bron: Story
transcriptie: Daniël (v2003-05-07)

ER KOMEN GEEN BETERE TIJDEN VOOR TEKSTSCHRIJVER LENNAERT NIJGH:

'IK BEN ALTIJD
ALLEEN
GEWEEST...
'

Bevlogen fenomenen
die ons land kleur geven

Sommige mensen hebben hun eigen weg gekozen, zijn altijd
trouw aan zichzelf en leven hun leven zoals zij denken dat te
moeten doen, zonder iemand daarmee lastig te vallen. Ze
worden bewonderd, maar ook met een scheef oog aangekeken.
Het zijn de mensen die Nederland kleur geven, de pareltjes
in onze vaak zo grijze maatschappij, de bevlogen fenomenen.
In deze vijfde aflevering van een serie openhartige
interviews tekstschrijver LENNAERT NIJGH.

Hij schreef bijna alles voor BOUDEWIJN DE GROOT en zijn naam is onuitwisbaar in de geschiedenis van de Nederlandse lichte muziek. Maar LENNAERT NIJGH is ook Haarlemmer. Hij kent de kroegen als geen ander en... begraafplaatsen op zijn duimpje. Na drie huwelijken verloor hij twee jaar geleden zijn beide ouders binnen een half jaar en nadien vielen de klappen ook in zijn eigen generatie. Dat is wennen. Of went het nooit? 'Ik kan het allemaal niet ineens verwerken. Misschien blijf ik er wel altijd mee bezig...' bekent het fenomeen in een aangrijpend gesprek met STORY.

DOOR KAREL HILLE

BOUDEWIJN DE GROOT, ROB DE NIJS, JENNY AREAN, LIESBETH LIST en RAMSES SHAFFY, om er maar eens een paar te noemen, zijn hem hopelijk nog steeds dankbaar voor de wonderschone teksten die hij voor ze geschreven heeft. Helaas is in de Nederlandse artiestenwereld niets zo snel vergankelijk als vriendschap... 'Ze gebruiken je zo lang ze je nodig hebben.'
Gelukkig hebben LENNAERT NIJGH's hits als Malle Babbe, Een meisje van zestien, Verdronken Vlinder, Meneer de President, Zuster Ursula of Pastorale wel eeuwigheidswaarde.
Even lijkt het alsof Lennaert onze afspraak voor het gesprek bij hem thuis vergeten is. Na het aarzelend openen van zijn voordeur word ik verzocht voorzichtig het huis te betreden en vooral de nodige stilte in acht te nemen.
Slaapt er soms een baby'tje?
'Nee, Meneer slaapt en het is niet goed als hij plotseling wordt opgeschrikt door een verkeerde beweging of vreemd geluid. Meneer heeft dezelfde ziekte als de paus, zoiets als Parkinson, maar dan anders. Dus ik waarschuw maar even,' zegt Lennaert (57) en gaat behoedzaam voor naar de woonkamer. Meneer? Wie is die meneer dan wel dat hij met zoveel egards wordt omgeven, vraag ik me in alle onschuld af. Voorzichtig opent de tekstschrijver de verbindende haldeur.
'Kijk, daar is ie...' vervolgt de schrijver.
In de woonkamer komt een reusachtige zwarte kat langzaam in beweging.
'Meneer kan wegens zijn ziekte helaas alleen linksom draaien. Hij loopt dus in cirkels vooruit. Ondanks dat hij zo zielig lijkt, is hij er niet echt slecht aan toe...'
Lennaert Nijgh, het geniale tekstuele geweten van zanger Boudewijn de Groot, gaat op z'n vaste plaatsje tussen de tv en de open haard zitten. Dat is gemakkelijk, want dan hoeft hij niet zo ver te lopen om zijn zoveelste lege Gauloises-verpakking in de reeds blauw uitpuilende, niet brandende vuurkorf te gooien.

'LEVEN NA DE DOOD? JE KUNT JEZELF ALLES WIJSMAKEN'

Behalve Meneer - de beroemdste huiskat van Haarlem, want Lennaert schrijft geregeld over hem in zijn column in het Haarlems Dagblad - is er niemand in huis.
'Ik herinner me die keer bij Café Koops, in het voorjaar van 1996. Nadat Boudewijn vertrokken was, zopen JIP (GOLDSTEIN, red) en ik en geheel Café Koops door tot het donker werd. Ik zie Maat RUUD nog voor me, die ineens naar buiten wiebelde en met een grote boog op straat ging staan plassen. Jip had inmiddels de nogal preutse barjuffrouw die ik altijd 'Zuster Fluitketel' noemde, bijna zover gekregen dat ze op tafel uit de kleren ging. NUEL viel van de trap en brak nagenoeg al zijn beenderen. Nuel leeft nog en wij allemaal gelukkig ook. Maar Ruud is ook dood, bedenk ik nu in eens. Jonger dan ik. Shit. En Jip, de godfather van de Nederlandse popjournalisten is omgevallen. Mijn God wat erg...' mijmert Lennaert Nijgh.
Hoe is het om alleen te zijn?
'Ook al ben ik drie keer getrouwd geweest in mijn leven, ik ben 57 jaar alleen; ik ben enig kind en heb geen kinderen. Mijn eerste vrouw was ASTRID. Toen ze ontdekte dat ze lesbisch was, leefden we verder als broer en zus en gingen samen achter de wijven aan. ANJA, mijn tweede vrouw, is later getrouwd met Boudewijn en zijn derde vrouw geworden. Mijn derde vrouw was JOSÉ KONING.'
'Tja...' zegt hij zichtbaar vergenoegd, 'vroeger heb ik nogal achter de dames aangezeten. Ik ben blij dat mijn reputatie ook op dat gebied bekend is. Ik zie wel eens oudere mannen achter de meiden aangaan. Dan denk ik: Man, doe dat toch niet! Zie je niet hoe 't er uit ziet? Heel gênant. Laten we elkaar geen mietje noemen, een vrouw kost energie, dat weten we allemaal. Ik heb mijn energie nu hard nodig voor mijn werk en mijn jaarlijkse reis met mijn schip naar Engeland. Helaas gaat de reis dit jaar niet door, er moeten wat technische voorzieningen worden getroffen. De boot is uit 1928 en ik uit 1945. Op zich behoeft dat geen bezwaar te zijn, een schip van 18 meter in het Spaarne lijkt heel wat, maar dan moet je buiten komen als het spookt op zee. Ik heb dus geen zeil- maar een motorschip.

