Aan een meisje in Engeland

The water is wide, I cannot get o'er,
And neither have I wings to fly.
Give me a boat that will carry two
And both shall row, my love and I.

(traditional)
 
bron: Tekst en Uitleg/1991 (1e druk)


Tekst en Uitleg is uit de roulatie.


Teksten op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.



bron: Tekst en Uitleg (pagina 80-82)
transcriptie: Daniël (v2002-05-14)

Aan een meisje in Engeland

De waarde van het menselijk geheugen als getuigenverklaring is niet bepaald groot en sterk aan verwering onderhevig. In de late zomer van 1967 ondernam ik een wanhopige tocht naar mijn verre geliefde. Ze woonde toen in Bowness, een plaatsje in het Lake District. Na 23 jaar zou ik die tocht herhalen. Evenzeer gedreven door wanhoop ben ik teruggekeerd naar het bergland in het noorden van Engeland. Toen ik hier voor het eerst heen reisde, half staand en half zittend op een te slappe koffer met Ik Jan Cremer II als lectuur, zag de wereld er poëtisch en nachtzwart uit. En hier in het noorden mistig, groen en Keltisch. Het bleek een vergeefse missie, begonnen vanuit een positieve wanhoop en eindigend in een lied. Aan een meisje in Engeland.

Wat blijkt te kloppen in het beeld dat ik van deze streek had, zo ongeveer althans, zijn de kleuren groen en grijs in een verbijsterend aantal schakeringen. Verder heeft de inwendige beheerder van het archief er een bende van gemaakt: een stuk behang met roze bloemetjes, zoals alleen in Engeland denkbaar; een souvenirwinkel met van grijs steen gemaakte walgelijkheden. Een klein poppenhuis in een mystiek groen bos, waar de boswachter woonde. Wiens vrouw schoteltjes melk buiten zette, vermoedelijk tot groot plezier van de egeltjes, maar bedoeld voor andere wezens, die ze fluisterend als 'good folk' omschreef. De tekenares Beatrix Potter, met wier boekjes nu al de vijfde generatie kinderen opgroeit, woonde hier in de buurt. Het hele landschap is in de tere kleuren van Peter Rabbit uitgevoerd.
     Maar als ik alle eindjes aan elkaar knoop, kom ik niet verder dan een wat grauwe jeugdherinnering, waarvan bij aankomst niets blijkt te kloppen. Hoe zou Haarlem er uit zien voor iemand die er het laatst in 1967 geweest is?
     Het is lang geleden dat ik in de bergen heb gewandeld, een klein eindje klimmen en ik ben ademloos. Maar het uitzicht aan de andere kant van de heuvels is overweldigend. Niet zo vreemd dat deze streek altijd dichters heeft aangetrokken. Keats en Shelley onder anderen. Diep in het dal liggen glazen meren met eilandjes, daar boven uit torenen de bergen, hier en daar met varens begroeid. Tussen dat groen en incidenteel een schaap. Ze werken hier niet met hekken, maar met muurtjes, verre nazaten van megalithisch bouwwerk, zonder cement in elkaar gezet. Ze slingeren zich als miniatuur Chinese Muren over de steile bergflank. Oud land, dit. De kaart maakt melding van 'stone circles', kleine Stonehenges uit een mistig vroeger en van 'Roman Camps'. Ooit heeft de vorige versie van Verenigd Europa hier kortstondig huisgehouden, het plan koesterend om Ierland te veroveren. Ook dat bleek een illusie.
     De afdaling is ook geen sinecure, als je even mis stapt ga je tot je enkels in de prut. Ik snap waarom ze berghellingen ook als 'moors' op de kaart zetten hier.
     Stilte is een vreemd verschijnsel voor ons geworden. Hoewel zelfs hier het geluid van het verkeer beneden in het dal doordringt. Maar het is nog wel zo stil dat ik het murmelen kan horen van het beekje, niet veel breder dan een hand, dat naast me afdaalt en met veel minder moeite. Niets kan terug gaan, alles gaat verder en alles gaat zoals het gaat, deelt het beekje mede. Ja natuurlijk, denk ik. Dat wist ik wel. Hetzelfde water dat mijn goede schip meters omhoog smijt, huppelt hier in kleine watervalletjes over de stenen. En drijft in de verte langs de hemel, opgestegen uit zee. Er is geen terug, de weg gaat altijd verder: de Tao volgens het Lake District.

