bron: http://www.haarlemsdagblad.nl

Romanticus tegen beter weten in [Haarlems Dagblad]

Ik was klein en ons tuintje was de wereld
Een zandbak met een schutting eromheen,
Wat daarachter was dat mocht ik zelf verzinnen,
Een grote tuin vol bloemen en een zon
die altijd scheen
En dat bleef zo, al ontdekte ik ook later
dat er niets was dan wat onkruid en wat puin,
want de werkelijkheid had immers niets te maken
met die zelfbedachte, échte bloementuin.

Een romanticus is een romanticus, zo word je geboren. Het lastige van het woord romantiek is alleen dat het in de spreektaal zo wezenlijk iets anders betekent, dat ik het maar liever niet gebruik. Romantisch tafelen... Met kaarsen... Aaarggh!''

Lennaert Nijgh had een vies gezicht getrokken en zocht nu de blik van café-eigenaar Kees van D'Oude Floryn. ,,Kees, heb je voor mij nog Een Ding?'' ,,Maar natuurlijk'', riep Kees en kwam al met een fles Beerenburg in de hand aangelopen. Het bestellen en inschenken ervan was weliswaar een klein ritueel, maar toch duidelijk een ritueel. En Lennaert omgaf zich graag met rituelen. Dienden die immers niet als een soort houvast?

Van de wereld was die schutting wel het einde,
Van mijn eigen wereld was hij het begin
En daar bleef ik in geloven
Tegen beter weten in...

D'Oude Floryn - 'bij Kees' - was een van Lennaerts huiskamers. Hij las er urenlang de krant, kocht en rookte er zijn Gauloises, liet er de ideeën voor zijn columns binnenstromen, praatte er met de een en observeerde de ander, dacht na. Niets ergers dan 'uitgaanders' die zijn huiskamer misbruikten om er 'te stappen'. ,,Een kachel gaat uit en stappen doe je als je loopt'', zei hij daarover. En in het verlengde van die optiek: ,,Je hebt een café en je hebt horéca, en da's een heel verschil.'' De verkeerde beklemtoning van het woord 'horeca' was bewust.
Een echt café had op zijn best vingerdikke smyrnakleedjes op de tafels, verzamelplaats van shagresten en de as van sigaretten. Daar hingen vergeelde foto's aan de muur, verstond de barman zijn vak en klonk de muziek zacht of - beter nog - helemaal niet. In een goed café, daar was het: een beetje zoals vroeger.

Bij Lennaert Nijgh ging het vaak over 'andere tijden'. Het thema loopt dan ook door zijn oeuvre als het Spaarne door Haarlem. Aanvankelijk ging het daarbij over tijden die nog komen moesten, maar in Lennaerts blijde verkondiging daarvan is de weemoed wel altijd aanwezig geweest. Tekenend voorbeeld is het lied waarin hij op 21-jarige leeftijd het 'testament' van zijn jeugd opmaakt. De teksten over onvervulde verlangens, verbroken liefdes, hunkering en zucht naar geborgenheid zijn legio.

De pijn werd in balans gebracht met humor en hoop op beter. Soms, ogenschijnlijk, met de moed der wanhoop. Met die pijn liep hij niet zelden op vermakelijke manier te koop. ,,Wat is er Lennaert?'' ,,Ik heb de Ziekte Van Kut!''. Dan was er die grimas en vervolgens die over-geacteerde wanhoopsblik. ,,Ja ja, makkelijk is het allemaal niet. Kees, heb je voor mij nog Een Ding...?'' Ondertussen verschoven de 'andere tijden' van 'straks' naar 'toen'.

Op het lyceum zat ik jarenlang gevangen
Als een vreemde vage vogel in de klas,
Van elk meisje kreeg ik wilde toekomstdromen,
Want na het eindexamen begon het leven pas.

En al liep ik later eenzaam vele blauwtjes,
Ergens op een koude kamer in de stad,
Ik wist zeker: morgen zou het echt beginnen,
Het grootse leven, dat ik voor me had

Want van vroeger was vandaag altijd het einde,
Van iets beters en iets nieuws steeds het begin
En daar bleef ik in geloven
Tegen beter weten in

En zo kwam ik steeds aan weer een nieuwe schutting,
Met daarachter weer een ander paradijs
En al bleek dat steeds opnieuw een veld vol distels
Zo werd ik langzaam ouder en heel erg langzaam wijs

Lennaert hield uiteindelijk niet van verandering. De laatste jaren had hij het dan ook liever over vroeger. Een vroeger dat hij koesterde. Met warmte sprak hij over kerst zoals hij dat als klein jongetje vierde met zijn ouders. En over Heemstede in de jaren vijftig. Met oprechte bewondering en ontroering kon hij kijken naar de beelden van de begrafenis van de Queen Mum - vanwege de rijke tradities van zijn geliefde Engeland waar hij zo dikwijls heen was gevaren met het 'goede schip', de kotter De Jonge Jacob - ook al onderwerp van talloze, met oneindig veel liefde vertelde anekdotes. Over Engeland: ,, De dingen veranderen daar wel, maar het gaat heel traag.''

