ZEVENDE BRIEF
Het kan niet ontkend worden, dat het noodlot de afgelopen
week weer flink om zich heen heeft geslagen. Trouwens, je
hebt dat met eigen ogen kunnen zien. Wat mij niet weerhoudt
om je hierbij een volledig verslag aan te bieden betreffende
Tobia's aandeel in de strijd. Gezien ook de waanzinnige
lulkoek die hier ter stede wordt rondgestrooid over een en
ander, acht ik het de hoogste tijd dat een ter zake deskundig
en objectief iemand het gebeurde in exacte termen samenvat.
En wie zou dat beter kunnen dan Tobia?
Messire, leen het aandachtig
oor aan de volgende historie.
een vertelling uit de
AERDENHOUTSE ARCADIA
Waarin Tobia op zoek gaat naar een Immidzj en van
verschillende zijden geprofeteerd wordt. Tobia werpt een
blik terug. Hij krijgt gelegenheid een nieuwe rol te
spelen. Voorbereidingen hiertoe en tegenwerking van de
oude vader. Hoe deze zelf het heft in handen neemt en
zich samen met zijn zoon in de strijd werpt. Fel-
realistische tafereeltjes. Het jammerlijk misverstand van
Pyramus en Thisbe en de daaropvolgende ongekende
herrie. Ingrijpen van Hogerhand. Een onverwachte
wending.
Het was warm in Amsterdam. Bloedwarm zelfs. Het verkeer zat
nog vaster dan anders, het stonk ook harder dan anders, het
was overal vergeven van de Amerikanen, kortom: het was zomer.
Tobia, het hoofd vol colleges en tentamens, sjokte zwetend
en zwijgend door de stad. Het was te warm voor trams of
taxi's of andere gesloten middelen van vervoer en hij had
besloten de weg naar het Centraal Station te voet af te leggen.
En zo dwaalde hij over de grachten en loerde begerig naar de
hoertjes, die uitgeput en klam tegen de ramen hingen. Tobia
had al vaak overwogen om daar nu eens te gaan kijken, maar
de vrees weerhield hem. Een medestudent, Freddie J., had het
eens geprobeerd en die was bejegend met 'Kom nou, me kut
is geen bewaarschool!' En dat mocht dan aan Freddies
kleine postuur gelegen hebben, Tobia zag er ook niet uit als
man van de wereld. Bovendien leek het hem niet sportief, net
zoiets als een visser die op weg naar huis een grote vis
koopt bij de visboer en dan doet of hij 'm zelf gevangen
heeft.
Voor een van de hoerenkasten
stonden vijf Amerikaanse matrozen in de rij, mogelijk niet
ouder dan zeventien. Een uiterst schriel exemplaar werd naar
voren geduwd.
'Now you go first,
Cohen!'
Arme Cohen, dacht Tobia.
Vast en zeker een lotgenoot. Tobia had overigens een hekel
aan Amerikanen. Marco Beile had hem dat bijgebracht, hij
had zelfs eens een paar uur op de tocht gestaan voor het
Amerikaanse consulaat met een bord om zijn
nek met 'USA out of Vietnam!' er op en
naast hem stond een lief meisje, ook met een bord en
ondertussen zat Marco Beile in café Keyser en nam de
situatie deskundig waar. En na een uur in de kou te hebben
gestaan had Tobia het meisje bij de hand genomen om haar op
te warmen en toen was Marco Beile met een bemerkelijke vaart
uit het café gekomen met een bitterbal nog in zijn
hoofd en hij had het meisje meegenomen.
Doch dit terzijde. Tobia liep,
al filosoferend over Cohen en Vietnam, bijna onder een auto.
Het was een witte sportwagen, waarin een klein ventje met een
spits bekje zat die uitzinnig begon te gillen.
'Hee, Tobia, ouwe hoerenloper,
ouwe kadet, hoe gaat het ermee?' Het was Dirk, de jongere
broer van Boudewijn, in de wandeling Muis genoemd, een
relikwie uit vroeger en roemrijker tijden. Muis liet Tobia
instappen en bood aan hem naar Haarlem te brengen, want daar
moest hij zelf heen.
'Wat doe jij nou op de Walletjes?'
vroeg Muis.
'Lopen,' zei Tobia. 'Naar het
station.'
Muis gierde van het lachen.
'Ja,ja, lopen! Ik dacht het wel! Weet je nog van vroeger?
Toen was je ook al zo'n hete schuif. Je moest er zeker even
op, vanwege de warmte. Ik ken dat!'
Tobia zweeg. Muis tegenspreken
had geen zin. Muis sprak alle woorden van een verhaal vrijwel
tegelijkertijd uit, wist nooit van ophouden en stotterde ook
nog. Maar hij had gelijk, dit was een hete dag.
'Pikstaanderig weertje, hoor!'
riep Muis. 'Wat zeg je van m'n nieuwe wagen? Rijdt
honderdvijftig!' En hij ging over tot een demonstratie,
zonder te bedenken dat de Haarlemmerstraat daar de plaats
niet voor was. Half over de stoep scheurde hij verder,
joelerig lachend, terwijl Tobia als een ziek resusaapje aan
het portier geklemd hing.
Muis was altijd al gek geweest.
Op de lagere school al. Hij was
het vriendje dat Tobia bij zijn eerste schreden op het
geslachtelijke pad begeleid had.
'Weet jij wat neuken is?' had
Muis gevraagd toen ze door de duinen liepen. 'Dat is als een
man z'n pik in een vrouw d'r snee stopt!'
Daar hadden ze toen hartelijk
om gelachen. Wat een vertoning! Tobia zag het al, twee mensen
tegenover elkaar en dan die man met z'n piemel in die vrouw
haar gleufje roeren. Stel je voor! dan moest je toch wel
getikt zijn. Later hadden ze gehoord dat het liggend moest
gebeuren en dat die vrouw dan een kindje kreeg. Dat laatste
was natuurlijk onzin. Zeker een uitvinding van ouders. Eerst
dat verhaal over die ooievaar en nu dit weer. Ze maakten het
soms te gek, hoor. Toen kwam Muis op zekere dag tot de
ontdekking dat je aan je pik moest trekken en dat er dan
iets uit kwam. Nee maar, dat was interessant! Nu werd
alles duidelijk en goed beschouwd was dat het begin van
alle ellende.
'Ik heb een nieuw immidzj!'
riep Muis toen ze buiten de stad reden.
'Jazeker, goed zo,' zei Tobia.
Van auto-onderdelen had hij geen verstand.
'Ik ben nu in textiel,' ging
Muis verder, 'en nou doe ik de sjiekere zaken met deze wagen.
Weet je wel, goed pak en een zonnebril en dan de blits maken.
Is het niet het einde?' Hij keek opzij naar Tobia en deze,
die de Trekvaart met honderdtwintig kilometer op zag
af zag komen, vreesde het te moeten beamen.
In Haarlem moest Tobia mee naar
de Paardenpaal, een recentelijk geopende bar in de binnenstad,
uiterlijk een dichtgeplakt krot en innerlijk een bordeel.
Zo'n aanbeltent, waar de dienstdoende gorilla je de ene avond
ongemoeid in liet en de andere avond zonder motief uit smeet.
Het was er althans koel. En wie zat er aan de bar? De Illustere
Habermehl! Tobia schraapte zijn keel. Die moest hij toch nog
het een en ander vragen. Als hij
tenminste de kans kreeg, want Muis ratelde aan een stuk door
en stond zelfs al achter de bar, waar hij het meisje greep dat
bediende.
'Dit is Lore!' jubelde hij.
'Lore, dit is Tobia, the biggest cock in town, haha!'
Lore leunde over de bar en
stak tot Tobia's verbijstering plotseling haar tong in
zijn mond.
