Voor de overlevenden
[ 1966 ]
 
bron: Tekst en Uitleg/1991 (1e druk)


Tekst en Uitleg is uit de roulatie.


Teksten op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.



bron: Tekst en Uitleg (pagina 35-40)
transcriptie: Daniël

Voor de overlevenden [1966]

- Mammie, droomt hij dat nou allemaal    
of is het echt?
      - Kind, niet zo zeuren.
Gerard Reve: Nader tot U

We wilden nooit op de hitparade komen, besloten we. Dat was in het voorjaar van 1965. Zo moeilijk was het nemen van die ferme beslissing niet op dat moment. De twee eerste singles van Boudewijn, in mei van het jaar daarvoor opgenomen, waren niet bepaald een commercieel succes. Evenmin als de EP, een lang verdwenen type grammofoonplaat met het formaat van een single, maar op 331/3 toeren. Met onze eerste liedjes, onder andere Strand en Élégie Prénatale. Die Franse titel - waar die op sloeg weet ik ook niet - was ontleend aan de naam van een Haarlemse winkel in positiekleding. De Morgen was mijn eigen favoriet. Die romantische beschrijving van het heimelijke minnen berustte, net als de zwangerschap in Élégie, op van-horen-zeggen. Want ik had het nog steeds niet gedaan.

De doorbraak kwam met een cover. Tony Vos, Boudewijns producer, vroeg mij om een vertaling te maken van een Engels stuk. In werkelijkheid was dat ook weer een vertaling, van Aznavours Une Enfant. Toen het plaatje klaar was, kwam Boudewijn mij een exemplaar brengen dat hij me tussen twee vingers overhandigde met een gezicht of het iets heel smerigs was. Dit eens, maar nooit weer! had hij op de hoes geschreven. Tot onze verbijstering werd Meisje van zestien een hit.

Ze woonde in een villawijk,
haar ouders waren stinkend rijk.

Dat bleek aan te slaan! Tot op de dag van vandaag is deze soapopera van Aznavour een hit gebleven. Het refrein maakte Boudewijn zelf, daar kwam ik niet helemaal uit.

Arm kind, zestien lentes zo pril,
ach wat lig je hier stil
langs de kant van de weg.

Ik vertaalde het allemaal precies zoals het er stond, in navolging van Ernst van Altena, die ik vereerde als mijn mentor.
     Helemaal lekker liep het af toe nog niet.

Toch had ze kunnen weten dat
hij niet genoeg aan liefde had,
dat op een dag hij weg zou zijn,
en zij alleen met spijt en pijn,
dat hij zolang een meisje had
als stormwind speelt met een enkel blad.

'Dat ènkelblad is niet mooi,' zei Ernst. Maar het stond al op de plaat. De zanger van de Nederlandse popgroep Tröckener Keks vertelde laatst in een interview dat hij jaren lang had gedacht dat een 'enkel-blad' iets was dat aan een voet groeide, familie van het schouderblad zeker.
     Daarna wisten we het even niet meer. Bo, jong tot het vaderschap geroepen, werkte na de Filmacademie als magazijnbediende, ik volgde in zijn voetstappen op mijn beurt de toen nog tweejarige cursus aan de NFA. Dat viel een beetje tegen. Aan gene zijde van het eindexamen bevond zich niet het paradijs, dat ik mijzelf het laatste jaar voor mijn eindexamen had voorgesteld. Boudewijn woonde met vrouw en kind op zolder bij zijn schoonouders aan de Plantage Middenlaan. Hij wel, dacht ik bitter. Daar zat ik dan op de Filmacademie en in Amsterdam, reuze interessant allemaal, maar ik had het nog steeds niet gedaan.
   In 1962 was Cobi Schreijer in Haarlem de Waagtaveerne begonnen, een mini-theatertje met kaas en wijn ter gelegenheid van de Frans Halstentoonstelling. En daar trad, zeer schuchter nog, Boudewijn voor het eerst in het openbaar op. De Waag zou uitgroeien tot veel meer dan kaas en wijn; tot de springplank voor talloze jonge talenten, tot het bruggehoofd in Nederland van de Amerikaanse revival van folk-music in het kielzog van Pete Seeger, tot onze eigen versie van Alice's Restaurant. Begin 1965 startte Cobi haar programma weer. En ik ontmoette Joke, een blond Haarlems meisje dat in de Waag werkte.