'Soms kan je de Ierse Zee zien,' zegt Joke. 'Als het heel helder weer is.'
     We zitten even dicht tegen elkaar aan. Het kriebelen van haar blonde haren tegen mijn oogleden en gezicht roept even mijn kamer in Heemstede terug waar het bandje van Boudewijn is opgenomen. Mijn bed.
     'Oh my God, this is incredible...' zegt ze zacht. En kijkt over het land uit, waar ze zo lang gewoond heeft, waar ze trouwde en moeder werd van een zoon, die nu volwassen is. Als we toen met elkaar getrouwd waren, vierden we nu onze zilveren bruiloft.
     We kussen elkaar onder de duizend kleuren grijs van de hemel. We waren elkaars eerste liefde. Vijfentwintig jaar geleden.
     We zijn geen dag ouder geworden en geen cent wijzer.

Wij zijn de Overlevenden.

Bowness on Windermere, september 1990



bron: Tekst en Uitleg
transcriptie: Daniël

Tweede lied voor een kind dat bang is in het donker

voor Astrid

Ik werd vijftien jaar die zomer
dat mijn ouders gingen reizen,
ik zou op het huis gaan passen,
natuurlijk moest ik me bewijzen
en het was of het vanzelf ging
toen ik jou had meegenomen.
In het westen was de hemel
violet boven de duinen
en er viel een vreemde stilte
over dennenbos en tuinen
en ik zag iets in je ogen
dat mij zo onzeker maakte
en je keek weer naar beneden
en jouw hand lag in de mijne,
net als duizend jaar geleden
en je vroeg: blijf je bij me
wanneer het donker wordt?

Eerst was alles even prachtig,
maar daar leer je snel aan wennen
en jij bleef niet lang het meisje
dat ik graag had leren kennen.
Nu komt steeds meer koude argwaan
en meer afstand in je ogen,
je gezicht verliest het zachte
en je mond de tere bogen
en we hebben op een avond
voor het eerst elkaar geslagen
en daarna was er de stilte,
vol onuitgesproken vragen.
 - Blijf je bij me
wanneer het donker wordt? -

Misschien komt er eens een zomer
dat we over alles heen zijn,
misschien voor ons beiden samen,
misschien zullen we weer alleen zijn.
Maar we zullen elkaar kennen
en ons weten aan te passen,
ongelukkig of gelukkig,
hoe dan ook.

Als we weer onder de hemel staan,
dan is het bij ons afscheid,
of we blijven samen doorgaan
en dan is het ook voor altijd,
maar we weten wat we deden
en jouw hand ligt in de mijne,
net als duizend jaar geleden.



bron: Tekst en Uitleg (pagina 98-99)
transcriptie: Daniël

JAN KLAASSEN, ZUSTER URSULA & ANDEREN

De periode van rouw om het verlies van de grote liefde kon niet eeuwig duren en dat ik al twee jaar lang in het zwart liep viel niemand op, het was toevallig net in de mode.
     In 1967 ontmoette ik Astrid. Samen schreven we heel wat. In 1970 en 1971 twee avondvullende musicals voor middelbare scholieren en veel ander werk. Nummers zoals Mijn man is naar het buitenland zijn ontstaan uit opdrachten van de helaas veel te vroeg gestorven tv-maker Rob Touber, net als Ik doe wat ik doe en Wonderkind van vijftig - dat laatste is eigenlijk een memoriam voor de dichter Halbo C. Kool. Tegen beter weten in is in opdracht van de IKON gemaakt voor de acteur Eric Schneider.
     Boudewijn was inmiddels met overgave aan een identiteitscrisis bezig. Zei hij eerst weinig, nu zei hij niets meer, dook onder in de Amsterdamse 'sien', wilde niet meer zingen en liet zijn haar groeien tot een lengte als in de jaren van Lodewijk XIV, alleen droegen ze toen een pruik. Het laatste teken van leven vernam ik uit een ochtendblad, waarvan de showpaginaredacteur De Groot ergens op de hei in Drenthe had waargenomen, in een commune.
     Het zag er naar uit dat de samenwerking was afgelopen. Ik zocht andere mogelijkheden. In de door mij vertaalde versie van een soort musical, Salvation, waarmee de producent zich in het verre Amerika een enorm oor had laten aannaaien, speelde Rob de Nijs mee. Hij was een beetje aan het overeind krabbelen na een stormachtige carrière die op een absoluut dieptepunt leek te zijn beland. Ik besloot een aantal nummers voor Rob te schrijven. Toen kregen de mensen in het vak genoeg van mij. Ik had belachelijke ideeën, die Rob de Nijs lag er voorgoed uit bij het publiek. Ik hield vol. Zelfs Wim Sonneveld kwam er aan te pas om de onwillige platenindustrie over te halen. Toen kwam Boudewijn weer boven water. Met Jan Klaassen de Trompetter en Zuster Ursula zetten we Rob de Nijs weer op z'n benen.
     'Dat hebben we toch maar goed gezien, met die De Nijs!' zeiden de platenbazen een jaar later tegen mij.

