bron: Lach
transcriptie: Daniël (v2004-03-09)

"Ze moeten het in één keer begrijpen..."

LENNAERT NIJGH:

"Ze moeten het in één keer begrijpen..."

"Op een bepaalde manier is het liedje een rot-medium, want het moet gezongen worden en de mensen moeten het in één keer begrijpen. Op 'Picnic' heb ik dingen gedaan, die literair heel mooi zijn, maar het komt alleen bij die mensen over, die er serieus een paar keer naar gaan zitten luisteren. Het is gezongen poëzie. Voor wat je wilt zeggen is het lied weerbarstig. Je hebt natuurlijk wel de steun van de muziek voor de sfeer, maar tussen de auteur en de uitvoerende persoon zitten ook nog de componist en de arrangeur. De weg van de auteur naar de luisteraar, of - zo je wilt - de weg van de dichter naar de luisteraar is hier veel langer dan de weg van de dichter regelrecht naar de lezer. Daarom kan zo'n liedje gemakkelijk de mist in gaan. Bovendien moet je bedenken, dat ik geneigd ben vanuit mijn auteur-zijn te redeneren, maar je mag niet vergeten, dat voor een grammofoonplaatopname de uitvoerende artiest primair is. Dus je moet als auteur zo'n man of zo'n vrouw een tekst verschaffen waarmee ze iets kunnen doen."

Het snobisme van de jaren '50

Dit zegt Lennaert Nijgh, wiens naam welhaast onverbrekelijk verbonden schijnt met die van Boudewijn de Groot. De man aan wiens uitgesproken poëtische creativiteit onrecht gedaan zou worden als ik naast de prachtige liedjes, die hij voor Boudewijn schreef, ook niet zijn magistrale vertaling van de Mauthausen-cycles (gezongen door Liesbeth List), liedjes voor Hetty Blok, Rosita Bloom, voor de tv-uitzendingen van het IKOR en ten slotte zijn vertaling van de komende musical 'Salvation' onder uw aandacht bracht. En ter nadere informatie: Lennaert Nijgh, die tot de zeer smalle top van onze beste tekstschrijvers gerekend mag worden, bewoont in Heemstede aan de Irislaan met zijn vrouw, drie katten en een papegaai een gewoon huis, dat er qua interieur (naar eigen ontwerp en uitvoering) wel uitspringt.
Het is welhaast onvermijdelijk, sprekend over de activiteiten van Lennaert Nijgh, dat de naam van Boudewijn de Groot valt. "Boudewijn en ik kennen elkaar niet van school, zoals wel eens wordt gedacht, maar van het strand en van feestjes. Boudewijn zong toen Franse chansons en de liedjes van Jaap Fischer. Ik zat op het Kennemer Lyceum en ik wou cineast worden. Ik ben ook naar de filmacademie gegaan na mijn eindexamen, en ik heb het op het academie ook tot de eindexamen-film gebracht, Vox Humana heette die. Hij duikt af en toe nog wel eens op in het een of andere culturele programma. Maar schrijven heb ik al die tijd al gedaan. Op school uiteraard in de schoolkrant als redacteur en voor het Haarlems Dagblad schreef ik wel eens cursiefjes 'Op de Praetstoel', stukjes, die niet alleen door mij werden verzorgd, maar ook bijvoorbeeld door Remco Campert, mr. Elias, Kees Stip of Michel van der Plas. Ik schreef ze onder pseudoniem. Waarom? Dat mag God weten. Maar echt begon het - wat de samenwerking met Boudewijn betreft - eigenlijk pas op die avond van de achtste februari... eh... 1964, geloof ik. Dat was die avond, waarop Claus op Soestdijk aan den volke werd getoond. Ik draaide toen mijn film voor kennissen van Boudewijns ouders en daar was ook Ed Lautenslager, de voormalige teeveeomroeper, bij. Die zei tegen ons: jullie moeten eens een bandje maken en er mee naar Phonogram gaan. Dat kwam, omdat Boudewijn als troubadour in die film optrad en een liedje zong, dat-ie nota bene zelf geschreven had. Wij lachten hard om het idee, want we dachten: Phonogram is die maatschappij met die tienersterren en in die tijd - de nadagen van de vijftiger jaren - waren we erg cultuur-snobistisch, begrijp je. We waren de types van luisteren naar jazz, er geen bal aan vinden, maar dat nooit willen bekennen. De West Side Story mocht wel, maar Elvis en aanverwante artikelen, daar hoorde je alleen maar minachting voor te hebben. En Nederlandse liedjes, nou dat was helemaal niks. Goed, we zongen al die dingen wel, maar dan stiekum, natuurlijk."

