- bron: Stad van hout
- transcriptie: Daniël
Door rood
Het prettige van cafés is dat je ongestraft wartaal
kunt uitslaan. In De Uiver was iemand bezig een preek voor
eigen parochie af te steken over de verregaande verwording van
de
samenleving en het wegslepen van zijn auto. Agenten van
politie, aldus de spreker, waren allemaal zeventienjarigen met
te grote petten, ze hadden niets beters te doen dan een
grote bek op te zetten tegen de arme burger die zijn wagen
éventjes op een verkeerde plek had gezet, maar ze waren
onvindbaar als verslaafden het voertuig open braken. Dus
moest er meer politie komen.
Wat wilde de spreker nu eigenlijk?
Meer zeventienjarigen met te kleine hoofden? Zodat hij nog
vaker weggesleept zou worden? Dat soort vragen stelde niemand,
men haalde hoogstens een hand uit de zak om nog een slokje te
nemen. Ik vroeg me af of de weggesleepte ook bereid zou zijn
die tirade in, laten we zeggen, De Hak ten beste te geven.
Maar daar hebben ze hun eigen wartaal, ook voor eigen
parochie. Vermoedelijk is dit het enige verschijnsel dat
kerken en kroegen gemeen hebben: het uitkramen van onzin die
buiten de kring onmiddellijk zou leiden tot algehele
verontwaardiging. Zie Simonis, die niets anders beweerde dan
wat er al eeuwen door mannen met jurken aan wordt beweerd,
maar die even vergat dat hij niet voor eigen parochie bezig
was.
Ik had op weg naar de stad zelf een
kleine aanvaring met het gezag. Op een tweewieler ga je niet
wachten voor het stoplicht, als je rechtsaf moet. Dus reden ze
me bij de volgende kruising klem, twee jongens in een
burgerauto, die hun pet listig hadden afgezet om op gewone
mensen te lijken. Een beetje onsportieve truc, het is zelfs de
vraag of petloos in een gewone auto rondrijden niet onder
uitlokking van strafbare feiten valt.
'Heeft u dat rode licht niet gezien,'
begon de ene agent. Ik wist wat er ging komen, de andere agent
zou dan vragen: 'En weet u wel wat dat rode licht betekent?'
Enzovoorts, stijl lagere school. Ik vond mezelf te oud voor
het grapje. Ik had er geen zin in, deze keer.
'Jazeker heb ik dat rode licht
gezien,' zei ik, 'ik heb alleen jou niet gezien.' Ze zwegen
onthutst. Natuurlijk weten ze wel dat het zo in elkaar zit,
maar om de waarheid zo maar recht voor je raap te
krijgen...
'Dus als u ons had gezien, was u niet
door het rode licht gereden?'
'Precies.'
Je zag ze denken. Dit zou betekenen
dat verkeerslichten alleen maar effect hebben als er een agent
naast gaat staan, terwijl ze zijn uitgevonden om die agent te
vervangen.
Rood licht wilde dus zeggen: kijk uit
of er politie aankomt, zo nee, kijk dan uit of er geen verkeer
aankomt en rijd door. Groen licht zou dan hetzelfde betekenen:
kijk uit of er politie aankomt, zo nee, kijk dan of er iemand
door rood licht gaat en rij dan verder. Mismoedig gingen ze
weg, met te grote petten.
Maar wat lees ik later in de krant?
Men wil de voetgangerslichten afschaffen, aangezien niemand
zich er een bal van aantrekt. Men kijkt of er politie aankomt,
enzovoorts, zie boven. Ik kan me niet aan het gevoel
onttrekken dat ik ze op een idee heb gebracht. Maar dat is
iets wat ik alleen in mijn stamcafé hardop durf te
beweren.
Inhoud op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.
Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09 |
|
|