'Slet! riep Habermehl.
'Sloerie! Nagemaakte variétéhoer!'
'Hello swiet,' lispelde Lore,
'hou ze haaks, hoor!' En ze begon mysterieus glimlachend pils
in te tappen. Ze zag er eigenlijk ontzettend lekker uit,
overwoog Tobia. Alles aan haar was rond en stevig en als ze
zich bewoog leek het alsof er een katachtig leven door haar
spieren gleed. Het enige wat hem verbaasde was dat ze ondanks
de warmte lange en degelijke mouwen droeg.
De pils was in ieder geval
goed en koud en voor hij het wist had hij er al een stuk of
vijf op. Habermehl en Muis zaten krijgsverhalen te
vertellen.
'Weet je nog van die blonde?'
riep Muis. 'Die hebben we met z'n drieën genaaid langs
de Zeeweg!'
'Wat zeg je van Guusje Lamoen?'
schreeuwde Habermehl, 'Die en Dofke en d'r Engelse nicht,
daar zijn we nog met Harmpje en Kleine Ben overheen
geweest!'
'Da's nog niks,' stotterde
Muis, 'Bubie van Tieren en Kootje, die met die grote ballen
weet je nog, daar heb ik laatst een trio mee gemaakt!'
'Maar dat hadden we al gedaan
met die Duitse meiden, van de zomer in die caravan!'
protesteerde Habermehl, 'toen zat het helemaal tegen de
muren op!'
Lore spoelde intussen glazen
en keek Tobia ononderbroken aan. Die blik, dat was iets heel
ergs. Hij werd geil en bovendien zenuwachtig. Het leek wel
alsof ze niet met haar ogen knipperde. Ze lachte, maar toch
was er iets griezeligs in dat staren. Hij
wist alleen niet wat. Tobia dronk nog een pils en dacht aan
Muis en zijn verhaal over het Immidzj. Image, bedoelde hij
waarschijnlijk, een nieuwe uitdrukking die je de laatste tijd
veel hoorde. Sommigen zeiden imaazje, op z'n Frans.
Maar wat dat nou allemaal precies was... Muis stootte hem
aan.
'Zeg, wat hoor ik, ben jij
communist geworden?' brabbelde hij. 'Ik kwam laatst Sacco
tegen en die vertelde dat je door de stad rent met
demonstraties en zo!'
'Dat is mijn immidzj,' zei
Tobia mysterieus. Het bleek een goede ingeving. Muis bleef
wel een minuut lang stil en bekeek hem met open bekje.
Habermehl, die nu definitief dronken bleek te zijn, begon
weer te lallen.
'Heb je nou al genaaid,
klootzak?' zeurde hij. 'Of stop je hem nog steeds tussen
de deur?' Muis stikte zowat in zijn pils en gierde van
het lachen. Eindelijk bracht hij met horten en stoten uit:
'Hij....hij wil niet in z'n nakie!'
Dat was een oude geschiedenis.
Op zekere dag, kort na de ontdekking van de piktrekkerij,
had Muis hem verteld dat Habermehl en Robbie Stufkema en
hij samen met Juultje de Haan een Geheime Club hadden.
Woensdagmiddag waren de bijeenkomsten in de garage van de
familie De Haan. Juultje was een Indisch meisje met een
voorlijke lichaamsbouw en op woensdagmiddag waren haar
ouders altijd weg. Tobia had gevraagd wat ze daar dan deden,
maar dat mocht Muis niet vertellen. Dat was het Geheim van
de club. Ze gingen dan namelijk Neuken met Juultje.
Natuurlijk was Tobia een en al vuur en vlam, maar na overleg
met de andere leden kwam Habermehl hem vertellen dat ze geen
baby's nodig hadden. Nogal logisch, gezien de aard van het
clubwerk. Maar Tobia had een tegenactie beraamd, bij gebrek
aan beter samen met Fonsje, het slapste jongetje van de
klas.
Samen waren ze die middag naar
de schuur van de familie De Haan geslopen. Daar was een
raampje dat uitzicht gaf op de garage.
Tobia herinnerde zich nog de geur van kolenstof en
carbolineum die er hing. Ademloos had hij zich op zijn tenen
uitgerekt en er door heen gekeken. Daar zag hij Muis en
Habermehl en Robbie, die met hun broek op hun enkels door de
garage sprongen onder het slaken van Indianenkreten, terwijl
Juultje lachend toekeek. Toen waren ze doktertje gaan spelen
en Juultje lag met haar rok omhoog op de grond, terwijl Muis
met een stokje tussen haar benen peuterde. Fonsje had het toen
ineens op z'n zenuwen gekregen. 'Ik ga het zeggen!' riep hij en
rende snikkend weg, tot grote verbazing van Tobia. Natuurlijk
hadden ze Tobia toen ontdekt en gevangen genomen. Voor
straf zou Juultje hem uitkleden. Dat vond Tobia te ver gaan.
Neuken was best, maar hij verging van schaamte bij het idee
dat ze zijn billen te zien zou krijgen. En toen had hij de
historische woorden gesproken: 'Niet in m'n nakie! Niet in
m'n nakie!' tot grote hilariteit van de Geheime Club. Hij
had zich weten los te rukken en was gevlucht. Hij herinnerde
zich nog hoe de moeder van Fonsje met grote stappen het
tuinpad opkwam.
Al met al waren ze die middag
behoorlijk teut geworden. En Tobia, de blik gevestigd op
Lore en haar mysterie, kreeg een idee. Hij zou zich een nieuw
Immidzj aanmeten. Nu kon men lastig worden en vragen gaan
stellen, zoals: had hij dan ooit een ander immidzj bezeten
behalve zijn eigen weinig indrukwekkende, maar die argumenten
veegde hij van tafel. Tobia wist wat hij ging worden: Lone
Wolf, de zwijgzame Man die overal en nergens thuishoorde en
met een vreselijk geheim leed door het leven moest. Ja, dat
klopte allemaal goed, hij was de harde avonturier die zich
bij arbeiders en welgestelden indrong en overal een uitweg
vond en er steeds onaangedaan en koel onder bleef. Zo'n type
met een glimlach, aantrekkelijk maar een tikje bitter. Nog
maar een pilsje en dan maar weer eens verder. Een zonnebril
kopen, Remco Campert-montuur. Ha, de onbekende dichter-zwerver,
gebronsd en met gebeitelde trekken, gelouterd
door inwendig vuur, lange lokken over kraag en voorhoofd.
Kleding, dat was lastiger. Niet al te verzorgd en zeker
geen tentbroek, maar wat dan wel?
'Zaterdag is er een feest,'
hoorde hij Muis ineens zeggen. 'Dat wordt het grootste
einde feest van het jaar!'
'Jaaa, uit de kunst,'
wauwelde Habermehl, 'dat wordt een zootje, daar zullen ze
van opkijken!'
'Waar? Waar? Bij wie?' riep
Tobia. De Illustere Habermehl mikte met een rouwnagel in
de richting van Tobia.
'Jij ben 'n baby,' zei hij
moeilijk. 'La jij maar eerstez je nakie zien!'
Muis gierde het uit. Lore
had inmiddels geen enkele keer op het gesprek gereageerd,
maar vestigde opnieuw die sfinxachtige blik op Tobia, die
zich - breedgeschouderd,
naar hij dacht - afwendde
en haar hand pakte. Hij keek haar even doordringend
aan - met zijn scherpe
staalgrijze ogen, voegde hij er in zichzelf aan toe. Haar
vingers gleden over de binnenkant van zijn pols. Ze
glimlachte weer.
