- bron: Algemeen Dagblad
- transcriptie: Daniël (v2003-05-20)
De man achter 'Bo'
De naam van tekstschrijver Lennaert Nijgh is onverbrekelijk verbonden
met die van zijn jeugdvriend Boudewijn de Groot.
Nijgh, die gisterochtend op 57-jarige leeftijd na een kort ziekbed in
Haarlem overleed, was de dichtende helft van het duo, dat in de jaren 60
en 70 triomfen vierde met prachtige, welhaast poëtische
Nederlandstalige nummers als Het land van Maas en Waal,
Verdronken Vlinder, Prikkebeen en Welterusten meneer de
president, om er enkelen uit zijn rijke oeuvre te noemen.
Hij schreef ook voor onder anderen Jenny Arean, Liesbeth List
('Pastorale', het duet met Ramses Shaffy), zijn toenmalige vrouw Astrid
Nijgh ('Ik doe wat ik doe') en Rob de Nijs, voor wie hij onder meer de
tekst van 'Malle Babbe' en Zuster Ursula componeerde.
Lennaert Nijgh en Boudewijn De Groot - die gisteren niet
wilde reageren op het overlijden van Nijgh - golden in het
hippietijdperk als het tweetal dat zich met maatschappij-kritische
teksten doelbewust wilde afzetten tegen de heersende moraal van
burgerfatsoen, een tanend overblijfsel uit de jaren 50. Over die rol
hadden beiden gemengde gevoelens. "We wilden gewoon muziek maken en
beroemd worden", zei Lennaert Nijgh eens over die periode. Hij
beschouwde zich vooral als romanticus, géén
geëngageerde troubadour.
Boudewijn de Groot kon het stigma van 'protestzanger' - de
Nederlandse evenknie van Bob Dylan - niet aan, raakte in
een identiteitscrisis en ging experimenteren met Engelstalige teksten.
De verwijdering die als gevolg daarvan tussen de twee jeugdvrienden
optrad, werd pas in 1996 overbrugd toen een hernieuwde samenwerking
resulteerde in de succesvolle cd en tournee 'Een nieuwe herfst'.
Die comeback was typerend voor de relatie die Lennaert
Nijgh - die ook boeken- en krantencolumns
schreef - met Boudewijn 'Bo' de Groot onderhield. Ze
beslechtten menige ruzie, maar zochten elkaar altijd weer op. De magie
tussen tekstdichter en uitvoerder bleef - hoe kwetsbaar
soms - bestaan. Boudewijn de Groot daarover, in een
interview met deze krant uit 1997: "Vooral voor Lennaert was het succes
een enorme opluchting. Hij was bang dat zijn teksten niet meer zouden
aansluiten bij de huidige tijd."
Die angst liep als een rode draad door de carrière van Lennaert
Nijgh die zichzelf, als gevolg van zijn frequente drankgebruik, warrig
taalgebruik en somtijds geheugenverlies, soms spottend als 'Korsakov'
typeerde. "Als je ouder wordt", zei hij eens, "houd je wel op directe
lyriek te maken. Het wordt een beetje pathetisch als je als man van
middelbare leeftijd over een weggelopen meisje schrijft."
Misschien is een refrein uit 'Een wonderkind van 50', dat hij midden
jaren 90 voor Boudewijn de Groot schreef, daarom wel profetisch
gebleken.
Ach, een wonderkind van vijftig
Dat is immers geen gezicht
Dus om consequent te blijven
Deed-ie zelf het boek maar dicht.
Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09 |
|
|