bron: http://www.haarlemsdagblad.nl

TRADITIE [2000]

Sinterklaas heeft voor mij, kinderloos en alleenstaand als ik ben, geen actuele betekenis meer. Maar ik heb geleerd om daar niet over te zeuren. Ik laat me gewoon drijven op de niet te vermijden stroom herinneringen. Sterker nog: ik werk zelfs mee. Dus diep ik uit een kast in het ouderlijk huis het boek op, dat mijn dit jaar overleden moeder ooit kreeg, toen ze een jaar of vier oud was. In 1914 dus. 'Sint-Nicolaas en zijn knecht'. Een prentenboek met versjes, uitgegeven bij de Firma J. Vlieger te Amsterdam. Ooit een kantoorboekhandel, gevestigd in de Halvemaansteeg; in mijn jonge jaren bestond de zaak nog. En ik blader terug naar mijn kindertijd.

Dat we inmiddels veertig jaar en twee wereldoorlogen verder waren, stoorde mij destijds absoluut niet. Ik herinner mij precies de bijna diep-religieuze plechtigheden die bij ons thuis plaatsvonden op de avond van de vijfde december: met mijn moeder aan de piano bracht ik alle voorgeschreven gezangen ten gehore. Daarna volgde de offerande in de schoen. En dan: de volgende ochtend! Het Mirakel had zich wederom aan mij, kleine broekpoepende en voor niks deugende zondaar, voltrokken: het glimmen van het papier om de pakjes, opgestapeld voor de Jaarsma haard. Waar doorheen zelfs het grootste cadeau, niettegenstaande het feit dat de haard volop brandde, zonder enig spoor van roet of rook bleek te zijn gepasseerd. Amen, halleluja!

De maker van de mooie steendrukken in het boek is een zekere P. van Geldorp. De schrijver van het begeleidende rijmwerk verbergt zich achter de initialen J.S. Hij begint met 'Zie ginds komt de stoomboot', om op dezelfde dreun een heel boek door te gaan. Ik herinner me voornamelijk de plaatjes, lezen kon ik nog niet. Maar de tekst mag er ook zijn:

'Daar rijdt hij de stad door,
Op 't prachtigst gekleed;
Zijn knecht draagt de geldkist,
O, ziet hoe hij zweet.'

Op de achtergrond zien wij het Centraal Station te Amsterdam; er rijdt zowaar al een electrische tram. In het Nederland van mijn moeders Sint-Nicolaas is alles nog bij het oude. Vader rookt nog een Goudse pijp, de petroleumlamp hangt boven de tafel. Moeder heeft zo'n uivormig kapsel, een hoog kraagje en draagt waarschijnlijk een corset. Jongens hebben een matrozenpakje aan en het dienstmeisje houdt braaf de deur open. De Sint is geen lachende grappenmaker, geen broertje van het afschuwelijke Amerikaanse kerstmannetje, maar een streng kijkende Rooms-Katholieke Bisschop in volle regalia. En Zwarte Piet is overduidelijk een negroïde ondergeschikte. Op modern ogende sandalen, om de één of andere reden. Maar hij lacht tenminste en maakt duidelijk geintjes met het dienstmeisje.

Niemand wordt gespaard in het Nederland anno 1914. 'Sint-Nicolaas bij een rijk kind.' Het arme wicht krijgt twee boekjes:

'Het één zal u leeren
Dat Godsvrucht en deugd
Meer waard zijn dan schatten,
De bron zijn van vreugd.'

Wat was ik dan goed af in 1950. Ik kreeg tenminste gewoon speelgoed! Volgende tafereel: de Sint bij een arm kind.

''k Ben arm!... maar wat zie ik?
Een pop van taaitaai!

O foei! En ik morde! Neen, dat was niet fraai!'
Dat was aan mij niet besteed geweest, met mijn oorlogsgebitje.
En dan de plaat die mij heilig ontzag inboezemde: Sint-Nicolaas stopt twee jongetjes in de zak. Terwijl hun ouders er handenwringend bij staan.

'O Bisschop! Vergeef hun
Deez' enkelen keer,
Schenk, schenk hun genade:
Zij doen het nooit weêr!'

Ik wens u allemaal een ouderwetse, gezellige Sint-Nicolaasavond!


 (c) 2000 Haarlems Dagblad

Inhoud op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.




Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email