Naar aanleiding van de ramp met het WTC in New York vorig jaar zei hij: ,,Ik had nog nooit van die torens gehoord! Maar ik ken Amerika dan ook alleen uit de Donald Duck van mijn jeugd. En toen stonden ze er nog niet.''

'Er komen andere tijden' werd steeds nadrukkelijker 'er wáren andere tijden'. Hem daarmee confronterend, antwoordde Lennaert: ,,Wat wil je dan? Ik ben een oude man.'' Dat was begin dit jaar. Lennaert was net 57 geworden. Het antwoord herbergde een onheilspellende berusting. En die berusting leek hém nog het meest ongemakkelijk te maken .

Maar al ben ik dan toch wat men noemt volwassen
En schuttingen, daar kijk ik overheen,
Wanneer ze zeggen: eens wordt alles anders
En eens, dan worden alle mensen één.
Er is geen einde aan het laatste einde,
Er is alleen een eeuwig nieuw begin,
Dan zal ik daar onmiddellijk in geloven,
Tegen beter weten in.

Vorig jaar overleed Lennaerts vader, relatief kort na de dood van zijn moeder. De klap die dat teweeg bracht, was hem aan te zien. Over de dood van zijn ouders schreef Lennaert een paar hartverscheurend mooie columns voor deze krant en twee ontroerende kerstverhalen. Ze waren het eerbetoon van iemand die als een monnik in zijn eigen verleden en dat van zijn ouders aan het graven was. Lennaert: ,,En dan blijkt dat het geheugen toch ook met een schaar en lijmpot in elkaar is gezet. Het zit allemaal ergens in mijn hoofd, maar in welk laatje?''
Ruimte voor liedteksten was er niet meer, al lag er dan de afspraak om met Boudewijn de Groot te werken aan een nieuwe cd. Lennaert daarover: ,,Dat gáát nu toch niet?'' Afgelopen 4 mei om kwart voor acht drentelde Lennaert in de rondte op de hoek van de Lange Veerstraat en de Oude Groenmarkt in Haarlem. ,,Hoor toch!'', zei hij. Met grote, betraande, blauwe ogen luisterde hij naar de klokken die de twee minuten stilte van de dodenherdenking inluidden - de klokken van zijn eigen, o zo vertrouwde, Oude Baaf. Het motregende.
Niet lang daarna werd Meneer, Lennaerts beroemde grote huiskat, ernstig ziek. Het betekende de streep door de rekening van een nieuwe reis naar Engeland - land van de juiste, zij het wat onhandige omgangsvormen, van groene heuvels en van mistroostige regens. En ja, ook het land van het Meisje in Engeland, zijn voor altijd gekoesterde jeugdliefde die hij destijds in De Waag had leren kennen.

Lennaert zag met bedroefd hart van zijn geplande reis af, zoveel was duidelijk. Maar er was meer: in de verhalen en beschouwingen die Lennaert boven de smyrnakleedjes van Kees over Meneer uitsprak, klonk een voor een ieder onplaatsbaar groot lijden door. Het was alsof Lennaert het onverwerkte leed over zijn ouders projecteerde op zijn zwart-witte huisgenoot. Wie bedacht dat Lennaert zelf ziek was en dát feit wegstopte in de liefde voor zijn zieke kat? Meneer is dinsdag 19 november gestorven. Twee dagen later werd Lennaert Nijgh opgenomen in het ziekenhuis. Achteraf gezien is het zo pijnlijk glashelder dat er op dat moment allang geen ruimte meer was voor een 'tegen beter weten in'.

Richard Stekelenburg

(Liedtekst: Tegen Beter Weten In, 1970)

Een compleet overzicht van het werk van Lennaert Nijgh is te vinden op de website over de schrijver: http://home.kabelfoon.nl/dve/nijgh/

donderdag, 28-11-2002


 © Copyright 2002 Haarlems Dagblad. Alle rechten voorbehouden



Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email