'IK SCHRIJF NIET MEER
VOOR ANDEREN...
'

Kijk, als je auto het niet doet, stap je uit en duwt hem verder. Dus wat dat betreft, lijkt mijn boot meer op een vliegtuig... Wist je trouwens dat ANTON HEYBOER's vrouw LOTTI mijn eerste onbereikbare liefde op de middelbare school was? Zij was 17, ik 13. Zij woonde tegenover de ingang van de nu Algemene Begraafplaats.'
Waarom zeg je dat zo nadrukkelijk, heb je iets met begraafplaatsen?
'Mijn grootmoeder ligt er sinds 1960. Het is prachtig beheerd. Vroeger moest ik altijd met mijn moeder even mee naar oma's graf. Ik haatte dat. Ik moest altijd dat rondje meelopen, ze had een bepaalde route. Die route loop ik nog wel eens, maar nu alleen. Ik loop dan ook altijd langs het graf van PAUL CHR. VAN WESTERING, de componist van Dikkertje Dap. Op de achtergrond hoor je dan in het bos de geluiden van de kinderboerderij en het krijsen van de pauwen. Dat is van een afschuwelijke schoonheid. Wel macaber ja, dat wel.'
En als je tegenover het graf van je ouders staat, zijn ze daar dan ook voor je gevoel of zijn ze daarboven?
'Dat weten wij toch niet? Ja, we willen zoveel weten, maar dit weten we niet. Lekker jammer. Het is natuurlijk heel menselijk om dat te willen weten, maar 't is helemaal niet de bedoeling. Leven na de dood? Je kunt jezelf alles wijsmaken. Je hoort er allerlei verhalen over, maar die hoor je in de kroeg ook.
Ik heb een beetje aversie tegen die New Age-geschiedenis. De mensen worden al duizenden jaren besodemieterd. Ik vind het ook zo komisch dat de mensen uit de zwaar christelijke richting elkaar allemaal waarschuwen voor, hoe heet ie, die ROSTELLI. Ze geloven daar dus echt in. Nou, het blijft voor mij allemaal toch een beetje HANS KAZÀN, al moet ik toegeven dat ik soms wel eens bid. Als ik al bid, doe ik dat in kleine zinnetjes...
Meneer hier, woont sinds 1995 bij me. Ik heb hem gekregen van een mooie jonge Haarlemse dame. Ze ging samenwonen met een man en die had al een hond. Meneer is bij haar nooit buiten geweest, want ze woonde op een etage. Haar vader is uitvaartondernemer in Bloemendaal en heeft twee bisschoppen begraven: ZWARTKRUIS en BOGERS en in het midden GODFRIED BOMANS. Ik leer die uitvaartondernemer, HARRY, dus kennen. Een man van de oude stempel. Toen ik hem zag, dacht ik: Die man moet mijn ouders begraven. Dat lukte bij mijn moeder. Het was eigenlijk al een half jaar later. Harry was gepensioneerd, maar hij kwam toch. De stoet vertrok hier in de buurt, mijn ouders hadden een heel klein tussenwoninkje. Niet meer het grote huis natuurlijk. De kunst van een uitvaartondernemer is om goed voor de auto uit te lopen. Ik zat in de eerste volgauto met Boudewijn en Anja en zag wat er gebeurde. Ik zag kinderen en mensen op straat bevriezen als ze naar hem keken. Mijn ouders zijn begraven op de Algemene Begraafplaats. Wij zijn niet katholiek, Meneer is katholiek. Ja, het begint verwarrend te worden, ik was er al bang voor...'
Laten we weer terugkeren op aarde. Schrijf je behalve voor Boudewijn en het Haarlems Dagblad nog voor anderen?
'Nee, ik schrijf nu alleen voor Boudewijn, verder niet. Ik schrijf niet meer voor anderen. Je hebt mensen die schrijven de hele dag door. Die hebben dozen vol shit, slechts een enkele keer zit er wat tussen. Ik ben enorm kritisch. Ik heb een keiharde concurrent en dat ben ik. Net als met de sport, hoewel ik niet van sport houd. Die mensen vechten tegen zichzelf. Als ik zo'n Tour de France zie, denk ik: Mens hou toch op, neem een taxi! Mijn beste tekst is mijn nog komende tekst. Je moet vooruit, niet achteruitlopen, dan val je op je bek. Dan krijg je wat de Grieken en de Mohammedanen hebben. Hun trots ligt achter hen. Je krijgt dan een soort Gouden Eeuw Syndroom en daar word je somber van.
Je MOET vooruit, we gaan altijd vooruit. We gaan moedig voorwaarts. Je moet volhouden - tegen beter weten in...'




Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email