VIJFDE BRIEF
Hierbij doe ik je eindelijk de beloofde brief toekomen. Mijn
dank voor je antwoord op de vorige. Je analyse van het geval
Tobia was heel spits. Je stelde dat Tobia een keer met een
vrouw naar bed is geweest, een keer met een vrouw geslapen
heeft en een keer is klaargekomen, alleen jammer genoeg
telkens met een maand er tussen. Het schijnt tegelijkertijd
te moeten.
Goed, beginnen wij ons verhaal,
deze keer onder de titel:
Precies een maand was voorbijgegaan sedert Tobia zich zo
vreemd had gemanifesteerd ten huize van Sacco Hartog. Tobia
had zich toen maar op zijn studie geworpen en een ascetisch
leven
geleid, enerzijds ter boetedoening, anderzijds ter voorkoming
van nieuwe puinhopen.
Hij had inmiddels veel geleerd,
hield hij zichzelf voor. Onder andere, dat seksuele omgang
iets was dat spontaan moest opbloeien en niet iets dat je na
een dolzinnige jaagpartij kon bespringen. Zijn contacten in
de periferie van het Amsterdamse leven hadden hem weinig
opgeleverd en met Sacco was de verhouding enige tijd nogal
lauw geweest.
Op zeker moment had Tobia zijn
vader onder handen genomen. Hij had Ouwe Tobia in diens
studeerkamer gelokt en hem toen voorgehouden dat het een
Bedienaar des Woords niet aanging, om de hele dag vooroorlogse
pikante grapjes te lopen maken tegen zijn zoon, een
hardwerkende jongen die toch wel iets anders aan zijn hoofd
had dan flauwe studentikoze vrijpartijtjes en dat hij, Tobia,
echt niet zo maar met een juffrouw in bed ging liggen en dat
je er, wanneer er geen liefde bij zat, alleen maar een leeg
gevoel in je binnenste van over hield, enz., enz. Ouwe Tobia
had tegengeworpen dat je toch van je jeugd moest genieten en
dat de tegenwoordige jongelui zo verdomd negatief waren en dat
het vroeger allemaal veel leuker was.
'In de crisisjaren zeker!' zei
Tobia.
Waarop zijn vader beschaamd was
weggegaan, zich afvragend wat hij nu weer verkeerd gedaan kon
hebben.
(noot van de bewerker: Tobia's bekering schijnt in werkelijkheid meer verband te hebben gehad met het feit dat hij het manuscript van 'Babylon', een werkje in vijftig Zangen, van een bevriende letterkundige terug kreeg met de aantekening: 'Rhijnvis Feith is back in town! Jongens, daar hebben we op zitten wachten!') |
(Grote god, denkt de lezer. Het Geslacht Bjørndal is er niks bij. Het lijkt wel een kasteelroman. Heeft Tobia soms nog meer van die leuke kennissen?) |
Sacco: O, o, dag oom Joop! Wat een weertje. Nou. Hoor. Daar ben ik dan!
O.L: Sjo, sjo. Ik ben bij haar weg, weetje. En nou woon ik hier weer, dus. Daj jongelui, daj hoor. Gggg, ggg, ak!
(slechte adem, urineluchtjes)
Sacco: Ja, ziet u, we wilden... er zouden.... Eh, dan gaan wij maar weer!
O.L.: We kunnen de rjuimte afkutte, Met een skot. Broetsj! Of met een gojdijn!
Sacco: Dag, oom Joop. Als er iemand komt, zegt u maar dat we bij Boudewijn de Groot zijn.
O.L.: Afkutte, met een sjkot. O! Hihihanhihanhihan. (giechelt) Zijn jelui bij de ouwe jood. Kgg!
Sacco: Jajaja. (retireert)
O.L.: Bille, zakmezegge! Flakker maarmee!
Sacco: (zacht) Godverdomme, wegwezen!
O.L.: Afkutte met een sjkot. Daj hoor. Dajjonges. En de groetèèèè an je moedèèèèèr! Rrrr!
Er werd een snelle aftocht geblazen. Men begaf zich naar
Boudewijn, die iedereen de schuld gaf van alles. Zijn vrouw
had al een oppas en wilde dus uit en hij wilde niet en
inmiddels was Tobia de wanhoop nabij. Hij moest zien de
Figuratie te redden om te voorkomen dat tot diep in de
nacht lieden met flessen door O.L. zijn pand zouden komen
stommelen. Het lukte maar gedeeltelijk, want JWS en Ludovic
waren niet te bereiken
en een paar van de anderen schenen al onderweg te zijn.