Lone Wolf stapte even later
met ietwat zwaaiende benen de Paardenpaal uit en liep de
straat uit, handen tussen de broekriem. De zon brandde
onbarmhartig op het asfalt. Een oude Elvis-hit speelde
door zijn hoofd. So here I come, lookin 'for trouble.
Ouwe Tobia genoot. Naarmate het warmer werd en steeds meer
mensen zeurderig en rood werden, bloeide hij op als een
tropisch gewas. Vroeger in Indië was het altijd zo
warm en als je na het middagdutje opstond en in pyjama op
de voorgalerij zat en de korte schemering begon... Ouwe
Tobia zat onderuitgezakt in de krossi-males van Tante Coba
en droomde gedachteloos weg. In de verte lagen de blauwe
bergen als slapende reuzen en in de stilte van de middag
klonk het verre nasale roepen van een toekang ès.
'Djongos, een glas stroop!'
Zijn huisbediende repte zich heen.
Van achter de bijgebouwen kwam kebon Ali aansloffen, de
tuinman, met zijn rare kromme pootjes. Die inlanders
toch - verdomme, dat was
kebon Ali niet, dat was Tobia, zijn zoon! En hoe! Met een
te grote rare zonnebril op, zijn mond scheef getrokken
alsof hij op een zure bom zoog, zijn handen tot de polsen
in zijn tentbroek die daardoor bijna folkloristische vormen
aannam en wat liep hij zonderling! Als iemand die het in
zijn broek gedaan heeft.
'Kijk uit!' riep Ouwe Tobia,
toen zijn zoon met één krom been in de
afrikaantjes trapte.
Lone Wolf schrok wakker.
God, hij was ineens thuis. Van schrik ontrolde hem een boer,
die tegen de gevel weerkaatste, een luide tweetonige.
'Smakelijk eten!' riep zijn
vader bitter. 'Zijn dat manieren?'
'Sorry pa,' pruttelde Tobia.
Wat kwam dat verdomde bier hard aan met die warmte. Hij
wilde zich stilletjes uit de voeten maken om een koude
douche te nemen of iets dergelijks, maar zijn vader hield
hem tegen.
'Jongen, ga eens even zitten.
Wil je een sigaretje? Wat zie je bleek!' begon Ouwe Tobia,
vol goedmoedigheid en vaderlijke zorg.
'O, ik heb het warm,' zei
Tobia achteloos.
Ouwe Tobia snoof hoorbaar,
'Ha, Heineken!' schamperde hij.
'Ik dacht dat socialisten van de blauwe knoop waren!'
Ach Jezus, was hij er maar nooit
over begonnen. Waarom had hij het in zijn hoofd gehaald om een
achtenvijftig-jarige predikant, zwaar CHU
met Indische ervaring, te willen bekeren tot het socialisme?
Vermoedelijk een aangeboren familiekwaal, dat preken. Een
zendeling die de oerwouden van Beri-Beriland introk met het
voornemen de Joejoemannetjes aldaar een broek aan hun reet
te trekken had aanzienlijk meer kans van
slagen dan hij bij zijn vader. Nu moest hij ook dat nog
tot in lengte van dagen horen.
Hij ging naast zijn vader
op de stoep van het terras zitten. Ouwe Tobia, wijs en
goedig tronende in de krossi-males, zag op hem neer. Diep
in het meubel klonk een grinnikend knerpen, alsof iemand
lachte.
'Ik heb nieuws voor je,'
zei Ouwe Tobia. 'Floortje Fakkeloor heeft voor je gebeld!'
Tobia keek op. Dat kon nooit iets goed betekenen.
'Ze geeft zaterdagavond een
partijtje,' ging oude Tobia verder. 'Ze zou 't erg op prijs
stellen als jij ook kwam.' Hij knikte vergenoegd, overtuigd
als hij was dat hij daar nu eens even een zeer blijde mare
had verkondigd. Tobia schrompelde ineen. O goeie lieve
hemel, dat niet! Floortje Fakkeloor gaf een partijtje!
Een partijtje wat? Een partijtje knudde natuurlijk.
Partijtje! Dat was zeker familie van het Fuifje!
'Ik heb al een afspraak!'
Dit moest voorkomen. Hij was net bezig om uit te vissen
waar dat feest van Muis was en uitgerekend op die avond....
Floortje Fakkeloor, kut met peren. Nou ja, alleen peren
dus.
'Nee, dat moest je nu maar
doen,' zei Ouwe Tobia. 'Die mensen zijn altijd zo gesteld
op je geweest. Mevrouw Fakkeloor heeft laatst nog gevraagd
om de tekst van dat gedicht over die ridder, ze wil het
plaatsen in het volgende kerstnummer van de
NATUURBODE. En vergeet nou niet
dat meneer Fakkeloor goede contacten heeft in de
uitgeverswereld. Als jij nog eens iets wilt...'
Tobia wou zeker iets en
daar had je heel andere contacten voor nodig. God, nee!
Floortje had bij hem in de klas gezeten. Een kreng dat
altijd het eerst haar vinger opstak en altijd goeie
cijfers had. Toen hij verliefd was op Liesje Kubalsky
was zij het geweest die hem met haar bruine pikogen en
haar kleine mondje was komen vertellen dat hij niet zo
achter Liesje aan moest
lopen. Later was ze met Tommie Tubke gegaan en dat was
sinds haar zestiende zo gebleven. Tommie was een erkende
lul, maar de BV Tubke Staalbouw was goed
in de ogen der Fakkeloren en al zou Tommie, gesteld dat zo'n
scheefgegroeide zak dat wilde, Floortje genaaid hebben op het
kleedje voor de haard terwijl de hele familie er omheen zat,
dan zou dat nog gemogen hebben. Het laatste feestje bij
Floortje thuis was drie jaar geleden en nimmer zou de gruwel
meer uit zijn geheugen worden gewist. Liesje Kubalsky zou ook
komen en dus had Tobia zijn beste blazer aangetrokken en zijn
beste overhemd en zo'n vlinderdasje voorgedaan met zo'n
klemmetje aan de achterkant en zijn vader had hem naar de
Fakkeloorse villa gereden. Het was een mooie avond in mei en
Tobia was helemaal binnenstebuiten en romantisch en draaide
EBONY EYES van de Everly Brothers grijs.
Nu zou hij naar een Feest gaan waar de Liefde ook was en
misschien zou hij haar wel een Zoen mogen geven. Maanlicht,
rozen en Everly Brothers, het was onbeschrijfelijk, alleen
Couperus had er nog iets van kunnen maken. O, wat een
bekrompen bedoeling was het daar geweest. De garage was
versierd met lampionnetjes en slingers, zoals op een
kinderverjaardag en eerst had hij mevrouw en meneer een
handje moeten geven. Met een glaasje cola had hij verpletterd
op een keukenstoel gezeten en moeten aanzien hoe de jongelui
'met elkaar een dansje waagden.' En de ouwe Fakkeloor stond
bij de grammofoon en iedere keer dat hij Liesje even te
pakken had, stopte de muziek en riep de ouwe Fakkeloor:
'Changez!' en dan kreeg hij weer een zusje Hinkemuller
of de dikke Klaartje Tuusma die een puistje op haar wang had
met een wit kopje. Het was later op de avond alleen maar
erger geworden, met spelletjes en zo. Dat moesten middelbare
scholieren voorstellen! Nee, dan de feesten die Muis placht
te geven als zijn ouders op vakantie waren, daar kwamen ook
middelbare scholieren, maar niks changez en niks cola. Maar
daar mocht hij dan weer niet naar toe,
zodat hij het met de Indianenverhalen van de anderen moest
doen.
