DE ONDERKANT |
IN MEMORIAM / Lennaert Nijgh (1945-2002) maakte het Nederlandse lied volwassen
De wekelijkse column van Lennaert Nijgh ontbrak afgelopen week in het
Haarlems Dagblad. De schrijver was ziek. Ter compensatie nam de
krant een foto mee van het beeldje dat een kunstenaar had gemaakt van
'de bekendste huiskat van Haarlem': Nijghs poes 'Meneer', die onlangs
was doodgegaan. Niet lang na het verscheiden van 'Meneer', aan wie hij
zeer verknocht was en die een belangrijke rol speelde in zijn columns,
is Nijgh nu zelf overleden na een kort ziekbed. Hij werd 57 jaar.
Als columnist was Nijgh zeer geliefd in
Haarlem, waar hij zijn hele leven heeft gewoond. Maar hij is vooral
bekend geworden als tekstschrijver voor zijn jeugdvriend Boudewijn de
Groot. Zijn broederschap met 'Bo' of 'Boudy, zoals hij De Groot noemde,
begon op het Haarlems Coornhertlyceum, waar ze in 1957 samen in een
schoolrevue speelden. Na schooltijd gingen ze naar het strand, waar hun
eerste liedjes ontstonden, waaronder het nummer 'Strand': Je gaat er
op de brommer heen/en ligt dan plat tot kwart voor één/dan
ga je kijken naar een vrouw/die je wel graag versieren zou/dan krijg je
ruzie met haar man/die heel toevallig boksen kan/en met je tanden in je
hand/sjok je weer verder over 't strand.
De samenwerking groeide uit tot een
jarenlang succes. Nijgh schreef de teksten, De Groot de muziek. 'Meester
Prikkebeen', 'Het land van Maas en Waal', 'Mijnheer de president',
'Verdronken vlinder' en nog vele andere teksten zijn in het geheugen
gegrift van met name de veertigers en vijftigers.
Nijgh maakte het Nederlandse lied
volwassen. Later ging hij ook voor andere artiesten schrijven, onder wie
zijn eerste vrouw Astrid ('Ik doe wat ik doe'), Rob de Nijs ('Malle
Babbe', 'Jan Klaassen' en 'Zuster Ursula'), Ramses Shaffy, Jenny Arean
en Liesbeth List ('Pastorale'). Toch verloren De Groot en Nijgh elkaar
nooit uit het oog. Ze woonden zelfs een tijdje met hun vrouwen in
één huis, tot voor enkele jaren waren ze buren. Zelfs via
hun partner waren ze met elkaar verstrengeld: De Groots derde en huidige
echtgenote, Anja, was eerder getrouwd met Nijgh, die na drie huwelijken
de laatste jaren alleen bleef met 'Meneer'.
Nijgh was enorm kritisch op zijn teksten.
Zelf zei hij altijd dat hij maar één keiharde concurrent
had 'en dat ben ik'. Naarmate hij ouder werd, deed hij ook steeds langer
over het schrijven van teksten. Zijn column leverde hij altijd op tijd
in, maar De Groot liet hij soms eindeloos wachten. Om die reden moest de
zanger zelfs afzien van een nieuw album, dat hij had willen koppelen aan
het programma 'Andere tijden' waarmee hij dit jaar volle zalen trok.
Alles had hij geprobeerd om zijn vriend aan het schrijven te krijgen,
maar altijd was er wel een excuus: 'Meneer' was ziek of hij moest
onderhoud plegen aan zijn boot 'De Jonge Jacob', die regelmatig
figureerde in zijn colums en waarop hij veel van zijn teksten schreef.
"Het komt wel als het komt", was steevast de reactie van Nijgh, als De
Groot hem achter de vodden zat. Volgens de zanger was het geen
writer's block, maar leed Nijgh wel onder de druk dat de mensen
altijd iets bijzonders van hem verwachtten.
Boudewijn de Groot werkte de laatste tijd
naar tevredenheid samen met mensen als Freek de Jonge en Jan Rot, maar
toch wilde hij ook altijd de inbreng van Nijgh. "Het componeren van
muziek bij Lennaerts teksten gaat me makkelijker af, omdat er een
muzikaliteit in zit die zich sneller aan me opdringt en waarmee ik me
verwant voel", zij hij daarover eerder dit jaar in Trouw.
Uit zijn teksten komt Nijgh naar voren als
een romanticus. Vaak gaat het over onmogelijke of onbereikbare liefdes
en moeilijke momenten in het leven. De Groot: "Maar altijd voegt
Lennaert ook iets positiefs aan zijn teksten toe. Altijd klinkt er toch
ook een vage hoop in dat het allemaal nog goed zal komen, tegen beter
weten in. Het besef dat er andere tijden komen. Het gevoel van: wacht
maar, later als ik groot ben..."
|
|