Vooral JWS was gevaarlijk, want stel dat die na een uur 's
nachts met de helft van het Rotterdams Toneel arriveerde en
een ongezond ruikende grijsaard in bed aantrof? 't Was een
naar geval. Jeroen en Herma kwamen en nog een paar anderen,
maar zelfs Tobia's krampachtige feestgezicht kon er niets
aan veranderen. Boudewijn wilde geen lawaai in huis omdat
het kind sliep en de stemming daalde beneden alle peil.
Tobia zweeg bedrukt. Hij voorzag de grootste moeilijkheden
in de vorm van woeste ritten door Amsterdam, terwijl O.L.
om het kwartier gevisiteerd zou worden door dronken lieden
en stukken van zijn Figuratie. Toen stelde Jeroen voor dat
ze het dan maar bij hem thuis zouden voortzetten. Tobia
keek glazig. Het huis van Jeroen bevatte voor zover hem
bekend geen aparte neukvertrekken, dus wat hem betrof was
het feest al voorbij. Sacco bracht de organisatie weer op
gang. Bo werd er op de fiets op uit gestuurd om een
mededeling op de deur van O.L. te plakken.
Deze luidde:
En dus zat het gezelschap even later bij Jeroen. Sacco stond
in
de keuken en maakte allerlei slaatjes en friemeltjes klaar met
een schort van Herma over zijn double-breasted pak, wat
aanleiding gaf tot veel hilariteit. De Figuratie rukte aan en
het beloofde allemaal best gezellig te worden. Behalve voor
Tobia, die in een hoekje zat met een glaasje en zich bedroefd
afvroeg wat hij nu met de situatie aan moest. Hij zag er
werkelijk geen gat meer in en greep weer naar de drank, om
zich middels flink zuipen aan de werkelijkheid te onttrekken.
Tot overmaat van ramp betrad JWS de feestvertrekken, gekleed
in het uniform van een operettehuzaar, compleet met sleepsabel
en laarzen en
bovendien alleen. Diertje B., die de hele tijd diepe zuchten
had zitten slaken en al bijna leegliep van bewondering voor
Boudewijn, was nu helemaal niet meer te houden. Ook al niet
omdat ze tussen de bedrijven door een fles Apricot Brandy
soldaat had gemaakt. Tobia had er genoeg van, hij vestigde
zich oudergewoonte in de keuken, op zijn geliefde vuilnisemmer.
Hij zette de jenever naast zich en besloot dronken te worden.
Hij kende het recept van die avond al: dronken, kotsen, weer
dronken, naar huis met de eerste trein. Leuk, hoor.
Een voor een passeerden de
feestgangers de keuken en zagen hem daar zitten. Eerst Sacco
Hartog.
'Zit jij nou in de keuken?'
'Nee,' zei Tobia. 'Ik zit hier
niet. Ik doe alsof.'
'Wil je een toastje met paling?'
vroeg Sacco deelnemend.
'Nee.'
'Een sneetje huzarensla dan?
Of een inktvisje?'
'Nee!'
'Ja, maar je had het zelf over
hapjes. Wat wil je dan?'
'Kut!' schreeuwde Tobia. 'Kut!
Neuken! Hoor je?'
Daarna kwam Boudewijn binnen,
opende de ijskast en begon er ongegeneerd uit te eten.
'Die troep van Hartog moet ik
niet,' zei Bo.
Vervolgens vroeg Tobia hem
advies aangaande Diertje B. Bo keek hem aan, vatte zijn neus
tussen duim en wijsvinger, dacht diep na en sprak, zeggende:
Trut!
en verwijderde zich reetkrabbend.
Vanuit de kamer hoorde Tobia
nu gejoel en getier en boven alles uit het geroep van Jeroen:
'Laten we nu gaan neuken! Laten we nu allemaal gaan neuken!'
Ja, dat kende hij intussen wel. Die artiesten toch. In de
eerste plaats riepen ze er allemaal over
zonder het te doen en als ze het deden, dan was het niet
met hem. Toen de fles jenever half leeg was, kwam Diertje B.
binnen, met een dronken en behuild gezicht. Tobia veerde
overeind.
'Wat is er?' vroeg hij en
trok Diertje naar zich toe. 'Vertel het mij maar. Kom maar
hier.'
