'A ship is a She'. Jajaja, een vrouw. Dat hoor ik Lennaert Nijgh
zeggen, aan tafel in de beschutte warmte van zijn kombuis aan boord van
de Urker Noordzeekotter De Jonge Jacob. Voor ons staan de kleine
glaasjes, nog half gevuld met Beerenburger, het Friese bitter waar hij
bij zweert. In dat kleine keukentje, waar het ook 's winters behaaglijk
is dankzij het oliekacheltje, kent geluk geen tijd. Wie nooit het
plezier van een schip en van varen heeft gekend, weet niet hoe intens
dat geluk een mens kan inpalmen. Lennaert kon daar lyrisch over zijn en
zijn term 'Het Goede Schip' is een gevleugeld woord geworden, dat ik
alleen maar met betrekking tot mijn eigen skûtsje zal gebruiken op
voorwaarde dat ik dan in gedachten de hoed afneem voor Schipper
Lennaert.
Jij moet over het schip schrijven, riep Astrid Nijgh met haar
stentorstem door de telefoon. Als ik aan de Jonge Jacob denk, voel ik
dat Goede Schip ronkend onder mij varen tijdens de keren dat Lennaert
als pers-schipper fungeerde tijdens de Sloepenrace in IJmuiden. Eerst
stonden we dan samen in de stuurhut. Dat kon maar net, want veel ruimer
dan een krappe telefooncel is die niet. En dan kwam altijd dat moment:
'Jajaja, okee, je vindt het verder wel, ik ga even liggen'. Dan verdween
hij het oude 'visruim' in, dat nu slaaphut is. Daar stond je dan, de
handen aan het stuurwiel, met een zeemansblik op de verte en trots door
het vertrouwen van de schipper. Veel meer dan een beetje heen en weer
varen over het Noordzeekanaal, zodat we de roeiers in de sloepen van
nabij konden volgen, was het niet. Maar een onverklaarbaar geluksgevoel
doorstroomt je dan. Waarom? Dat is niet uit te leggen.
Astrid Nijgh, alias Martha Misthoorn. Die naam heeft ze te danken aan
Lennaert. Het gebeurde ter hoogte van Volendam dat ze met de Jonge Jacob
een potdichte mist invoeren. De wereld om het schip heen was verdwenen.
Varen in de mist betekent dat je moet laten weten dat je er bent en dat
je je ook moet laten horen. Daarvoor is ooit de misthoorn bedacht.
Lennaert had die niet aan boord, maar hij beschikte wel over de
ver-dragende stem van Astrid, inderdaad vanaf de voorplecht. Zo werd zij
Martha Misthoorn, Astrid, die zich haar leven lang in liefde om Lennaert
heeft bekommerd. Zonder haar zou Lennaert misschien ook nooit gevaren
hebben. Astrid is een scheepsdochter. Haar vader was stoker bij de
marine en haar moeder stamt uit een vissersfamilie. Lennaerts liefde
voor Astrid liep synchroon met zijn liefde voor varen en voor het schip,
die hij dankzij haar tot zijn onuitsprekelijke vreugde ontdekte. Het
werd zijn tweede thuis. Het fotoboek vertelt dat Lennaert en Astrid in
de zomer van 1969 met vrienden de tjalk Hanzestad uit Harderwijk
huurden. Astrid: "Op Urk zagen we de Jonge Jacob te koop liggen. We
wisten het meteen, je kon een kind niet blijer maken. Ik heb Lennaert
leren varen, maar daar had hij niet veel tijd voor nodig, dat kon-ie
binnen een week. Het zat in de genen."
Astrid is altijd de scheepsmaat van Lennaert gebleven, ook na hun
scheiding. Gelukkige tijden hebben ze samen met hun schip meegemaakt.
Aan boord was het altijd feest, vooral in het zo geliefde Enkhuizen,
waarvan Lennaert de historie op zijn duimpje heeft leren kennen, of de
talloze keren dat ze op Vlieland waren. Feest met Henk Hortensius, de
man die zulke prachtige scheepsblokken maakt. Lennaert richtte zijn
eigen Kotterclub op: 'Het Kotterwezen', dat een overzichtelijke
ledenlijst had van vier schepen. En slechts twee daarvan waren echte
kotters: de Jonge Jacob en de Pidder Lung, het schip van de Friese
schooltandarts Henk de Vries. De andere twee 'leden', die eigenlijk vals
speelden, waren 'Reform Appie' met zijn Waarschip en natuurlijk ook Henk
Hortensius met zijn aak Barraban. Dat was het hele 'Kotterwezen'.
Het Goede Schip lag deze zomer klaar voor weer een 'verre reis', zoals
Lennaert dat noemde. Maar het kwam er niet van. Op de Rietpol in
Spaarndam werd intussen nog het een en ander aan de Jonge Jacob
verbeterd. Volgend jaar zomer zou de grote reis dan toch worden
ondernomen.
Maar opeens is het voorbij. Middenin het fotoalbum waarin vooral de
eerste reizen van Lennaert en Astrid met de Jonge Jacob zijn vastgelegd,
schreef Lennaert in 1971 een tekst die de betrekkelijkheid van alles in
poetische schoonheid laat doorklinken. Het zijn de woorden die de
magische hoofdpersoon Prospero uit William Shakespeare's romantische
drama De Storm aan het slot tegen het publiek zegt: 'Our revels now are
ended, and these our actors, as I fortold you, are vanished into air,
into thin air...' 'Het feesten is voorbij en deze acteurs, zoals ik u
vertelde, zijn opgegaan in lucht, in ijle lucht'.