiefbroer Dirk in de klas zit. Op die school ook begint hij
te schrijven. Eerst stukjes voor de schoolkrant. Later heeft
hij een column in het Haarlems Dagblad. Hij interviewt dan
onder meer Belcampo, Ischa Meijer en Remco Campert. In de
vriendenkring, die vaak op het strand te vinden is, komt hij
in contact met Boudy. Als Boudewijn op de Filmacademie zit,
maakt Lennaert een film met hem, waarin Boudy enkele liedjes
zingt. Het begin van de doorbraak van Boudewijn de Groot.
Ook Lennaert gaat naar de Filmacademie. En hij schrijft
liedjes voor Boudewijn, eerst ook enkele vertalingen, later
alleen eigen werk. Lennaert's filmcarrière wordt geen
groot succes. Zijn eerste zelf gefinancierde speelfilm brengt
hem in 1967 op de rand van faillissement. Om uit de schulden
te komen, speelt hij een tijdje voor Boudewijns manager.
Behalve vóór Boudewijn schrijft hij samen
mét Boudewijn ook liederen voor anderen, zoals
Pastorale voor Ramses Shaffy en Liesbeth List en een rij liedjes
voor Rob de Nijs. In 1969, de samenwerking met Boudewijn is dan
tijdelijk in de ijskast, vertaald hij de Mauthausen-liederen
voor Liesbeth List.
In de jaren
zeventig werkt hij op het Kennemer Lyceum, waar hij
theaterprojecten opzet, werkt hij weer bij tijd en ontij samen
met Boudewijn, geeft hij samen met Boudewijn de zanger Rob de
Nijs een duw in de goede richting, heeft hij de
onvermijdelijke smartelijke liefdesaffaires en helpt hij zijn
vrouw Astrid aan de hit 'Ik doe wat ik doe'. In 1975 schrijft
hij voor Jasperina de Jong de musical 'De engel van Amsterdam'
en een one-woman-show, die echter weinig doet. Daarna, zo zegt
hij zelf, raakte hij de draad kwijt. Er volgt een moeilijke
periode, twee jaar lang schrijft hij niet.
Begin 1981 schrijft en produceert hij een solo-lp voor
ex-Fungus-zanger Fred Piek, die weinig doet. Hij werkt ook
samen Flairck en brengt in 1985 de volgens eigen zeggen
artistiek wel geslaagde maar commercieel mislukte musical Ik
Jan Cremer.
In de jaren 90 houdt Nijgh zich weer bezig met de
journalistiek. Zijn dichtader is enigszins dichtgeslibd, want
Boudewijn de Groot moet bijna twee jaar wachten voordat
Lennaert enkele teksten voor hem klaar heeft.
Wordt vervolgd.
|
|