'Ach,' snikte Diertje,
'ik ben zo'n lor. Ik voel m'n eigen zo'n dweil!'
Tobia maakte zich gereed de
biecht te horen. Hij nam een aartsvaderlijke pose aan,
vouwde de handjes over de buik en trok een deelnemend
gezicht.
'Ik kan nooit geen nee
zeggen,' griende Diertje, 'altijd gaan ik maar met kerels
mee en ik doe het maar met iedereen en nou zien ik al die
beroemde mensen en nou voel ik me eigen zo'n goedkope slet!'
En ze begon luid te schreien. Tobia keek serafijns. Dit was
tenminste duidelijk. Nu zou Heeroom eens even vrome woorden
spreken en vervolgens kwast en wijwatervat ter hand nemen
om deze Maria Magdalena volgens de regelen der kunst
absolutie te verlenen. Dat die gewijde voorwerpen in zijn
broek zaten, hoefde Diertje B. niet te weten. Terwijl hij
de snikkende boetelinge tegen zich aandrukte, keek hij snel
om zich heen en trachtte een plaats te bedenken waar de vrome
arbeid verricht kon worden. Wellicht in een kast, of anders
boven aan de trap....
'Gek hè,' snotterde
Diertje, 'bij jou voel ik me fijn.'
Pater Tobia knikte en maakte
zegenende gebaren met een handje. Ook de kwast en het
wijwatervat roerden zich.
'Kom maar,' fluisterde Tobia,
'ik vind je heel erg lief. Ik weet wel hoe jij bent, laat
iedereen maar kletsen.' En hij trachtte het lichaamsdeel
waarmee de zonde bedreven werd zo dicht mogelijk in de buurt
van zijn kwast te krijgen.
'Weet je,' zei Diertje zacht,
'ik vind jou zo'n echt hartelijke jongen. Ik zou het met jou
nooit kunnen.'
'Wablief?' vroeg Heeroom en
bracht een ongelovig handje aan het oor. 'Wat niet?
Hoezo?'
'Met jou naar bed,' zei
Diertje met een trouwhartige blik, 'want ik weet dat jij
daar veels te goed voor bent!'
Het duurde even, maar toen
brak de Tachtigjarige Oorlog uit. Compleet met Beeldenstorm,
de Slag bij Heiligerlee, Egmond en Hoorne onthoofd, Haarlems
Beleg en Leidens Ontzet. Pastoor Tobia werd Dominee Tobia.
Hij leek langer te worden en sprak met holle stem: 'Vrouw,
uwe zonde is groter dan dat zij u vergeven worde!' Als
iemand anders dat gezegd had, zou het zonder enige twijfel
bezopen hebben geklonken of lachwekkend, maar als Tobia dat
zei rezen er vijf generaties Tobia uit het graf, met
Statenbijbel, Bolskruik, Synode en zwarte kousen. Een kille
wind van opgehangen Spanjaarden, der Vaad'ren Erf, Valerius
Gedenck-klanck en de Heidelberger Catechismus woei door die
woorden heen.
'Zo, ik ben dus veels te goed!'
bulderde Tobia en het was of zijn grootvader Oertobia, die de
Javanen Pak Doeár noemden, weer was opgestaan. 'Jij
naait maar en jij doet maar en heel Haarlem gaat in rijen van
drie over je heen en weer terug en je zuipt als een tempelier
en dan kom je hier uitgrienen en dan ga je me vertellen dat
ik veels te goed ben om jou te naaien! Ben je helemaal
besodemieterd! Waarvoor denk je anders dat ik je meesleep naar
dit kutfeest, om je Amsterdam by night te laten zien zeker, of
om slap tegen je te staan zeiken, kom nou, jij bent inderdaad
een slet en sletten zijn om te neuken, waarvoor zijn sletten
anders en als je niet wilt neuken ben je niet alleen een slet,
maar ook nog een slechte slet, vooruit, broek van je reet,
neuken, godverdomme!'
Die laatste woorden hoorde
Diertje al niet meer, want ze was gillend op de vlucht geslagen
en zat nu te bibberen tussen de benen van JWS. Tobia liet ook
de andere helft van de fles jenever in zich lopen en raasde nog
een tijd na tegen iedereen die het maar horen wilde.
Vergeleken bij alles wat hij
tot nu toe had meegemaakt was dit wel het ergste. Nu kwam
zo'n wijf hem recht in zijn gezicht vertellen dat ze met
iedereen naar bed ging, behalve met hem!