Toen hij slaagde voor zijn
eindexamen, notabene op een moment van Glorie en Triomf dus,
waren Sacco Hartog en hij bij een paar klasgenoten langs
gegaan en toen waren ze bij Floortje Fakkeloor onthaald op
taartjes en de oude Oma Fakkeloor had schreiend in een stoel
gezeten en geroepen dat ze zo trots was en vader Fakkeloor
had een fles wijn gehaald. Ja echt! Heuse wijn, kinderen!
(Kinderen! De ouwehoer!) Niet dronken worden, hoor meisjes!
Hahaha, grapje! Die vader toch! Wat een uilenurine, Vin du
Pays importé par Klooi en Zonen en zelf dronk de
teringlijder Médoc van twintig gulden de fles. Zo
kwamen de communisten in de wereld.
'Nou dat is toch enig!'
hoorde Tobia zijn vader zeggen. 'Heus, er komen misschien
wel leuke meisjes en Sacco komt ook, ga er nou maar heen!'
O wee, het hele tuig was dus aanwezig, zusjes Hinkemuller,
meisjes Vredelieve, Tommie (lul) Tubke, allemaal in blazer,
enig zeg! Kerel, verrekt goeie bal, strontgoed heur!
'Ja, ik ga wel,' zei hij, om
van het gezeur af te zijn. Hij stond op en ging naar binnen.
Ze zouden toch niet echt gaan kijken of hij wel naar dat
feestje ging. Hij kon er bovendien best even rondkijken.
Lone Wolf, zijn scherpe blikken dwaalden als messen door
het vertrek. En dan naar het èchte feest gaan.
Hij zou morgen nog eens even langs de Paardenpaal, daar was
wel iemand die wist waar dat was. En Lore. Hij kon die ogen
niet vergeten.
Buiten, in de warmte, knerpte
de krossi-males en het klonk weer of er iemand zachtjes
lachte.
Het beloofde een hete dag te worden. Tobia zat op het terras
van de strandtent en trachtte met koffie de restanten van de
vorige avond te verwijderen. Muis en hij waren de stad in
geweest, een vermoeiende bedoening, want Muis had onevenredig
veel
kennissen en ze konden geen café binnenkomen of Muis
verdween struikelend en stotterend in een menigte mensen en
liet Tobia aan zijn lot over. En overal hoorde hij verhalen
over het grote feest dat er die avond zou zijn, maar vreemd
genoeg wist niemand te vertellen waar het precies was. En
Tobia had Muis onder handen genomen en hem verteld dat hij
er niets voor voelde om buitengesloten te worden, zoals bij
de Geheime Club van Juultje de Haan. Toen bleek, dat Muis
ook helemaal niet wist waar de festiviteiten zich af zouden
gaan spelen. Tobia knikte begrijpend. Het betrof hier
vrijwel zeker een illegaal feest, georganiseerd in een aan
maffe kinderen overgelaten pand, zoals in de Tweede Brief
beschreven. De tweede mogelijkheid was, dat er iemand
slordig was geweest met een ontvangen uitnodiging, zoals
destijds bij Flipje. Door de mondelinge overlevering sleet
zo'n invitatie soms af tot een gerucht waar niemand de
details van kende en het was zelfs eens voorgekomen dat
iemand via duistere omwegen op zijn eigen feest werd
uitgenodigd. Tobia had de lamme Muis door elkaar gerammeld
en bij gebrek aan antwoord was hij een nauwgezet onderzoek
begonnen naar de bron van dit alles. Als twee rechercheurs
kamden ze de stad uit en onderwierpen in iedere lokaliteit
de aanwezigen aan een streng verhoor. Er kwam niet veel uit
de bus. De naam Habermehl viel een paar keer, maar de
Illustere zelf was nergens te bekennen. Muis had het bericht
over het feest gehoord van Wiepje de Alcoholist, die gevonden
werd in de Black Out en na enig tactisch schoppen onder het
zitvlak losliet dat Botjes met het Handje er iets mee te
maken kon hebben. Botjes met het Handje kende Tobia. Een
vrij natuurgetrouwe kopie van Tommy Steele, alleen miste
hij aan de rechterhand vier vingers. Botjes had vroeger bij
Tobia op school gezeten en studeerde nu scheikunde. Niet
verbazingwekkend, want Botjes was een aartspyromaan en
explosievenmaniak, die op elfjarige leeftijd in het nieuws
kwam door de ouderlijke
schuur plus de vier vingers op te blazen. Hij reed op een oude
Heinkell motorfiets door Haarlem, droeg een legeruniform en
had naam gemaakt door eigenhandig een sloopvilla te laten
exploderen, De Koepel, een verlaten Bloemendaal landhuis dat
te groot was om te bewonen. Nadat er een Nederlandse speelfilm
was opgenomen, was het weinige dat er nog heel aan was ook stuk
en toen viel De Koepel ten prooi aan kinderen en naaiende
stelletjes, ondanks de geregelde invallen van de politie.
Verder zou er nog een schat in de kelder liggen, het zilver
van een joodse familie die in de oorlog was omgekomen. Genoeg
gegevens voor een spannend jongensboek, voor de leeftijd
(Jaja, denkt de lezer, laat Kluitman dat nou maar doen en hou jij je bezig met Tobia. Sorry, maar Tobia hield zich bezig met het verhaal van De Koepel, dus...) |
Die avond koos Tobia zich met zorg een geschikt kostuum.
Keuze had hij eigenlijk niet. Hij overwoog in hoeverre het
kanten overhemd met de pareldas in overeenstemming viel te
brengen met Lone Wolf. In ieder geval meer dan het kotsgroen
ensemble. Zonnebril op. Haar zorgvuldig uitgekamd over de
kraag. Gelukkig was hij iets bruiner geworden. Lijnen in het
gezicht. Het begon er waarlijk op te lijken. Hij zette zich
in postuur en probeerde verschillende cynische glimlachjes
uit. Toen voorzag hij zich van geld en sigaretten en daalde
swingend de trap af. So here I come, lookin' for
trouble...
'Zeg, zo ga jij niet naar de
familie Fakkeloor!'
Ouwe Tobia versperde hem de
weg, brullensree.
'Wat je bij je
artiestenvrienden aantrekt, moet jij weten, maar je kunt
niet bij fatsoenlijke mensen aankomen met die lorren aan
je lijf! En wat moet die bril? 't Is nacht! En kam je
haren!'
Tobia bleef mokkend staan.
O, o, de oude vader! Natuurlijk, het kotsgroen ensemble
wachtte hem, zoals een krankzinnige het dwangbuis.
'Dan ga ik niet. Dan ga ik
niet naar dat feest. Tenslotte ga ik voor jouw lol naar
die samenscholing van onbetekenende burgermanskinderen,
om me de hele avond rot te vervelen tussen al die dikke
lulverhalen over studenten en hockey, alleen maar omdat
jij denkt dat we ze daar een plezier mee doen. Nou ik kijk
wel uit wie ik een plezier doe. Moet ik er nou ook nog als
Jan Lul bij gaan lopen?'
Ziezo, die zat. Eens kijken
wat vader nu zou zeggen.
Ouwe Tobia krabbelde
terug.
'Ja, jongen, maar bedenk
nou eens: die mensen zullen dat een gek pak vinden en jij
bent mijn zoon. Doe dan een gewoon overhemd aan en een
das!' Het klonk bijna smekend.
Tobia dacht na. Ah, een list!
Hij knikte opofferend en ging waardig terug naar zijn kamer.
Daar verwisselde hij snel het kanten overhemd voor een
gewoon wit, deed een streepjesdas
van zijn vader om, kamde zijn haar zo lullig mogelijk en
ging weer naar beneden.
'Keurig!' zei Ouwe Tobia
ontroerd, 'dat is heel wat beter!'
Tobia glimlachte. Lone
Wolf, meesterlijk vermomd als klootzak, glipte spelenderwijs
door de vijandelijke linies. In zijn binnenzak zat het
kanten hemd, zorgvuldig opgevouwen.