Het verkeerde etiket voor Boudewijn de Groot

"Dus wij maar hard lachen om het idee. De enige pionier in die tijd was Jaap Fischer. Die was voor ons het einde. Hij sloeg enorm aan bij onze leeftijd. Hij was in die dagen mijn grote voorbeeld. Ik begon toen zelf liedjes te maken en we gingen er inderdaad mee naar Phonogram en die maakte er een paar plaatjes van. Toen gebeurde er weer een hele tijd niks, want ik zat op de filmacademie. Maar toen kwam die LP van 'De overlevenden' en daar werden er 25.000 van verkocht. Dat is heel wat voor dat genre. Nee, nou moet je niet gaan beweren, dat het een bewijs is dat het Nederlandse volk dus van dit genre houdt, want van een LP van Gert Timmerman gaan er grif 200.000 over de toonbank.
Op die LP voor 'De Overlevenden' komen in totaal drie protestsongs voor, maar die drie bezorgden Boudewijn toch maar het verkeerde etiket van protest-zanger. Waanzin! Trouwens, wat is een protest-zanger eigenlijk?"
"Later zijn we gaan experimenteren met andere muziekvormen en dan krijg je direct een lagere verkoop. Neem bijvoorbeeld 'De tuin der Lusten' en 'Picnic', die waren al heel wat minder direct dan 'De Overlevenden'. De teksten waren grotendeels surrealistisch. Het was poëzie, gecombineerd met popmuziek. Een punt is wel, dat een surrealistische tekst op zich al moeilijk is en als je die dan gaat zingen, komt-ie auditief moeilijk over, tenzij je zuiver associatief kunt denken. De 'Tuin der Lusten' is inderdaad gebaseerd op het drieluik van Jeroen Bosch. Het is een soort droomwereld, maar dan wel zonder sprookjesachtige, doch wel degelijk herkenbare motieven en symbolen. Ik heb Jeroen Bosch gevoeld, zoals hij het bedoelde in zijn tijd en dat proberen te vertalen in de welvaartsproblematiek van onze dagen. De man moet ontzettend bang geweest zijn. Bezeten van angst voor alles. Het is de angst voor, de achterdocht tegen het begrip geluk, wat ik zelf ook sterk heb. Misschien is het wel een oer-calvinistisch trekje in ons Nederlanders. Als we het fijn hebben, zeggen we bedenkelijk: - Ja maar, kan dat nou allemaal wel? Dat kan nooit goed gaan! - En bekijk Bosch' kijk op vrouwen eens, zoals die van dat schilderij overkomt. Een typisch middeleeuwse versie van de vrouw: óf moeder óf verleidster. Zijn Eva is bijna duivels. Hij beeldt het ontstaan, van het uit de hand lopen van een toch goed bedoelde, schepping uit. Als je het schilderij bekijkt, zie je Adam staan, heel dom en wezenloos. En God in een kamerjapon totaal hulpeloos en met een wanhopige blik. Maar Eva heeft ie als een heel vreemd wit serpent geschilderd. En overal zijn de dieren bezig elkaar op te vreten. In het Paradijs nog wel.
In 'De tuin der lusten' was ik vooral geobsedeerd door het middenpaneel, een orgie-achtige blijdschap, een gelukstoestand, maar zó broos, dat de mensen met de angst in hun hart verkrampt bezig zijn vrolijk te wezen. Het is een voorteken van het naderende einde en dat vind je dan op het rechterpaneel: de hel, waar Jeroen helemaal in zijn element is. Ik heb dit getransponeerd naar een industriële hel. Ik ben bang voor fabrieken, vooral voor ontmenselijkte, hoogovenachtige, vlammenbrakende fabrieken. In de buurt van Antwerpen staat zo'n fabriek. Je ziet er nooit een mens, maar je hoort wel een demonisch dreunen, onderaards dreunen. En sissen. Ik word dan bevangen door een soort animistische angst."

