Het was steevast drie, vier uur in de nacht wanneer wij als
sportredactie van het Haarlems Dagblad de pagina's voor de
maandagkrant hadden afgerond en huiswaarts banjerden. En áltijd
zagen wij, ter hoogte van de uitgang van het redactielokaal, tussen
stapels kopij en lege pizza-dozen nog wat bewegen. Ongedierte? Nee:
Lennaert Nijgh, die de kleinste der kleine uurtjes benutte om zijn
krantencolumns te componeren. Dat je als regionaal dagblad Lennaert
Nijgh als columnist had was natuurlijk iets heel bijzonders. Alsof
P.C. Hooft de duivenrubriek doet! Nijgh was toen
- we spreken van eind jaren
'80 - al een van de meest
gelouterde tekstdichters uit onze na-oorlogse geschiedenis. De
hoeveelheid liedteksten die hij met zijn knoestige vingers bijeen had
gepend - van Het Land Van
Maas En Waal voor Boudewijn de Groot en Jan Klaassen De
Trompetter voor Rob de Nijs tot Ik Doe Wat Ik Doe voor
ex-vrouw Astrid en Pastorale voor Ramses Shaffy en Liesbeth
List - was enorm: zonder Nijgh
zou de regenton met Nederlandstalige kwaliteitsmuziek heel wat minder
goed gevuld zijn (kijk hoe ik hier een krampachtige poging doe mooi
Nijghiaans Nederlands te schrijven).
Lennaert Nijgh. Hij rook naar Beerenburg en motorolie. Hij was zo broos
dat je hem uit elkaar had kunnen hoesten. Maar achter die holle,
ingevallen ogen bruiste het van de creativiteit (u merkt dat ik het
blijf proberen). "Het leven dat Nijgh in zijn liedjes beschrijft is vaak
een kunstmatig, literair leven, desnoods uit een ander tijdperk,"
schreven cabaret-kenners Jacques Klöters en Kick van der Veer eens.
En zo is het. Een tekst van Lennaert Nijgh laat zich het best savoureren
bij een tinnen kroes vol blond schuimend bier (en hier ga ik definitief
de mist in, want 'blond schuimend bier' is natuurlijk een letterlijk
citaat uit Nijghs evergreen Malle Babbe).
Nijgh, die een enorme fascinatie had voor de zelfkant van de
maatschappij, liet het afgelopen jaar in zijn columns steeds meer van
zijn eigen, melancholische ik zien (bijna had ik hier geschreven: hij
doopte zijn pen in traanvocht). Zijn beide ouders waren kort na
elkaar overleden en daarom timmerde hij met zijn meest recente
schrijfsels een platform in elkaar waarop hij degene plaatste die hem
vanaf dat moment het allerdierbaarst was: zijn kat Meneer.
Twee weken geleden stierf Meneer, een week later gevolgd door Nijgh
zelf. Hij bewees daarmee ten overvloede wat wij allemaal al wisten:
Lennaert Nijgh was een gevoelsmens.