bron: http://www.haarlemsdagblad.nl

Siepie

Zondag. De regen valt nog steeds, zij het zachtjes. Mijn tuin heeft vorige week half onder water gestaan; iets dat in de vijfentwintig jaar dat ik hier woon nog nooit is voorgekomen.

'Zie je wel! Global warming-up! Broeikaseffect!' schreeuwt de radio in mijn oor. Ik weiger het te geloven, eerder gaan mijn gedachten uit naar de natuurfreaks, die de duinen zonodig wederom nat moeten maken. Grommend blijf ik te bed, vol van destructieve gedachten. Ik houd niet van die tuinkabouters. Bovendien vaart mijn goede schip op gasolie. Ik word er depressief van.

Ineens kleppert de brievenbus. Op zondag? Toch even kijken. Er ligt een alleraandoenlijkst papiertje op de mat: een uitdraai van een kleurenfoto, voorstellende een lief meisje van zes-of-daaromtrent jaar; in haar armen houdt ze een jong poesje met zo'n zwartwit neepjesmuts-gezichtje. Bijschrift: 'Vermist!' De vier maanden oude poes Siepie, afkomstig uit een parallelstraat, blijkt te zijn zoekgeraakt tijdens het Sint-Maartenlopen van de avond tevoren.

Het brengt me helemaal uit mijn evenwicht; tobberig stijg ik weer te bedde, waar de reusachtige huiskat Meneer op mij ligt te wachten. Hij is ongeveer vijf keer zo groot als Siepie.

Ik droom meer dan me lief is. November: de zon in het teken van de Schorpioen, dood en seks regerende; kinderen gaan rond met lichtjes in het donker en alle acht katten die ik verloren heb aan het verkeer op de Westelijke Randweg verrijzen voor mijn geestesoog. De radio bericht over doden in Tirol, over verdoemenis op de Molukken en wat dies meer zij en ik zoek vergeefs de slaap.

Meneer snurkt, troostend. Gelukkig blijk ik taaier dan de werkelijkheid: morgen wordt immers de Adriaan weer op z'n voetstuk gezet? Als 'Croniqueur van Haarlem', lees: 'Ouwe-wijvenschrijver' - de beide omschrijvingen zijn niet van mij, maar van ongetwijfeld meelevende collega's - moet ik dat toch enorm leuk vinden? Ja, hoor. Ik zal morgen stellig gaan kijken naar het grote takelen, achtenzestig jaren na de brand. Althans, als ik op tijd mijn bed uit kan komen. Ik leef namelijk nu en niet toen en ik heb zolangzamerhand mijn buik vol van het verleden. Knarsetandend slaap ik in, een oude man, vol oud zeer.

Maar zie! Hoe donkerder de nacht, hoe helderder de sterren! Vanmiddag zag ik bij slager Rob Mooij, bij mij om de hoek, de blijde mare voor het glas hangen: Siepie is weer thuis! Allen die gezocht hebben worden innig bedankt. Siepie heeft geluk gehad: de vader van haar kleine vrouwtje heeft niet geaarzeld en zijn computer gebruikt. Helemaal blij kom ik weer thuis met de boodschappen, waar de meest verwende kater van Haarlem me blèrend zit op te wachten. 'Meneer, kop dicht!' zeg ik streng.

Het verbaast me allemaal niet zo erg, achteraf. Want voor Sint-Maarten was het toch geen moeite om een klein zwart-wit poesje met een neepjesmuts op veilig thuis te brengen bij haar bazinnetje? Wanneer je als Romeins officier je mantel deelt met een bedelaar, dan doe je dat, punt uit.

Verheug u allen derhalve! En laat de kinderen zingen:

'Sinte Maarten Bisschop
Roem van alle landen
Dat wij hier met lichtjes lopen
Is voor ons geen schande.'

Kortom: mijn november-depressie is over en Siepie is weer thuis.


 (c) 2000 Haarlems Dagblad

Inhoud op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.




Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email