transcriptie: Wim (herzien door Daniël)

'Zo ik iets ben, ben
ik een Haarlemmer'

door Fred Lammers

"Als kind van zes dicteerde ik mijn eerste verhaaltjes aan grootmoeder. Het is voor mij daarom nooit een vraag geweest wat ik later wilde worden." Lennaert Nijgh weet als man van 46 meer dan ooit dat hij was voorbestemd als schrijver door het leven te gaan.

Naast zijn journalistieke werkzaamheden voor het Haarlems Dagblad, waarvoor hij wekelijks een column schrijft, werd hij de man van liedteksten voor bekende Nederlandse artiesten. Veel van zijn werkstukken werden nationale bestsellers zoals 'Zuster Ursula', 'Malle Babbe', 'Jan Klaassen de trompetter', 'Het Land van Maas en Waal', 'Prikkebeen', en 'Zonder vrienden kan ik niet'.

Een selectie uit ruim een kwart eeuw liedteksten is nu gebundeld. Gistermiddag werd 'Tekst en uitleg' feestelijk ten doop gehouden in het Haarlemse stadhuis. Vorige maand verschenen, eveneens bij uitgeverij Conserve in Schoorl, van Lennaerts hand 'Moord en doodslag' (een bundeling van twaalf geruchtmakende Nederlandse moordzaken) en 'Stad van Hout', een bloemlezing uit zijn columns.
Lennaert heeft dat schrijven van geen vreemde. Zijn betovergrootvader Henricus Nijgh was de oprichter van de NRC, en zijn overgrootvader, ook een Henricus, gaf er blijk van een goede pen te hebben in de dagboeken die hij naliet.
Lennaert: "Ik heb er twee. Het eerste dateert uit 1865, toen hij als adelborst van zestien jaar aan boord van de 'Van Wassenaar' via Rio de Janeiro naar Nederlands-Indië zeilde. Het is een boeiend verslag met oog voor details. Het leven aan boord van zo'n marineschip was geen pretje. Zo schrijft hij ergens dat hij blij was dat zijn moeder hem donker ondergoed had meegegeven. Daarop zag je de luizen, die er in overvloed waren, minder. Het was afzien tijdens die reis. Als je alleen al leest over de 'kaas-snert' die ze aten. Daarmee werd aangeduid dat er maden in zaten. Zijn 'geheime' dagboek over de oorlog in Atjeh was, zoals de aanduiding op het omslag al zegt, niet bedoeld om door anderen te worden gelezen, in elk geval niet in die tijd. Henricus laat zich er zeer kritisch in uit over de strijd in Atjeh. De gelijkenis met wat nu speelt rondom de Golfoorlog is frappant. Ook toen werden halve waarheden en berichten die duidelijk waren bedoeld als propaganda naar buiten gebracht. De waarheid is in een oorlog altijd anders. Die krijg je pas achteraf te horen, met name uit dagboeken die de soldaten aan het front hebben bijgehouden. Mijn overgrootvader komt tot de conclusie dat Holland te klein is om oorlog te voeren. Hij ergerde zich gruwelijk dat de Nederlanders voor de Engelsen in het stof kropen."

Buitenbeentje
Lennaert Nijgh geniet van het vertellen van historische familieverhalen, bijvoorbeeld dat de beroemde Britse acteur Bingley en de bekende ds. Nicolaas van Oosterzee in de verte familie zijn. Dichterbij zijn dat de Van Ommerens, de deftige Rotterdamse scheepsbouwersfamilie. Lennaert heeft er weinig contact mee. "Ik ben nu eenmaal een buitenbeentje in de familie evenals destijds Henri Nijgh, de marine-officier, hoewel mijn Rotterdamse familie mij tegenwoordig wel ziet zitten. Ze vinden het best aardig mijn naam te laten vallen tijdens de borrel. Vijf jaar geleden is er zelfs een neefje naar mij vernoemd."

