- bron: http://www.haarlemsdagblad.nl
Het vogelhuisje in mijn tuin is één van de erfstukken die ik op het
laatste moment toch maar mee heb genomen uit het ouderlijk huis. Het is
niets bijzonders, gewoon zo'n houten gevalletje dat je bij ieder
tuincentrum kunt krijgen.
En wat ik mezelf tot op heden nog niet had zien doen: ik voer braaf alle
overgebleven broodkruimels en etensrestjes aan de vogels. Ik heb zelfs
vetbolletjes opgehangen en van die netjes met pinda's. Voor de
koolmeesjes met hun zwarte petjes, de blauwe pimpels, de mussen en voor
wat er nog meer aan kleins rondvliegt.
Ik weet wel dat het helemaal niet nodig is om ze bij te voeren, zeker in
deze zachte winter niet. Ik doe het om een heel andere reden. Mijn vader
deed het ook, jaren en jaren achtereen.
Het vogelhuisje is eigenlijk meer een soort van miniatuurtempeltje. Een
vorm van voorouderverering.
Tot zover klinkt het allemaal nogal onschuldig en sentimenteel. Maar de
werkelijkheid is nu eenmaal verre van onschuldig. De werkelijkheid
bestaat in het oorverdovende gekrijs waarmee veel te grote en
volgevreten vogels zich op de uitgestelde lekkernijen storten. In
groepen opererende kauwtjes. Even later gevolgd door duiven die als
dikke soepkippen rondschommelen. De kauwtjes lijken net vervelende
Marokkaanse jongetjes op scooters. De duiven zijn Turkse tortels,
nazaten van in de jaren zestig als siervogel geïmporteerde exemplaren.
Kortom, het lijkt nergens naar. De holle lach van Midas Dekkers schalt
in mijn oren: 'Die Nijgh! Een paar jaar geleden was je nog poëtisch
aan het doodgaan, nou ben je weer opgekrabbeld en een ouwe lul aan het
worden!'
Ja, Midas. Je hebt gelijk. Ik weet het. Mijn vader is er niet meer. Ook
hij had gelijk.
Mijn vader bemoeide zich, in tegenstelling tot mij, voortdurend met de
gang van zaken en greep desnoods in. Niks wrede natuur en niks pikorde:
als zijn geliefde meesjes werden bedreigd door kauwtjes en zeker wanneer
er een kat in de tuin rondsloop, dan veerde Pa op en tikte met zijn
trouwring tegen het raam, teneinde de indringers te verdrijven. Net als
hij heel vroeger deed, als ik buiten speelde en iets verkeerds
uithaalde.
Ik laat de boel daarentegen op z'n beloop. Ik vind het allemaal best.
Terwijl ik dit schrijf loopt er een Marokkaan over het dak van het
schuurtje met een stuk ei in z'n bek en even later is er helemaal geen
vogel meer te bekennen omdat de kleine rooie kater van de achterburen op
de tuinbank is gaan zitten.
Ik lach ook, Midas. En mijn vader zou de humor ervan ook wel hebben
ingezien. Temeer omdat zelfs de verbinding met de landelijke politiek te
leggen valt. Kauwtjes schreeuwen nu eenmaal onophoudelijk hun eigen
naam: 'Ka! Kaaaah!' Af en toe krijg ik als dank voor mijn moeite mijn
eigen broodkorsten door de schoorsteen teruggeworpen. 'Kaaaah!' klinkt
het verwoed uit de open haard.
'K**-marokkanen!' roep ik terug.
Lieve mensen, alles wat nodig is, is een beetje geduld. Want even later
fladderen er toch twee pimpeltjes om het vogelhuisje en komt ook een
heel klein koolmeesje. En kijkt me ondersteboven aan de pinda's hangend,
met wijze kraaloogjes aan.
26 mrt 2002
Lennaert Nijgh
© Copyright 2002 Haarlems Dagblad.
Inhoud op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.