bron: inlegvel De Razende Bol [LP]
transcriptie: Daniël

Het Maatje Van De Schipper

Daar was d'r eens een mooie meid
bezeten van 't idee
als maatje te gaan varen,
om te zeilen op de zee,
ze trok een dikke trui aan
en ze rookte zware sjek,
en zo kwam ze in Enkhuizen
bij het schippersvolk aan dek.

Het lukte haar warempel
voor een jongen door te gaan,
de schipper van een bruine tjalk
nam haar als maatje aan.
't Was heel de dag hard werken
en het viel haar echt niet mee,
maar met de tjalk De Snelle Valk
ging zij dan toch naar zee.

Het schippersvolk dat had meteen
in 't maatje aardigheid,
al zeiden ze dan wel eens:
'Joh, je lijkent wel een meid!'
Inmiddels had de schipper
toch haar geheim ontdekt,
maar niet alle schippers kletsen
en er is niets uitgelekt.

We voeren met een stijve bries
al in de Urker Val,
toen werd het maatje bleek en ziek,
het was een naar geval,
het jochie leek wel dood te gaan
en schreeuwde moord en brand,
dus er moest een dokter komen
en de zieke moest aan land.

En iedereen had medelij
met onze arme maat,
de dokter werd gehaald in Urk,
het was al 's avonds laat,
en na een vluchtig onderzoek
zei hij: "'t Is heel gewoon,
uw bemanning wordt straks uitgebreid
met een dochter of een zoon."

Daar stonden we te kijken
en de schipper die zweeg stil.
De kok zei toen: "Die maatjes
moeten voortaan aan de pil!"
Ja, we hadden reddingsvesten
voor de veiligheid op zee,
maar bij een dergelijk ongeval
kom je daar niet verder mee.

We namen d'r een oorlam op
en verder niet geklaagd,
we dronken op het maatje,
ofschoon noch man, noch maagd,
de schipper krabde aan zijn pet
en kauwde op zijn pruim,
en hij zei: "Het schip vaart verder,
d'r is lading in het ruim!"


Teksten op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.




Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email