Naast zijn journalistieke werkzaamheden voor het Haarlems Dagblad, waarvoor hij wekelijks een column schrijft, werd hij de man van liedteksten voor bekende Nederlandse artiesten. Veel van zijn werkstukken werden nationale bestsellers zoals 'Zuster Ursula', 'Malle Babbe', 'Jan Klaassen de trompetter', 'Het Land van Maas en Waal', 'Prikkebeen', en 'Zonder vrienden kan ik niet'.
Een selectie uit ruim een kwart eeuw liedteksten is nu gebundeld.
Gistermiddag werd 'Tekst en uitleg'
feestelijk ten doop gehouden in het Haarlemse stadhuis. Vorige
maand verschenen, eveneens bij uitgeverij Conserve in Schoorl,
van Lennaerts hand 'Moord en doodslag'
(een bundeling van twaalf geruchtmakende Nederlandse moordzaken)
en 'Stad van Hout', een bloemlezing uit
zijn columns.
Lennaert heeft dat schrijven van geen vreemde. Zijn
betovergrootvader Henricus Nijgh was de oprichter van de NRC,
en zijn overgrootvader, ook een Henricus, gaf er blijk van een
goede pen te hebben in de dagboeken die hij naliet.
Lennaert: "Ik heb er twee. Het eerste dateert uit 1865, toen
hij als adelborst van zestien jaar aan boord van de 'Van
Wassenaar' via Rio de Janeiro naar Nederlands-Indië
zeilde. Het is een boeiend verslag met oog voor details. Het
leven aan boord van zo'n marineschip was geen pretje. Zo
schrijft hij ergens dat hij blij was dat zijn moeder hem
donker ondergoed had meegegeven. Daarop zag je de luizen, die
er in overvloed waren, minder. Het was afzien tijdens die
reis. Als je alleen al leest over de 'kaas-snert' die ze aten.
Daarmee werd aangeduid dat er maden in zaten. Zijn 'geheime'
dagboek over de oorlog in Atjeh was, zoals de aanduiding op
het omslag al zegt, niet bedoeld om door anderen te worden
gelezen, in elk geval niet in die tijd. Henricus laat zich er
zeer kritisch in uit over de strijd in Atjeh. De gelijkenis met
wat nu speelt rondom de Golfoorlog is frappant. Ook toen
werden halve waarheden en berichten die duidelijk waren
bedoeld als propaganda naar buiten gebracht. De waarheid is in
een oorlog altijd anders. Die krijg je pas achteraf te horen,
met name uit dagboeken die de soldaten aan het front hebben
bijgehouden. Mijn overgrootvader komt tot de conclusie dat
Holland te klein is om oorlog te voeren. Hij ergerde zich
gruwelijk dat de Nederlanders voor de Engelsen in het stof
kropen."
Buitenbeentje
Lennaert Nijgh geniet van het vertellen van historische
familieverhalen, bijvoorbeeld dat de beroemde Britse acteur
Bingley en de bekende ds. Nicolaas van Oosterzee in de verte
familie zijn. Dichterbij zijn dat de Van Ommerens, de deftige
Rotterdamse scheepsbouwersfamilie. Lennaert heeft er weinig
contact mee. "Ik ben nu eenmaal een buitenbeentje in de
familie evenals destijds Henri Nijgh, de marine-officier,
hoewel mijn Rotterdamse familie mij tegenwoordig wel ziet
zitten. Ze vinden het best aardig mijn naam te laten vallen
tijdens de borrel. Vijf jaar geleden is er zelfs een neefje
naar mij vernoemd."
Bladerend in de nu gebundelde liedteksten van Lennaert valt
meteen zijn
'Welterusten, mijnheer de president'
op, geschreven uit protest tegen de Vietnam-oorlog. De gelijkenis
met wat er nu in de wereld speelt, is op het eerste gezicht
griezelig. Weer wordt het leven van duizenden mensen bedreigd
en opnieuw moet je je afvragen waarvoor. Toch liggen de zaken
nu wat anders, meent Lennaert. "Ik vind het prima dat ze dat
lied, destijds door Boudewijn de Groot gezongen, op de
verzamel-cd hebben gezet die
onlangs van zijn successen is uitgebracht. Maar ik zou ernstig
protesteren als ze het op een singeltje weer op de markt gingen
brengen zoals ze hebben gedaan met Donovan. Dat ze
'Universal soldier' omwille
van de commercie hebben opgegraven, vind ik misselijk."
