Want een wonderkind van twintig,
da's altijd een goed begin.
Ja die jongen kan wat worden,
ja daar zit nog heel wat in.
Maar ja, van kunst alleen kan niemand leven,
dus het werd een baantje bij een grote krant,
en wat ie verder van z'n leven heeft geschreven,
hield met z'n idealen geen verband.
't Was de bezetting, die z'n vuur weer deed ontwaken,
hij wou de ondergrondse in als held.
Hij zou de vijand wel eens goed weten te raken,
met de bezieling van z'n literair geweld.
Het koncentratiekamp kwam hij nog wel te boven,
maar idealen had ie daarna toch niet meer,
want alles, waar ie ooit in kon geloven,
was verpletterd met de kolf van een geweer.
En een wonderkind van veertig,
da's altijd een naar geval,
dat misschien eens iets kon worden,
maar dat niets meer worden zal.
Ach hij deed nog wel een keertje een vertaling,
of zoiets, waarvoor ie nauwelijks werd betaald.
Maar zijn debuut was niet meer vatbaar voor herhaling
en naar z'n nieuwe werk werd door geen mens getaald.
Hij heeft nog jaren, eenzaam drinkend, zitten wachten
in een hoekje van de kunstenaarssociëteit,
waar de jongens nauwelijks om z'n grappen lachten,
maar een borrel kon ie altijd aan ze kwijt.
Ze hebben em op z'n kamertje gevonden,
met een briefje aan z'n kinderen in z'n hand.
En toen schreven ze, dat ze hem waarderen konden
en hij kreeg een stukkie in Vrij Nederland.
Maar een wonderkind van zestig,
da's een akelig gezicht,
en om konsekwent te blijven,
deed ie zelf het doek maar dicht.
Teksten op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.
|
|