Want hij was zo'n hartelijke
jongen! Godnogantoe! Je kon ver met Tobia gaan, maar er waren
grenzen. Zwabberend stond hij op en beklom de sterk hellende
vloer. Toen hij de kamer binnen viel, was de toestand daar
verre van aangenaam. Het toch al geforceerde feestje was
uitgelopen op een oratoriumversie van WHO'S AFRAID
OF VIRGINIA WOOLF? De Figuratie was elkaar danig in de
haren gevlogen. Eerst waren ze Sacco gaan pesten met zijn
Stijlgroep Groningen en zijn Wieteke die er niet was, Bo had
Tammie de vrouw van Rudolf een trut genoemd, Herma was huilend
afgegaan omdat Frans de man van Elsje JWS een idioot had genoemd
en Jeroen had 'die jood' verstaan en was gaan brullen. JWS
probeerde Diertje te kalmeren die het op haar heupen had en
de volgende die met een indrukwekkende claus het pand wilde
verlaten was een aangebrande balletdanser die niet door had
dat de deur naar binnen toe open ging en met zijn hoofd er
bijna doorheen liep.
Het laatste dat nog doordrong
tot Tobia, die zijn heil op het platje had gezocht omdat
Rudolf op de WC zat en zijn vrouw op de
deur bonkte en aan een stuk door schreeuwde: 'Ik ga van je
scheiden, vuile klootzak, ik ga van je scheiden!' was dat
Herma boven aan de trap in een laken gewikkeld stond te
gillen.
Daarna was ieder contact met
de werkelijkheid enige tijd afgesneden.
Toen de vloer eindelijk
opgehouden had met ronddraaien en Tobia met kotsen, dook Sacco
op uit de nevelen met de boodschap dat hij bij het drank halen
een deuk in zijn moeders auto had gereden en of Tobia nog meer
van die leuke avondjes wist te bedenken. Het slagveld zag er
niet opwekkend uit; onder een kast zat Boudewijn, die niet
tegen drank kon en zeegroen zag. De rest van de Figuratie hing
her en der over de stoelen gedrapeerd
en zweeg om het hardst. Een lange kantoorbediende zat bij
Jeroen op schoot en snikte onbedaarlijk. Toen werd er gebeld.
Tobia deed open en staarde met natte oogjes de vroege morgen
in.
Midden op straat stond een auto,
een gevaarte van een meter of acht lang en van onbekende
makelij. En op de stoep stond Ludovic Praetorius, in een
colbertje met zeemlederen ellebogen, en openhangend overhemd
en een tentbroek waarbij zelfs die van Tobia nog een maillot
was.
'Zo,' zei Ludovic. 'daar zijn
we dan. Is het al begonnen of is het al afgelopen?'
'Ik vrees dat het min of meer
afgelopen is,' mompelde Tobia, 'maar kom er in.'
Ludovic hinkebeende naar binnen.
In de gang lag Rudolf, met een streep kwijl uit zijn mond
en keek in zijn navel. Ludovic boog zich over hem heen en
prikte hem met zijn stok in de buik. Rudolf reageerde niet.
'Wie is dit?'vroeg Ludovic belangstellend, 'een van je
kennissen, neem ik aan?'
'Rudolf,' zei Tobia, 'hij is
acteur.'
Ludovic knikte. 'Bemerkelijk,'
zei hij, 'heel bemerkelijk. Een knappe prestatie.' Ze gingen
de kamer binnen.
Ludovic keek goedkeurend om
zich heen. 'Voortreffelijk, hoor. Mijn complimenten. Er is
gevochten, denk ik?'
'Nee....eh, een beetje,'
fluisterde Tobia. Ludovic zette zijn bril op en bekeek een
van Jeroens schilderijen.
'Niet kwaad,' zei hij toen,
'lang niet kwaad. Eigen werk?'
Tobia knikte.
'Persoonlijke toets,' meende
Ludovic en bekeek vervolgens een voor een de gasten.
'Dat is warempel de zoon van
de ouwe Hartog,' hoorde Tobia hem zeggen, 'net zijn vader
als hij dronken is. En wie hebben we hier?'
'Jeroen.'
'Bekende naam, zal het ver
brengen. En wie is die vent die bij hem op schoot zit?'
'Ik wil geen nicht zijn,'
huilde de schootzitter en klemde zich aan Jeroen vast, die
niks zei en ogen had als bedorven eieren.