Even later reed hij door de
schemering naar Bloemendaal. Het was een opwindende avond,
zwoel en vol beloften. Ebony Eyes, My Beautiful Ebony Eyes!
De grijze ogen van Lore, glanzend als halfedelstenen, al
was eboniet dan zwart. Lone Wolf hield zijn
Ouwe Tobia was alleen thuis. Zijn vrouw had haar wekelijkse
bridge-avondje en hij zat in zijn studeerkamer, sigaar in het
hoofd, Bokma voor het grijpen. Deze avond gebruikte hij altijd
voor het schrijven van zijn preek. Eens kijken, waar zullen we
het nu weer over hebben? Een actueel thema. Wat bewoog hem
op dit ogenblik? Een zalige dag vandaag. Echt een dag om met
een stuk of wat vrienden op een terras te zitten, borreltje
bij de hand, geen vrouwen, sigaartje, lekker lullen over
vroeger, gekke verhalen ophangen over Mevrouw de Weduwe Nol,
die het naar men vermoedde aanlei met haar commensaal. Nee,
ho! Stop! Preek! God! Bijbel! Op deze manier werd het een
potje.
Hij dacht na. De vogels zongen nog, het liep al tegen tien uur.
Zomer, bleef het maar zomer. Indië. Zo'n avond was het
geweest destijds, toen Kick Ockenburg en hij uit vrijen waren
gegaan met de meisjes Seelig en toen.... Zou hij Kick niet even
bellen? Voor een praatje, borreltje... Vade retro, Satanas! De
preek, verdoemd! Tegenwoordig was dat niet gemakkelijk, je
moest overal menselijk bij betrokken zijn, simpelweg oreren
over God en Jezus kon niet meer, dan vielen ze in slaap. Zijn
vader had het makkelijker gehad. Die trok zich nergens iets van
aan, organiseerde iedere zaterdagavond een immense rijsttafel
en stookte dan met scheppen sambal een vuur in zijn binnenste
dat hem pioenrood aan deed gloeien, alvorens hij ter blussing
afzakte naar de soos. De volgende ochtend stond hij dan met
een kop als een baviaan op de kansel en brulde tot zijn
hoofdpijn enigszins gezakt was. Die preek was altijd
dezelfde: ieder mens was slecht. Geen uitgezonderd. De hel.
De verdoemenis, waar men zijn tong kauwde van pijn. Satan
en/of het socialisme. Kuyper. Wraak des Heren. Toorn des Heren.
Collecte verleden zondag weer onvoldoende. Conclusie: ieder
mens was slecht, enz., enz. Op die manier was er natuurlijk
geen kunst aan. Maar ja, Kuyper was dood, Indië was weg
en de tijden waren veranderd, al bracht de collecte nog steeds
niet genoeg op. En dan zijn zoon... Ha, wacht eens!
Generatieconflict, David en Absalom, eert uwe ouders, wacht,
waar was de Schrift. Goed thema, actueel en toch smaakvol.
Begrip tonen. Puberteit. Moeilijke jaren, in deze tijd. Dat
gekke flodderhemd van zijn zoon.... Ach, hij was weer veel
te vroeg uitgevaren. Tegenwoordig... Wolken blauwe rook
onttrokken Ouwe Tobia aan het oog. Toen ging de telefoon.
Zeker weer de ouwe Juffrouw Niese, die kwam vragen of
Doom'nee morgen even langs kwam, want haar been was
weer niet goed en de poes was ook ziek.
'Politie Bloemendaal. Kunt u
even naar het bureau komen? Uw zoon zit hier.'
Paniek!
'Toch geen ongeluk?'
'Nee dominee, hij is blakend
gezond. 't Gaat alleen maar even om een gesprekje met de
hoofdinspecteur.'
'Wat is er dan met 'm?
Toch niets ernstigs?'
'Nee, maakt u zich geen
zorgen. 't Spijt me, ik kan u geen inlichtingen geven.
Komt u even langs en vraagt u naar hoofdinspecteur
Saalem.'
Ouwe Tobia graaide naar de
Bokma. Saalem? Saalem! Die kende hij via de jeugdgevangenis!
Die ging over de afdeling zedenpolitie! O goeie help! Alle
engelen en aartsengelen, daar had je het! Er was natuurlijk
een Labiel Figuur van achter een boom tevoorschijn gekomen
om zijn zoontje... Zoontje? Of zou zijn zoontje... Niet aan
denken! Nee! In martelende onzekerheid spurtte Ouwe Tobia
naar het Bloemendaalse politiebureau, daarbij wat ruwer en
ondoordachter rijdend dan men van een predikant in een
nette Opel zou verwachten.
H.i.p. Saalem was een weldoorwrocht politieman. En
zedenpolitie was zeker geen eenvoudig werk. Zolang het de
gewone pikpakkers en gluurders betrof, ach, dan was er niets
aan de hand. Er mocht zich wel eens een enkele aanranding
voordoen, dat was ook niet erg. Bordelen en kroegen hadden
ze hier gelukkig niet. Maar wat te doen als mevrouw Kipping
kwam klagen dat haar zoontje Daan regelmatig bij de piel
werd gepakt door Baron Typpel thoe Rütte? Tact vereiste
dat, véél tact. Ook nu weer. Dat het meisje
van de familie Vredelieve een vent in de tuin had zien staan
met zijn pik uit zijn broek, dat mocht niet schokkend heten.
Maar nu het de zoon van de dominee bleek te zijn....
Ouwe Tobia zat handenwringend
tegenover Saalem en steunde als een barende vrouw. En h.i.p.
Saalem zat letterlijk met zijn handen in zijn haar en zocht
koortsachtig naar inleidende woorden. Zo ging een tijdje
voorbij.
'Wat is er aan de hand?'
kreunde Ouwe Tobia. 'Is mijn zoon iets overkomen?'
'Nee, eh, uh, nee...'
mompelde Saalem.
'Wat heeft ie dan gedaan?
In godsnaam!'
'Niks... Althans,
gedáán... nee.'
'Maar man!' tierde Ouwe Tobia,
'als hij niets gedaan heeft en ze hebben hèm ook niets
gedaan, wat doet hij dan hier?'
H.i.p. Saalem hapte naar lucht
en zei: 'Het meisje van de familie Vredelieve heeft hem in de
tuin zien staan met zijn broek naar beneden!' Hè,
hè, dat was er uit. Goddank.
Ouwe Tobia schrompelde ineen.
Zo, dus dat was het. Weg opvoeding, weg dromen, weg idealen,
weg studie. Eerst Knieffe die hem kwam vertellen dat zijn
zoon homoseksueel was en tenslotte dit. Een exhibitionist.
En dan uitgerekend de dochter van Vredelieve, Nancy, die zo
bijzonder beschaafd was opgegroeid. Hij kon nu ook wel
inpakken. De kerkeraad kon moeilijk iemand tolereren wiens
zoon 's avonds bij welgestelden door de tuin sloop om zijn
piemel te laten zien aan de dochter des huizes. Sic transit
gloria... Om de een of andere reden schoten hem ineens een
paar regels uit een liedje van Speenhoff te binnen,
'De Haarlemse Naaktloper':
Even later zaten vader en zoon in de auto, beiden gierend
van het lachen, eigenlijk puur van zenuwen. Het was dan
ook eigenlijk te zot voor woorden dat de gekke Guusje
precies
voorbij gekomen was op het moment dat Tobia/Lone Wolf
zijn Instrumentarium in de broek schikte.
Ouwe Tobia had voorgesteld
om zijn zoon nu maar direct naar Fakkeloor te rijden.