Het Nederlandse lied

Hij bekent een fervent verdediger en animator van het Nederlandse lied te zijn.
"Het heeft behoorlijk op zijn gat gelegen. Nadat Boudewijn ophield is er niet veel meer gebeurd. Vorig jaar nog werd er in Hadimassa en in De Volkskrant een hetze tegen het Nederlandse lied gevoerd. Maar helemaal eerlijk is dat toch niet. Kijk eens, het gebrek aan uitvoerend talent is eigenlijk nóg groter dan het gebrek aan tekstschrijvers. Vrouwelijk talent hebben we vrij veel, maar wat ik zoek zijn mannen. Je bent er niet met een goed uiterlijk, een goeie stem, een goeie voordracht, want je hebt een heleboel jonge acteurs, die wat dit betreft alles in huis hebben. Het komt veel meer aan op persoonlijkheid. Dát ontbreekt vaak. Ja, ik ben een tijdje reuze somber geweest over het Nederlandse lied.
Ik kan niet tegen artiesten, die geen inhoud hebben en die liedjes zonder inhoud zingen, maar er dan een sausje overheen gieten of het wonderwat is. Van mijn eigen teksten ben ik niet zo blij met Pastorale, hoewel het toch een hit is geworden. Weet je, ik vind het toch een beetje mooi-schrijverij. En nou zeg je, dat een tekst moet aanspreken. Als je daarmee bedoelt, dat-ie 'makkelijk' moet zijn, vergis je je, want Het Land van Maas en Waal was geen eenvoudige tekst en mr. Prikkebeen ook niet, maar het werden allebei hits. Het Land van Maas en Waal is een carnavalshit geworden. Dat had ik overigens niet bedoeld. Daarom was ik razend, toen het op de LP 'De Overlevenden' als nummer drie van de tweede kant was geplaatst. Ik had het als laatste nummer bedoeld. Het eerste nummer heet: 'Kent ge het land...?' en tussen dit nummer en Het Land van Maas en Waal zat het thema over het afbraakproces van het volwassen worden. Het is op die plaat geënt op een liefdesgeschiedenis. Daarom is die plaat ook zo hard gegaan, omdat de identificatie-mogelijkheid zo groot was. Het vernietigen van illusies, het al dan niet aanvaarden van compromissen, wat dan de volwassenheid moet voorstellen, komt in elk mensenleven voor. En dit thema had in 'Het Land van Maas en Waal' eigenlijk een soort radeloze apotheose moeten zijn. Overigens is Het Land van Maas en Waal ontstaan door een jeugdherinnering van Boudewijn, die me eens vertelde, dat-ie als kind een boek had, waarin Het Land van Maas en Waal voorkwam en dat had-ie altijd zo'n prachtige klank gevonden, al die a's achter elkaar.
In België wordt Boudewijn veel meer gefêteerd dan hier. De Vlamingen nemen het Nederlandse Lied serieus. Het zal nooit bij ze opkomen er grapjes over te maken. Boudewijn is daar trouwens een grote vedette. De mensen kennen er mij trouwens ook veel beter. Ik ontdekte, dat mijn liedjes daar op school als examenstof worden gebruikt. Bij eindexamens ben ik een van de meest voorkomende auteurs. Ik voer trouwens ook correspondentie met taalleraren daar."

De come back van Lennaert Nijgh

Ik merk op, dat hij een grote produktie heeft, maar dat doet hem bedenkelijk de wenkbrauwen fronsen.
"Mijn produktie is niet zo enorm. Ik zit constant met het complex, dat ik niet voldoende doe. Ik ben indertijd uit geldnood samengegaan met de manager van Ramses Shaffy. Ik stap daar nu uit. Ik heb dat besluit genomen in het begin van dit jaar, na een periode van allerlei moeilijke toestanden. Dat is trouwens een van de factoren, waarom Boudewijn heeft gezwegen. Let wel, ik zeg niet dat Boudewijn zweeg, omdat ik niet meer schreef, maar wel dat het één van de factoren was. Nu ga ik weer met Boudewijn werken. Er komt een auteurs-lp van mij, waarvoor ik zelf de nummers mag uitzoeken. Een auteurs-lp is héél fijn om te doen, omdat het dan echt gaat om jouw werk en niet in de eerste plaats om de uitvoerende artiest. Allemaal nummers, die ik zelf erg mooi vind en met verschillende uitvoerende artiesten, waaronder ook Boudewijn uiteraard.
Maar met dat werk voor het theaterbureau ging mijn werk achteruit. Toen zei ik: jongens, ik zet er een punt achter. Dan maar wat minder zekerheden. Trouwens, zoveel kan het me niet schelen, want alle regelmaat is me een gruwel. En nu ik de beslissing heb genomen, juicht iedereen het toe en ik heb al zoveel werk gekregen, dat ik er best van leven kan.
Nee, als je spreekt over mijn produktie, moet je toch even in de gaten houden, dat ik al zo'n jaar of acht schrijf en dan is het alles bij elkaar genomen niet zo veel wat uit mijn vingers is gekomen. Acht jaar lang ben ik van het schrijven afgehouden door allerlei neven-activiteiten, zoals dat filmacademie, het theaterbureau... Ach, het was eigenlijk een gekke neiging tot degelijkheid in me om een baan te accepteren, terwijl ik er in wezen niet voor deug."
Hans van Assumburg




Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email