Lennaert houdt er trouwens helemaal niet van oude koeien uit
de sloot te halen. "De bundeling van mijn liedteksten hebben
ze me min of meer moeten afdwingen. Ik vond het een vreselijk
werk. Elk lied van mij is een wereldje op zich. Het zijn diepe
persoonlijke ervaringen. Ik heb nooit liedjes geschreven om
dingen van me af te schrijven. Het enige dat ik van me
afschrijf, zijn de belastingen. Liedjes schrijven is de dingen
zwart/wit zien. In mijn liedjes vertel ik over mijn wanhoop en
mijn dromen. Noodgedwongen moest ik er nu voor die bundel weer
doorheen en kwamen veel zaken die mij destijds hevig hebben
beroerd weer op me af. Dat was geen pretje."
'Flower power'
In de toelichting op zijn gebundelde liedjes schrijft Lennaert
dat hem steeds verwarring bevangt als jongeren vragen gaan
stellen over de 'flower power'. "Dat is een tijdperk dat
degenen die het net niet hebben meegemaakt mateloos schijnt te
boeien. Ik weet nooit wat ik zeggen moet als ze mij vragen hoe
het was. Ik denk dat de jaren zeventig eerder beantwoord
hebben aan het beeld, dat de jeugd van nu over de jeugd van
toen heeft, dan de jaren zestig zelf."
Lennaert knikt als ik hem als een romanticus typeer. "Dat ben
ik ongetwijfeld. Alleen interpreteer ik het begrip romantiek
een beetje anders dan mijn ouders. Voor hen is het een mooi
gedekte tafel, voor mij een woord dat je met een hoofdletter
moet schrijven. Het houdt voor mij in: het in onvrede leven
met de werkelijkheid."
De liedteksten van Lennaert Nijgh gaan vaak heel diep. Neem
zijn 'Zomers einde':
'Het blijft vanavond niet meer droog/
en het ruikt vannacht of alles bloeit/ of alles diep van
binnen vurig gloeit/ we hebben elkaar nodig nu/ we hebben
zoveel praats/ we schreeuwen naar elkaar/ dat er nooit een
einde komt/ nooit een einde aan de pret/ nooit een einde/ aan
zomers einde'.
Daarin zit hetzelfde als in de Pastorale van Beethoven, vindt
Lennaert. Op die manier kan hij ook filosoferen over het
begrip stilte. "Waar is die nog te vinden? Altijd hoor je wel
ergens het gezoem van auto's op een snelweg. Voor stilte moet
je in een land als Engeland zijn. Daar tref je ook nog echte
duisternis aan. Hier zie je altijd wel ergens lichten."
Louis Couperus was in Lennaerts jonge jaren zijn favoriet.
"Wat me in hem zo aantrok was zijn bloemrijke taal, zijn
stijl, de krullen die hij hanteerde. Later heeft de Ierse
auteur James Joyce zijn plaats ingenomen. Als je eenmaal in
zijn ban bent, gaat een kosmos voor je open. Joyce is voor mij
als een middeleeuwse kathedraal waarin alles met elkaar
verband houdt." Dichter bij huis is er Nijghs nauwe verbondenheid
met zijn geboortestad Haarlem. Niet zo maar schreef Lennaert
liedjes over het Spaarne,
het Huis met de beelden en
de holle boom van Kraantje Lek, waar
volgens een Haarlemse legende de kindertjes vandaan komen.
"Haarlem met zijn Florapark-buurt, waar je het gevoel krijgt dat
het iedere dag zondag is. Godfried Bomans zei over Haarlem dat
als hier iets zou kunnen gebeuren, het er ook is gebeurd. Het is
een heerlijke stad en zo vol geschiedenis. Als je hier over de
Grote Markt loopt en de Bavo ziet! Waar vind je een stad waar
een standbeeld staat voor iemand aan wie een uitvinding wordt
toegeschreven die hij nooit heeft gedaan, sterker nog
een man die vrijwel zeker nooit heeft bestaan? En in welke stad
luiden elke avond zoals in Haarlem de Damiaatklokjes ten teken
dat de stadspoorten, die al een eeuw geleden werden afgebroken,
moeten worden gesloten? Prachtig toch, dat zoiets in deze tijd
nog mogelijk is. Als ik iets ben, dan ben ik een Haarlemmer.
Ik vind het heerlijk over mijn stad te vertellen en er over te
schrijven, legenden toe te voegen aan de vele die er al over
Haarlem zijn. In dat verband zit ik op dezelfde lijn als Beets
en Bomans."
|
|