Die Solex kwam wel. Hij dacht trouwens dat hij de arme
h.i.p. Saalem wel zo op de kast had gejaagd, dat die voor
retournering van het voertuig zou zorgen. En bovendien,
als hij Tobia persoonlijk afleverde, kon er tenminste
niets meer gebeuren. Hij vond het een veilig idee om zijn
zoon op een partijtje te weten temidden van keurige
jongelui. Hopelijk zou hij daar dan eens andere denkbeelden
opdoen dan in Amsterdam. En hij, Ouwe Tobia, kon dan met
Mr. Fakkeloor op diens kamer een borrel gaan pakken. Die
preek, ach die kwam wel. Hij was hard aan een borrel
toe.
De villa van Fakkeloor lag
aan het einde van een vrij lange oprit, onzichtbaar vanaf
de weg. Het was inmiddels al half twaalf, dat feestje zou
wel niet zo lang meer duren, bedacht Ouwe Tobia. Misschien
kon zijn zoon dan zelfs met hem mee naar huis rijden.
Tobia zelf zweeg. Hij dacht over hetzelfde na. De
Fakkeloren stonden niet bekend als nachtbrakers. Hij moest
in elk geval zorgen weg te komen. Desnoods lopend, maar hij
moest bijtijds in de Paardenpaal zijn.
Voor het huis stonden nogal
wat auto's en brommers.
'Gezellig partijtje,' zei
Ouwe Tobia, 'knap druk hier.'
Tobia Jr. knikte. Hij
wachtte tot hij alleen was om Lone Wolf weer tevoorschijn
te kunnen halen, ter imponering van de mafkezen. Ze belden
aan. Ouwe Tobia zich het haar fatsoenerend en neuriënd
bij de gedachte aan het borreltje, Jonge Tobia nog steeds
afwachtend. Hij zag zijn vader al samen met Mr. Fakkeloor
glunderend toekijken. Wat een ellende.
'Wel hard, die muziek
tegenwoordig,' merkte Ouwe Tobia op en belde nogmaals.
Ergens vanachter het huis klonk stampen, een pick-up op
volle sterkte. Het viel Jonge Tobia mee. Stel je voor dat
ze nòg maffe jazz draaiden of Victor Sylvester
met zijn ballroomorkest. Ook kreten werden nu gehoord,
gegil en getier.
'Ze horen zeker niks,' zei
Ouwe Tobia.
'Ik loop wel achterom,'
mopperde zijn zoon. 'Ik vraag wel of ze je even opendoen.'
En hij verdween achter de taxushaag, die langs het huis
liep tot aan de stallen, waar in beter tijden menig
raspaardje had gehinnikt. Zijn vader bleef achter op de
stoep en neuriede. Pompom, pompom, lekker borreltje,
mooie avond. Prachtige tuin, pompom, de rozen van mevrouw
Fakkeloor roken overheerlijk. In de verte zag hij ze bleek
glanzen in het maanlicht, tussen de dennen hing een nevel,
daar doorheen reed een Duitse soldaat op een motorfiets
met een naakt meisje achterop, het was een mooie zachte
avond, pompompom. Pom? Wat pom? Ouwe Tobia hengstte woest
op de bel. Dat kon toch niet? Dan maar geen borreltje.
Hij had zich weer veel te druk gemaakt, zijn
oorlogsherinneringen kwamen weer boven. Het zweet brak
hem uit en hij begon boven zijn krachten op de deur te
timmeren.
Inmiddels trachtte Tobia
het slagveld te overzien. Nauwelijks was hij door het
poortje in de taxushaag, of Muis viel hem om zijn nek.
En dwars door het geratel van Muis heen hoorde hij het
gepiep van Tommie (Lul) Tubke, die in de vijver rond zwom
terwijl een paar in avondkleding gehulde mensen dit
aanzagen vanuit een roeibootje. Op het terras zat een heel
gezelschap te joelen en te zingen en op tafel stond Nancy
Vredelieve, die zo bijzonder beschaafd was opgevoed, in
een truitje met daaronder alleen een zeer klein en nat
slipje en voerde bewegingen uit met haar onderlijf, die
vermoedelijk in het nabije oosten tot de gewoonten
behoorden. Tobia kreeg een glas champagne in zijn hand
gedrukt en stapte over Zusje Hinkemuller heen, die op de
grond lag te hijgen met haar hand in de broek van de
Illustere Habermehl, terwijl Wiepje de Alcoholist piano
speelde en daarbij af en toe een plens bier in de Steinway
gooide. In de tuin crosste Botjes rond op zijn Heinkell,
met een Duits legeruniform uit de tweede wereldoorlog aan
en achterop zat Floortje Fakkeloor in een beha en een slipje,
met een fles in haar hand. Tobia stond nog steeds in zijn
ogen te wrijven. Wat in godsnaam had zich hier afgespeeld
in het jaar dat verstreken was sinds ze van school waren
gekomen? Waar waren de ouders Fakkeloor? Waar was Victor
Sylvester? Wat was er met de lampionnetjes en changez
gebeurd? In een hoek lag Ruwald Zwaardemaker met een straal
kots op zijn altoos schone hemdje. Hij bewoog niet meer.
Berrie en Eepje Zwaardemaker zeulden Klaartje Tuusma, die
onophoudelijk lalde en gierde, tussen zich in de trap op.
Tobia tastte letterlijk in het duister rond, kwam af en toe
een springend lijf tegen, struikelde over zachte en hijgende
dingen. Here, dit sloeg alles. Zo'n troep had hij in
Amsterdam nooit meegemaakt.
Zijn vader had ondertussen
het bonken op de deur opgegeven en scharrelde ook, vervuld
van allerlei tegenstrijdige vermoedens, langs de taxushaag.
Halverwege zat een gat en daar keek hij door heen. Hij zag
het terras, hij zag een hele kluit wriemelende mensen en
daar tussendoor liep plotseling Liesje Kubalsky naar binnen.
Spiernaakt. Ouwe Tobia trok zijn hoofd met een ruk terug.
O God, wat gebeurde hier? Daar hadden de goddelozen zich
meester gemaakt van het huis! Wat te doen? Zich vertonen
en allen op strenge toon de les lezen? Stel je voor dat
hij zich net zo vergist had als Saalem, dan sloeg hij een
figuur als modder. Nee, hij moest zien binnen te dringen
in deze Baälstempel en de ontuchtigen op heterdaad
betrappen. Dan zou hij plotseling als de wrekende
gerechtigheid tussen hen verschijnen en zijn vermaningen
zouden te horen zijn tot in Haarlem toe. Als hij zich niet
vergiste stond er een ladder in de schuur. Voorwaarts dus,
langs de taxushaag en daarna tien meter tijgeren door de
rozen van mevrouw Fakkeloor. Er zat niets anders op. Als
een mol groef Ouwe Tobia zich langs de
grond. Tussen de rozen door kon hij nog net zien hoe het
roeibootje in de vijver ten onder ging en hoe Sacco Hartog
in zijn Stijlgroep Groningen met een glas in de hand
langzaam wegzakte in de baren.
Jonge Tobia had het inmiddels
ook niet makkelijk. Hij had door het luikje in de voordeur
gekeken en gezien dat zijn vader weg was, maar dat de auto
er nog stond. En nu trachtte hij iemand te vinden die
nuchter genoeg was om zijn jobstijding aan te horen.
'Hoor eens, Muis,' zei hij,
'mijn vader zit hier ergens! We moeten hem vinden voor hij
al die naakte mensen ziet!' Wat Muis zei, verstond hij niet,
want toen hing de kletsnatte Floortje om zijn nek en ademde
hem in zijn gezicht. En ondanks de ure des gevaars werd hij
nòg behoorlijk geil ook, want Floortjes beha was in
de strijd gebleven. En ook de aanblik van een blote Sacco,
die met zijn maatcostuum over de arm vloekend de trap op
rende, was niet bevorderlijk voor de helderheid van de
situatie.
