Geen beter voertuig voor de melancholie dan een popliedje. Vanaf het
moment dat het je hart steelt, begint het zich op te laden met weemoed.
Soms zijn enkele dagen al genoeg: in 'De Zeeuwse kust' van Bløf ,
voor het eerst gehoord tijdens een vakantie in Renesse en binnen een dag
geadopteerd als lijflied, hoorden we na een week al het heimwee meeklinken
dat ons zou bevangen als we het draaiden tijdens de thuisreis, twee weken
later. De liedjes van Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh uit de jaren
60 die ik de afgelopen dagen terughoorde, hadden een kwart eeuw in de
wijnkelder van mijn geheugen gelegen. Het was meteen weer
1976 - in de forensengemeente
aan de A15 waar ik mijn jeugd doorbracht, gebeurde alles tien jaar
later - en jeugdliefde J.
tokkelde, weggedoken achter een gordijn van rood haar, op haar gitaar en
zong 'Verdronken vlinder'.
Wat ik toen niet hoorde, was hoe onschuldig en beschaafd die liedjes
eigenlijk waren. Zelden heeft protest zo netjes geklonken. En toch, toen
Boudewijn de Groot in 1966 over de Vietnamoorlog zong: "Denk vooral niet
aan de 46 doden, die vergissing laatst met dat bombardement"
("Welterusten, meneer de president") zeiden televisietechnici die
opnamen van zijn optreden monteerden: "Nou, nou, die jongen zegt voor de
televisie dingen, waarvoor een ander in de gevangenis zou komen..." Wat
was Nederland toen keurig, zeg.
Lennaert Nijgh was de vaste tekstdichter van Boudewijn de Groot. Hij
schreef graag over zwervers en hoeren, maar zijn taal is niet van de
straat. Zijn chansons zitten strak in het rijm, de lettergrepen zijn
netjes geteld en ze spelen leentjebuur bij dode dichters van vijf eeuwen
her. In 'Testament' ("Voor mijn ouders is het album met de
plaatjes / die zo vals getuigen van een blijde
jeugd, / maar ze tonen niet de zouteloze
praatjes / die een kind opvoeden in eer en deugd")
moderniseerde hij een gedicht van de middeleeuwse Fransman Villon. En in
'Zonder vrienden kan ik niet' spelde hij met de beginletters van de
regels zijn naam en die van Boudewijn en andere vrienden
- een oude rederijkerstruc. In zijn
liedjes laat Nijgh zich kennen als een man van de bibliotheek, niet van
de barricaden.
Nijgh heeft nooit zijn best gedaan om eigentijds te zijn en was daardoor
op zijn beste momenten tijdloos. Dat de muziek meer dan 35 jaar oud is,
is beter te horen: die blikkerige gitaarloopjes, de tweedehands flower
power van de elpee Picknick, een kloon van Sgt. Pepper's
van de Beatles. Het meest gedateerd klonk tot mijn verrassing de zang
van Boudewijn de Groot. Zo'n zuivere z, zo'n
ronde o, zo'n trillende r: deze stem is
opgegroeid in Aerdenhout, Heemstede en Haarlem. Stel je een vertaling
voor in het Poldernederlands van nu: "Maojr een kind, sestien lentes sau
pjril"
De necrologieën memoreerden dat de dood van zijn beide ouders vorig
jaar de dichter sterk aangreep. Hij leefde samen met een kat, die twee
weken geleden doodging. Een week later, donderdagochtend om
11.44 uur overleed Nijgh aan een maagbloeding. Reacties: taal@ad.nl of schrijf de redactie, onder vermelding van
Taalcolumn