In 1973, allebei een huwelijk verder, pakten Bo en ik de draad zelf weer op met De eenzame fietser - de tekst van het nummer Jimmy is overigens niet van mij. Het was Boudewijns toenmalige zwager Ruud Engelander, die de Nederlandse taal een spreekwoord rijker maakte: hoe sterk is de eenzame fietser, ten onrechte meestal als een vraag geïnterpreteerd.



bron: Tekst en Uitleg
transcriptie: Daniël

Mijn man is naar het buitenland

Mijn man is naar het buitenland!
Zo vaak heb ik het willen schreeuwen
van de daken in deze buurt,
die met z'n schoongepoetste ramen
fatsoenlijk zwijgend naar me gluurt.
Het heeft geen zin, ik weet het wel,
ze wéten het, ik kan het voelen
en wat er nog maar aan ontbrak:
mijn kind, dat in de klas gepest wordt:
jouw vader die zit in de bak.

Mijn man is naar het buitenland!
Het vaak gerepeteerde smoesje,
voor jij die ochtend afscheid nam,
maar 't duurde nog geen veertien dagen
voordat de buurt er achter kwam.
Ik voel het als ik loop, op straat:
het medelijdend leedvermaak.
De buurvrouw, anders onverschillig,
die grijnzend vraagt hoe ik het maak.

Mijn man is naar het buitenland!
Maar ik durf het al niet meer te zeggen,
de lepra van het buurtgerucht,
onzichtbaar, maar niet uit te wissen,
jaagt mij als uitschot op de vlucht.
Ik weet één ding: we gaan hier weg
voordat ze ons gezin vernielen.
Ik krijg misschien de grootste straf
en dat onschuldig en in vrijheid.
Misschien ben jij het beste af.


Teksten op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.



bron: Tekst en Uitleg
transcriptie: Daniël

Misstap

Een avond in november, met vlagen koude regen,
in rails en natte straten glom het neonlicht
en ik reed doelloos rond, geen plaats om te parkeren
en in 't café geen enkel echt bekend gezicht.
Je zei dat je verrast was dat ik je op kwam zoeken,
je was nog niets veranderd, je zag er echt goed uit.
Je praatte wat nerveus en zette haastig koffie
en ik dacht terug aan vroeger,
aan de warmte van je huid.

Ik hoorde je van alles over iedereen vertellen,
we luisterden en praatten en draaiden er omheen,
je wist waarvoor ik kwam, ik zag het aan je ogen,
we dachten allebei aan hoe het zijn zou, zo meteen.
Je wist je niet goed raad,
je kon het niet verbergen,
ik zei dat je heel mooi was
en je schoof bij me vandaan,
je deed het niet uit onwil,
maar uit angst voor oude wonden,
uit angst dat ze door warmte weer open zouden gaan.

Misschien was je zo eenzaam
dat je bang was voor een afscheid,
als het morgen weer voorbij zou zijn
en jij weer achterbleef,
dus ik zei dat het al laat was
en ik zei: het was gezellig
en je lachte bijna opgelucht
en je keek me peinzend na.
En buiten in de auto bleef ik nog zitten kijken
hoe achter de gordijnen
van jouw flat het licht verdween
en we waren in de armen van het nameloze donker
allebei ons zelf weer
en allebei alleen.


Teksten op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.




Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email