'M'n vader zit in de tuin!'
siste Tobia Floortje in het oor. 'Wat moeten we doen?'
Floortje keek hem met vier
ogen aan.
'We gaan met z'n allallen in
het babad!' stelde ze voor. Toen kon Tobia het ook niet meer
helpen. Deze Götterdammerung was toch niet meer te
stuiten. En hij greep naar de fles en naar de tieten van
Floortje.
Zijn vader had intussen de
ladder tegen het huis gezet. Zo zou hij terecht komen in
de slaapkamer van de ouders. En daar zouden ze toch niet....
Voetje voor voetje klauterde hij naar boven. Het raam stond
op een kier, dus erg moeilijk was het niet.
'Hee, wie ben jij? Wat moet
je daar?' Ouwe Tobia keek naar beneden. Daar stond Tommie
(Lul) Tubke en voerde danspassen op de plaats uit in de hoop
te blijven staan. Ouwe Tobia gromde. Als dat zijn zoon was,
nou.... Op dat moment schudde
Tommie de ladder als een boom vol appels. 'Komdruit!' lalde
hij. 'Bij de meimeisjes nanaar binnen loeloeren, hé?
Vieviespeuk!' Ouwe Tobia greep het raam en werkte zich net
bijtijds naar binnen, voordat Tommie met ladder en al in de
rozen stortte.
In de ouderlijke slaapkamer
van de Fakkeloren was het ook heel gezellig. JWS lag in het
Fakkeloorse bed en onder hem lag Nancy Vredelieve en steunde
krols. JWS kon niet omkijken en dus ook niet zien dat er een
dominee door het raam naar binnen klom. In tegenstelling tot
Nancy, die over zijn schouder Ouwe Tobia recht in het gezicht
keek. Maar omdat ze het ten eerste niet geloven wilde en ten
tweede omdat er op dat moment iets veelopeisends in haar
fundamenten werd gedreven, kon ze niets zeggen. Ze kronkelde
wild en steunde dierlijk, wat JWS uiteraard voor een spontaan
orgasme aanzag en Ouwe Tobia ook, die niets beters te doen
wist dan zich ruggelings te verwijderen. Hij kwam op de gang
terecht en hoorde van alle kanten geluiden. Waarheen nu?
Onder de deur van de badkamer door stroomde een riviertje,
dat nu de trap bereikt had en naar beneden klaterde. Toen
hoorde hij een grove mannenstem roepen: 'Waar zit die pastoor?
Als ik 'm tegenkom, maak ik 'm effe burgemeester!' Hetgeen
Ouwe Tobia haastig een kamer in deed schieten.
Tobia voer ondertussen wel. Hij herinnerde zich de woorden
van Ludovic Praetorius, 'Al vergaat de wereld, de keizer
speelt viool,' en besloot daar naar te handelen. Inmiddels
was het hem duidelijk geworden dat dit wel degelijk het
gezochte feest was, dat de ouders Fakkeloor naar het
buitenland waren en dat zich aan de meeste zijner kennissen
inmiddels ongedachte veranderingen hadden voltrokken. Lore
was er inmiddels ook, maar waar die precies gebleven was,
kon hij niet zien. Hij liet zich een drankje smaken en nam
even later Eepje Zwaardemaker in
vertrouwen aangaande zijn vader. Die vond het een goede grap.
'Jongens, de dominee is er!' Uit allerlei hoeken en gaten
kropen mensen tevoorschijn.
'Waar? Waar?'
'Ergens!' riep Tobia.
'Ik ben hem buiten kwijtgeraakt en nu moet ie ergens
rondscharrelen!'
'O, jongens, Tobia is zijn
dominee kwijt. Help eens even zoeken!'
Tommie (Lul) Tubke kwam naar
binnen gekanteld en beweerde dat hij de gezochte predikant
tegen de gevel had zien opklimmen.
'Jij bent dronken!' zei Berrie
Zwaardemaker en veegde Tommie met één hand in
een hoek. Daarna verscheen plotseling Jaap Fakkeloor ten
tonele, die uit Leiden kwam en een klein beetje zat was,
meer een routinekwestie. Hij had de sleutel in het slot
gestoken en was toen met deur en al naar binnen getrokken
door Botjes. En nu was Jaap misschien niet helemaal helder,
maar hij was tenslotte derdejaars rechtenstudent en had
verantwoordelijkheidsgevoel en zo meer en toen hij eerst
in de armen van een luitenant van het Reichenauer Regiment
viel en daarna bijna uitgleed in een platgetrapt slaatje
om vervolgens een hem onbekende kleurling te zien opduiken
uit zijn vaders wijnkelder met de armen vol Veuve Cliquot,
toen werd hij boos. Hij gilde dat het een bende was en dat
iedereen moest opdonderen. Maar dat was nog niets vergeleken
bij de bittere woorden die hij sprak toen hij zijn verloofde,
Liesje Kubalsky, tegenkwam op de nek van Habermehl die ze met
haar hielen de sporen gaf, terwijl ze haar parelcollier als
toom gebruikte. En het had nog een speels grapje kunnen zijn,
maar Liesje had nog steeds niet veel meer aan dan haar
polshorloge en ook de kleding van de Heer Habermehl liet te
wensen over. En Jaap Fakkeloor, die in de stad menigmaal de
bloemetjes buiten zette, had zijn verloofde altijd met respect
benaderd en de opvatting
verkondigd dat seksuele omgang voor het huwelijk een verarming
van de westerse cultuur betekende. Dus begon hij te brullen.
Liesje Kubalsky rekte zich uit als een poes, lachte gorgelend
en stelde hem vierkant voor de keuze: òf nu meteen de
schade in te halen, òf meteen op te krassen. Zodat ook
dit laatste bolwerk van rechtschapenheid even later tussen de
beddelakens ten onder ging. En inmiddels had Berrie Tommie
(Lul) Tubke nog even opgeraapt en hem gehoord inzake de
aanwezigheid van wederrechtelijk binnengedrongen geestelijken
en hij was het, die onder aan de trap geroepen had dat hij
Ouwe Tobia burgemeester zou maken.
Pukje Lievelei was in deze poel van ontucht de enige zuivere
bloem. Hoewel, niet lang meer, want zij en haar vriendje
Hans zouden het gaan doen, voor het eerst. Iets dat ze in
het begin niet gewild had omdat ze pas zestien was, maar de
ouders Lievelei haatten Hans op sociaal-economische gronden
en verboden de omgang zo streng, dat dit de enig denkbare
tegenactie was. En zo had Pukje Thisbe de afspraak gemaakt
met Hansje Pyramus om onder vele smoezen naar dit feest te
gaan. En nu was Hansje even naar het toilet en Pukje stond
met bonzend hart in de logeerkamer en stapte uit haar slipje.
Ze werd heen en weer geslingerd tussen de haar van kindsbeen
af ingehamerde zeden en de onverbiddelijke kriebels in haar
buik. En zo, nerveus en trillend als een riet stond ze met
haar slipje in haar hand zich af te vragen of dit nu eigenlijk
wel mòcht. Het antwoord liet niet op zich wachten: de
deur vloog open en de dominee kwam binnen. Dat was te veel
voor het arme kind en met een gil griste ze haar kleren mee
en rende de badkamer in en via allerlei deuren naar buiten
en naar huis. Hansje, die op het toilet trachtte zijn
bibberende benen in bedwang te houden en het bestierf van
angst dat hij zijn pikje niet recht zou kunnen krijgen, dat
ze betrapt zouden worden, dat hij vader zou worden, enz.,
Hansje
kwam even later besmuikt de kamer binnen en trof daar een
paars aangelopen volwassene met de onderbroek van zijn
geliefde in de hand. Ook hij zette het op een lopen en is
nooit meer terug gezien.
