- bron: NRC Handelsblad
- transcriptie: Daniël (v2003-05-20)
LENNAERT NIJGH (1945-2002)
Leven voor de liedkunst
Door KESTER FRERIKS
AMSTERDAM, 29 NOV. De gisterochtend in zijn woonplaats Haarlem overleden
tekstdichter Lennaert Nijgh wilde leven en dromen als 'een vlinder'. Een
van zijn mooiste teksten, geschreven voor zijn jeugdvriend Boudewijn de
Groot, heet Verdronken vlinder (1966). Er zit een prachtige
omkering in deze tekst. Op het moment dat de dichter een vlinder ziet
verdrinken, beseft hij dat hij zelf een vitale kracht bezit. Nijgh
dicht: "Ik heb niet langer hinder van een verdronken vlinder."
Die vitaliteit kenmerkt Nijgh. Ondanks de
grote successen uit de jaren zestig, zoals Welterusten, mijnheer de
president, Het land van Maas en Waal, Testament en
Een meisje van zestien, wisten hij en Boudewijn de Groot met de
schitterende muziek van Een nieuwe herfst (1996) opnieuw een
hoogtepunt te bereiken. En altijd bleef hij trouw aan wat hij zijn leven
lang wilde zijn: dichter met pen en papier die leefde voor de
liedkunst.
Korte tijd geleden overleden zijn ouders
met wie hij zich diep verbonden voelde. Hij zorgde voor hen, zij droegen
zorg voor hem. Ook de dood van zijn kat, over wie hij in zijn columns
voor het Haarlems Dagblad vaak schreef, raakte hem diep. Twee
weken geleden werd Nijgh opgenomen in het ziekenhuis omdat hij last had
van nierstenen. Een maagbloeding werd hem noodlottig.
De artistieke symbiose tussen Lennaert
Nijgh en Boudewijn de Groot is uniek in de Nederlandse liedkunst. Rond
hun twintigste brachten zij liederen uit van hoge kwaliteit, waarmee een
generatie opgroeide. De Groot en Nijgh zongen over vrijheid, liefde,
opstandigheid en dromen van geluk. Maar het is de grote kracht van Nijgh
dat hij, de man van melancholie en hartzeer, zich nooit liet verleiden
tot zoetelijke liedkunst. In al zijn teksten schuilt een ondertoon van
bittere berusting. Zijn grootste inspiratiebron ligt bij de romantische
dichter Wilhelm Müller, die Schuberts Die Winterreise
schreef. Verder waren voor hem Jacques Brel, jazz, Jaap Fischer en de
Everly Brothers van groot belang.
Nijgh schreef voor Liesbeth List, Ramses
Shaffy en Rob de Nijs. Voor zijn eerste vrouw Astrid Nijgh componeerde
hij een van zijn persoonlijkste teksten, Ik doe wat ik doe. Twee
jaar geleden werd Nijgh, bij gelegenheid van een fluwelen uitgave van al
zijn liedteksten, gehuldigd in het Amsterdamse theater Bellevue.
Nijgh hield zich uit overtuiging op de
achtergrond. Hij vond het vanzelfsprekend dat hij de dichter van de
teksten was, en anderen zijn poëzie zongen. Hij was ook de
schrijver van een van de wonderlijkste boeken uit de Nederlandse
literatuur, Tobia (1971). Dit autobiografische verhaal gaat over
een Haarlemse jongeman die in Amsterdam zijn geluk beproeft. Voorts
vertaalde hij, schreef historisch onderlegde beschouwingen over zijn
geliefde Haarlem en was hij librettist, onder andere van de musical
De Engel van Amsterdam. Met het latere Malle Babbe
bezegelde hij opnieuw zijn kunstzinnige schrijfkracht.
Hoewel Lennaert Nijgh in Haarlem een
schare goede vrienden had, bleef hij een eenzame man. In een interview
voor deze krant zei hij in 1996: "Ik ben trouw gebleven aan mijn jeugd,
daarom ben ik in zekere zin nooit volwassen geworden. En dat wil ik ook
niet. Volwassen worden is de dood, dat weet elke tuinier." Wie goed naar
zijn liedteksten luistert, weet dat de dood zich verbergt tussen de
woorden. Een van zijn persoonlijke opdrachten, op een stukje papier in
een Haarlems café luidt: "Eerst komt het leven, dan de strijd./
Daarna de Dood en men is alles kwijt."
Verdronken vlinder
Zo te sterven op het water met je vleugels van papier
Zo maar drijven na 't vliegen in de wolken drijf je hier
Met je kleuren die vervagen zonder zoeken, zonder vragen
Eindelijk voor altijd rusten met de bloemen die je kuste
Geuren die je hebt geweten
Alles kan je nu vergeten
Op het water wieg je heen en weer
Zo te sterven op het water met je vleugels van papier
Als een vlinder die toch vliegen kan tot in de blauwe lucht
Als een vlinder altijd vrij en voor het leven op de vlucht
Wil ik sterven op het water maar dat is een zorg van later
Ik wil nu als vlinder vliegen op de bloemenblaadren wiegen
Maar zo hoog kan ik niet komen
Dus ik vlieg maar in mijn dromen
Altijd ben ik voor het leven op de vlucht
Als een vlinder die toch vliegen kan tot in de blauwe lucht
Om te leven, dacht ik, je zou een vlinder moeten zijn
Om te vliegen heel ver weg van alle leed en alle pijn
Maar ik heb niet langer hinder
van jaloers zijn op een vlinder
Als zelfs vlinders moeten sterven
Laat ik niet mijn vreugd bederven
Ik kan zonder vliegen leven
Wat zal ik nog langer geven
Om een vlinder die verdronken is in mij
Om te leven hoef ik echt geen vlinder meer te zijn
Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09 |
|
|