Bladerend in de nu gebundelde liedteksten van Lennaert valt meteen zijn 'Welterusten, mijnheer de president' op, geschreven uit protest tegen de Vietnam-oorlog. De gelijkenis met wat er nu in de wereld speelt, is op het eerste gezicht griezelig. Weer wordt het leven van duizenden mensen bedreigd en opnieuw moet je je afvragen waarvoor. Toch liggen de zaken nu wat anders, meent Lennaert. "Ik vind het prima dat ze dat lied, destijds door Boudewijn de Groot gezongen, op de verzamel-cd hebben gezet die onlangs van zijn successen is uitgebracht. Maar ik zou ernstig protesteren als ze het op een singeltje weer op de markt gingen brengen zoals ze hebben gedaan met Donovan. Dat ze 'Universal soldier' omwille van de commercie hebben opgegraven, vind ik misselijk."
Lennaert houdt er trouwens helemaal niet van oude koeien uit de sloot te halen. "De bundeling van mijn liedteksten hebben ze me min of meer moeten afdwingen. Ik vond het een vreselijk werk. Elk lied van mij is een wereldje op zich. Het zijn diepe persoonlijke ervaringen. Ik heb nooit liedjes geschreven om dingen van me af te schrijven. Het enige dat ik van me afschrijf, zijn de belastingen. Liedjes schrijven is de dingen zwart/wit zien. In mijn liedjes vertel ik over mijn wanhoop en mijn dromen. Noodgedwongen moest ik er nu voor die bundel weer doorheen en kwamen veel zaken die mij destijds hevig hebben beroerd weer op me af. Dat was geen pretje."

'Flower power'
In de toelichting op zijn gebundelde liedjes schrijft Lennaert dat hem steeds verwarring bevangt als jongeren vragen gaan stellen over de 'flower power'. "Dat is een tijdperk dat degenen die het net niet hebben meegemaakt mateloos schijnt te boeien. Ik weet nooit wat ik zeggen moet als ze mij vragen hoe het was. Ik denk dat de jaren zeventig eerder beantwoord hebben aan het beeld, dat de jeugd van nu over de jeugd van toen heeft, dan de jaren zestig zelf."
Lennaert knikt als ik hem als een romanticus typeer. "Dat ben ik ongetwijfeld. Alleen interpreteer ik het begrip romantiek een beetje anders dan mijn ouders. Voor hen is het een mooi gedekte tafel, voor mij een woord dat je met een hoofdletter moet schrijven. Het houdt voor mij in: het in onvrede leven met de werkelijkheid."

De liedteksten van Lennaert Nijgh gaan vaak heel diep. Neem zijn 'Zomers einde': 'Het blijft vanavond niet meer droog/ en het ruikt vannacht of alles bloeit/ of alles diep van binnen vurig gloeit/ we hebben elkaar nodig nu/ we hebben zoveel praats/ we schreeuwen naar elkaar/ dat er nooit een einde komt/ nooit een einde aan de pret/ nooit een einde/ aan zomers einde'.
Daarin zit hetzelfde als in de Pastorale van Beethoven, vindt Lennaert. Op die manier kan hij ook filosoferen over het begrip stilte. "Waar is die nog te vinden? Altijd hoor je wel ergens het gezoem van auto's op een snelweg. Voor stilte moet je in een land als Engeland zijn. Daar tref je ook nog echte duisternis aan. Hier zie je altijd wel ergens lichten."
Louis Couperus was in Lennaerts jonge jaren zijn favoriet. "Wat me in hem zo aantrok was zijn bloemrijke taal, zijn stijl, de krullen die hij hanteerde. Later heeft de Ierse auteur James Joyce zijn plaats ingenomen. Als je eenmaal in zijn ban bent, gaat een kosmos voor je open. Joyce is voor mij als een middeleeuwse kathedraal waarin alles met elkaar verband houdt." Dichter bij huis is er Nijghs nauwe verbondenheid met zijn geboortestad Haarlem. Niet zo maar schreef Lennaert liedjes over het Spaarne, het Huis met de beelden en de holle boom van Kraantje Lek, waar volgens een Haarlemse legende de kindertjes vandaan komen. "Haarlem met zijn Florapark-buurt, waar je het gevoel krijgt dat het iedere dag zondag is. Godfried Bomans zei over Haarlem dat als hier iets zou kunnen gebeuren, het er ook is gebeurd. Het is een heerlijke stad en zo vol geschiedenis. Als je hier over de Grote Markt loopt en de Bavo ziet! Waar vind je een stad waar een standbeeld staat voor iemand aan wie een uitvinding wordt toegeschreven die hij nooit heeft gedaan, sterker nog een man die vrijwel zeker nooit heeft bestaan? En in welke stad luiden elke avond zoals in Haarlem de Damiaatklokjes ten teken dat de stadspoorten, die al een eeuw geleden werden afgebroken, moeten worden gesloten? Prachtig toch, dat zoiets in deze tijd nog mogelijk is. Als ik iets ben, dan ben ik een Haarlemmer. Ik vind het heerlijk over mijn stad te vertellen en er over te schrijven, legenden toe te voegen aan de vele die er al over Haarlem zijn. In dat verband zit ik op dezelfde lijn als Beets en Bomans."




Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email