Ouwe Tobia, zich onbewust
van de rol die hij in dit drama had gespeeld, voelde zich
intussen allerminst een leeuw. Hij was zich gaan afvragen
wat hij moest doen. Zijn eerste gedachte was de politie te
bellen en deze Augiasstal te laten uitvegen. Maar wat deed
hij goedbeschouwd in andermans huis, dat hij op slinkse
wijze via een ladder was binnengedrongen? En wat had hij
aan te merken op goeddeels meerderjarige personen, die niet
eens zijn eigen kinderen waren? Stel dat de politie kwam en
hier behalve een grote naaiende bende, ook op een kamertje
boven een dominee aantrof met een damesonderbroek in de
hand? Hij propte het bezwarende stukje lingerie in zijn zak
en besloot, evenals de beide in hun voornemens gestoorde
jongelui, het pand zo snel mogelijk te verlaten. Later zou
hij wel met Mr. Fakkeloor praten. Dus sloop hij de gang op
en maakte zich klaar voor een snelle spurt langs de trap.
Toen glibberde hij uit in het beekje dat uit de badkamer
kwam, maakte allerlei klapwiekende gebaren en ging onderuit,
daarbij het knopje van het licht rakend. Languit vloog Ouwe
Tobia het duister in, hoorde een deur open gaan, kwam met
zijn gezicht in iets zachts terecht, greep en voelde
duidelijk een tiet. En daarna klom er iemand in hem en
sprak teksten die zelfs in het Hooglied niet voorkomen.
Beneden had iemand gemerkt
dat er boven allerlei hol- en draafpartijen plaats hadden
en die kwam nu de trap op, met de schakelaar beneden licht
makend. En Ouwe Tobia hervond zich in de armen van de dikke
Klaartje Tuusma en deze, ziende wie ze te pakken had, gooide
zich achteruit en Ouwe Tobia, boven aan de trap, lazerde
ruggelings naar beneden.
Tobia Jr. was in een uitstekende stemming. Zijn vader was hij
al lang vergeten. Pa kennende, zat die vermoedelijk ergens in
de tuin in een boom en probeerde er wijs uit te worden. Tobia
grinnikte. Lone Wolf hing aan de kapstok, want er was toch
niemand die op hem lette. In dit stadium van ontwaarding aller
waarden had het ophouden van welke schijn dan ook geen enkele
zin meer. Hij zocht naar Lore, want hij had in de gaten dat
er geen vast vriendje in het spel was en niets belette hem om
zich van deze schoonheid meester te gaan maken. Met een schok
realiseerde hij zich dat hij eigenlijk voor het eerst niet
meteen aan naaien had gedacht, maar aan haar ogen. In de
keuken plukte hij Muis uit de ijskast.
'Waar is Lore?' vroeg hij
streng.
Muis giechelde. 'Jij bent wel
iedereen kwijt, vanavond.'
Ze scheen boven te zijn. Net
toen hij weer de hal in liep, hoorde hij een donderend lawaai
en daar verscheen zijn oude vader in beeld, ondersteboven en
zeer in de kreukels. Tobia dook in een hoek en wachtte de
gebeurtenissen af. Zijn vader ramde de barkeeper van de
Paardenpaal, Surinaamse Ben, midscheeps.
'Oewaaa!' zei Ben en hees Ouwe
Tobia met één hand op de been. 'Zijn dat nou
manieren? Man, man, jij ziet er uit!'
Ouwe Tobia hing in Bens grote
handen als een zojuist uit het water geredde kat en zocht
naar adem. Ben schudde het hoofd. Zo'n oude blanke meneer
moest toch beter weten. En dan zeiden ze altijd van alles
over Surinamers! Tobia zag hoe Ben z'n vader als een trofee
voor zich uit de kamer in droeg en hij sloop snel de trap op.
En stond oog in oog met Ludovic Praetorius.
'Jij hebt 't weer druk, zie ik,'
zei Praetorius. 'Ik zie je overal rondrennen. Is 't een leuk
feestje?'
'Het gaat,' zei Tobia. 'Ik zoek
iemand. Een meisje met asblond haar. Soms gezien?'
Ludovic daalde waardig de trap
af. 'Ik heb het gevoel,' zei hij,
'dat het hier een decadente bende is. Maar ik kan me vergissen.
Ik geloof wel dat het tijd wordt dat we de nette mensen gaan
afvoeren. Ik heb al verschillende stuitende tafereeltjes gezien
en bovendien brandt er bij de buren, honderd meter verderop,
licht. En wat die asblonde dame aangaat, die zit in de kamer
rechtsboven.' En Ludovic wandelde hinkend de hal in. Hij
draaide zich om.
'Als je
wilt - mijn wagen staat
voor.'
Tobia liep verder de trap op.
De kamer rechts. De deur stond op een kier. Hij deed hem
voorzichtig open. Er brandde een papieren lampion, van de
soort die ooit in de mode was geweest. Overal slingerden
boeken en schriften. Blijkbaar was dit vroeger de kamer van
Floortje geweest. En op het bed zat Lore en keek voor zich
uit. In haar hand een aansteker en een stuk zilverpapier.
De zoetige stank van heroïne hing in de kamer. Tobia
bleef staan.
'Hallo,' zei hij onzeker.
Lore tilde langzaam haar hoofd
op tot de ogen Tobia aankeken. Star, grijs, gehypnotiseerd.
Ze stond langzaam op en tuimelde in zijn armen. 'Hallo
swiet... Hou ze haaks!'
De morgenstond verlichtte het portaal van de kerk, waar de
koster het binnentreden van de gemeente gadesloeg. Op het
mededelingenbord stond te lezen dat Ds. Tobia wegens
ziekte...
Ds. Tobia zat inmiddels in
het bad en kneep met een moedeloos gebaar een spons uit
boven zijn hoofd. Hij had een zeer onrustige slaap genoten,
vol vrouwen en Duitse soldaten en hij had gedroomd dat hij
in de tuin stond met zijn broek naar beneden terwijl Nancy
Vredelieve buikdansen uitvoerde en grote Surinamers in en
uit liepen. Hij herinnerde zich vanaf zijn val van de trap
weinig. Op een bepaald moment had iemand bij hem cognac naar
binnen gegoten en hij was het allemaal erg gezellig
gaan vinden, maar er viel hem over de verdere gebeurtenissen
niets concreets in. Jonge Tobia stond ondertussen voor de
spiegel en keek zijn vader aan.
'Floortje Fakkeloor gaf een
partijtje!' zei hij.
Zijn vader kreunde.
'Zulke aardige mensen,' ging
Tobia met onverholen leedvermaak verder, 'en er waren leuke
meisjes!'
Ouwe Tobia gromde.
'Ik zal met Fakkeloor eens
een hartig woordje spreken!'
Hij verhief zich druipend in
de badkuip en graaide naar zijn colbert en naar een zakdoek.
Trompetterend snoot hij zijn neus en schraapte de keel
teneinde nog enige donkere volzinnen aangaande verwording
en smeerlapperij te laten volgen.
Tobia staarde naar zijn vader,
die daar bloot en nat en katterig uit de kuip rees om te
ontdekken dat hij zijn neus had gesnoten in een
meisjesslipje.
'Je hebt toch niets verkeerds
gedaan, Pa?'
'Jongen, dat weet ik werkelijk
niet.'
Met welke conversatie we deze
dramatische gebeurtenissen besluiten, u, gewaardeerde lezer,
als steeds heil en zegen wensend.
Als immer, de U toegewijde Tobia. |
Inhoud op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.
|
|