Ik kon niet altijd mijn rekening betalen en schreef af en toe liedjes voor 'mevrouw Schreijer', zoals ik haar bedeesd noemde. En voor Boudewijn schreef ik ook en nu ging alles snel: met Welterusten, Meneer de President haalden we de top tien en als enige Nederlanders het officiële Anti Vietnam-War Songbook.
     Toen Joke het in januari 1966 uit maakte, stortte mijn hele wereld in. Bij een filmopname in de ruïnes van de Amsterdamse jodenbuurt trapte ik, tijdens woedend stampvoeten, in een onder de sneeuw verborgen spijker, die dwars door mijn voet ging. 's Nachts lag ik met een kloppende voet zo groot als een theemuts op wat ik toen voor mijn sterfbed aanzag. Jezus Christus, dacht ik, al was het dan ook maar één voet. Ik ging niet naar de dokter, maar ik ging ook niet dood. In plaats daarvan werd Lied Voor Een Kind Dat Bang Is In Het Donker geboren. Binnen een paar maanden schreef ik de andere liederen van Voor de Overlevenden. Een plaat, die we voor onze vrienden maakten en waar we geen enkel commercieel succes van vermoedden.

Het Land van Maas en Waal. Er is heel wat afgefilosofeerd over dat lied. We zijn indertijd beschuldigd van LSD-gebruik (Jeroen Bosch overigens ook), we waren Psychedelische Profeten, we kwamen in forums op de tv. Wat is de waarheid achter het Land?
     Op een dag in 1966 lopen Boudewijn en ik door Artis. Boudewijn vertelt over een kinderboek, waar hij de titel van is vergeten, maar dat hij ooit bezat, waarin een ballonvlucht voorkwam en de zin '... en toen vlogen ze samen over het land van Maas en Waal'. Dat vond hij zo'n prachtig klinkende zin, met dat 'Land van Maas en Waal.'
     Ik geloof dat er inderdaad wel een prettig sigaretje was gerookt, maar zo out of the mind waren we nou ook weer niet. Ik bleef kauwen op die zin. En kwam een paar dagen later aanzetten met het lied, dat ik samen met Testament had geschreven.
     Ik sliep die avond bij Boudewijn, aan de Plantage Middenlaan. Met mijn nieuwe vriendin, een beeldschone balletdanseres. Voor de eerste keer, geloof ik.
     Ernstig zaten we naast elkaar op het smalle bedje in de achterkamer.
     'We moeten ons nou wel realiseren wat we doen,' zei Bianca. We waren in een plechtige stemming.

Ik reik een meisje mijn koperen hand,
Dan komen er twee Moren
met hun slepen in de hand,
dan blaast er de fanfare,
ter ere van de schaar,
die trouwt met de vingerhoed,
ze houden van elkaar.

Ik had op dat moment een sterk gevoel dat er iets belangrijks ging gebeuren. Niet met ons, maar met Het Land van Maas en Waal.
     Ik had goed naar Jeroen Bosch gekeken, veronderstelde iedereen. Nee, ik had helemaal niet gekeken; de tekst is vanuit vage parate kennis geschreven en heeft ook niets te maken met de donkere vijftiende-eeuwse gruwelwereld van Bosch.
     Bij de volgende LP, Tuin der Lusten, zou ik wèl goed naar Jeroen Bosch kijken. Of dat zin gehad heeft, is een tweede.




Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email