Verscholen tussen andere schepen deint De Jonge Jacob heen en weer. Het
is de boot van een dode schipper, Lennaert Nijgh, vredig aangemeerd in
de haven van Spaarndam.
Het ligt er al een hele tijd, dat schip.
En ook nog op dezelfde plaats. Als met een boot niet gevaren wordt, is
óf de schipper, óf de boot ziek. Schipper en
liedjesschrijver Nijgh, die morgen begraven wordt, was al een tijd niet
in goeden doen.
De Jonge Jacob was de enige in zijn
omgeving met wie het juist beter ging. Zijn beide ouders ontvielen hem,
zijn kat Meneer stierf, maar zijn boot was juist compleet in ere
hersteld. Van onder en van boven nagekeken, doorgesmeerd, en klaar voor
de jaarlijkse grote oversteek naar Engeland.
Lennaert Nijgh heette vergroeid te zijn
met De Jonge Jacob. Hij kon er mee lezen en schrijven, zeggen ze op de
scheepswerf. Zijn voormalige vrouw Astrid vertelt dat hij meer dan met
zijn vrouwen, getrouwd was met zijn schip. Spaarndam gold tien jaar lang
als de thuisplaats van zijn schip
- op een kwartiertje brommeren was
zijn echte Haarlemse huis. In Spaarndam lag De Jonge Jacob bij het
gemaal waar zijn dichtregel Het Spaarne stroomt, het Spaarne stroomt
voorbij te lezen is, niet ver van Café Spaarndam voor de
broodnodige Beerenburg.
Op een warme dag in augustus 1969 zag de
tekstschrijver samen met Astrid de oude visserskotter in de haven van
Urk liggen. De gebroeders Woord hadden de UK 114
geërfd van hun vader. Voor tienduizend gulden werd het echtpaar
eigenaar en doopte het schip De Jonge Jacob, naar één van
de broers.
Na een week van paniek kon hij varen, en
wist de liedjessmid precies wat hij met De Jonge Jacob moest doen. Zelf
verklaarde hij dat dat te maken had met een voorvaderlijke nautische
verwantschap. In de Katwijkse tak van de familie kwamen veel vissers
voor, onder wie ene Lennaert Nijgh.
Zo ik iets ben, ben ik een Haarlemmer, zei
hij ooit over de stad waar hij geboren en ook gestorven is. Maar hij
vertegenwoordigde wel de poëtische, morsige waterkant van de stad,
met het Spaarne daar als zilverdraad doorheen geweven.
Het folkcafé De Waag aan het
Spaarne waar Boudewijn de Groot de eerste teksten van Nijgh zong,
verderop de cafés waartussen hij heen en weer pendelde en nog
weer verderop de hoerenbuurt, waar hij iedere dame wilde verkennen.
Nergens bleef hij langer dan nodig, net als het Spaarne stroomde
Lennaert voorbij.
De Jonge Jacob krijgt een nieuwe schipper:
ex Astrid. Samen varen deden ze nog vaak. Dat Lennaert nu
de Echte Grote Oversteek heeft gemaakt, is geen reden om het schip van
de hand te doen, zegt ze. De Jonge Jacob vaart, De Jonge Jacob vaart
door.