'Wat zegt het knaapje?'
wilde Ludovic weten.
'Hij bedoelt dat hij niet
homoseksueel meer wil zijn,' verduidelijkte Tobia. Ludovic
keek met dode blikken naar de nicht.
'Als ik hem was, kwam ik
eerst van die heer af voordat ik zo'n mutatie zou overwegen,'
sprak hij en ging verder. Achter de bank lag JWS, met
Diertje B. Tobia legde met bittere mond uit wat de bedoeling
was geweest en dat zij hem daar te goed voor had gevonden en
dat ze daarom nu met JWS achter de bank lag. Ludovic fronste
de wenkbrauwen.
'Ach, dat is dus de juffrouw
waar jij op wilde gaan klimmen. Nou, ze heeft gelijk hoor;
daar ben je inderdaad te goed voor. Als dat overigens
Janwillem niet is. In een soldatenpakje. Heel amusant,
student zeker. En wat is dat groene daar?'
'Dat is Boudewijn.' Tobia
keek duister op zijn vriend neer.
'Ach? Zoiets had ik me
inderdaad voorgesteld.'
Ludovic ging voorzichtig
zitten. Herma kwam binnen, met een behuild gezicht, nog
steeds in haar laken.
'Een actrice?' vroeg
Ludovic.
'Nee, de vrouw van een
acteur,' zei Tobia.
'Poor child,' zuchtte Ludovic.
'Mevrouw, u heeft daar een zeer charmant laken aan,
werkelijk klassiek. Alleen die sportvlekken op uw heup staan
wat slordig.' Herma keek hem met grote ogen aan en nam de
benen. Tenslotte kwam Tammie de vrouw van Rudolf nog
wijdbeens door het beeld zetten teneinde iedereen de pokken
te wensen en na de knal van de voordeur was het stil.
Ludovic richtte zich tot
Tobia.
'Als jij nu eens de nette
mensen bij elkaar zoekt, dan gaan we naar mijn huis en
kijken we of daar iets leuks te beginnen valt.'
'Jawel,' gromde Tobia, 'maar
ondertussen doet JWS 't met mijn Diertje!'
Ludovic sloot de ogen.
'Jongenlief,' zuchtte hij,
'je masturbeert te veel. Laat die piem van je nu eens met
rust en die onderkomen juffrouwen ook.'
De morgenstond, nevelig en zachtrose, wierp een maagdelijk
licht op de weg van Amsterdam naar Haarlem en op de kleine
stoet die daar reed. Eerst de karos van Ludovic Praetorius,
naar het bleek een Daimler uit 1937, special model. De
kilometerteller stond op krap twintigduizend.
'Van Pa geweest,' had
Ludovic gezegd, 'maar nooit veel gebruikt. Vergeten,
waarschijnlijk.'
Ludovic zat aan het stuur,
met naast zich Tobia. Achter in de wagen, achter een
glasruit, lagen JWS en Diertje B. Na een honderd meter
volgde de Hartogelijke Voiture, waarin Sacco en een deuk
zaten. Tobia was huilerig. Hij begreep er niets meer van.
Nu dacht hij toch echt dat hij het was geweest die een
Agressief-Teeldriftig plannetje had uitgedacht, een Diertje
versierd en figuratie opgetrommeld en daar lag me warempel
Figuratie te kroelen met Diertje, terwijl
hij - misschien zag hij het
wel fout allemaal en had Figuratie een feestje gegeven en
moest hij als decor dienen, wie weet.
'Het Kapitaal' doemde mistig
en griezelig op uit de dennen. De eerste vogels die zongen
zorgden voor een vroeg concert. Ludovic stapte uit en hield
het portier open voor JWS. Inmiddels was een oudere dame
naar buiten gekomen, die zich afwachtend opstelde.
'Jansen,' zei Ludovic,
'is alles gereed?'
De huishoudster knikte. Het
scheen haar niet te verbazen dat haar werkgever om half zes
in de ochtend thuiskwam met twee verzopen kerels, een dame
van eenvoudige komaf die teut was en een huzaar. Ludovic
hinkte de trap op en wenkte.
'Kom binnen,' zei hij. 'Laten
we het ons gemakkelijk maken. De wereld is ver op dit uur.'
Hij vertoonde iets dat leek op een flauwe glimlach. In de
hal van het huis brandde een open haardvuur. Ludovic
installeerde iedereen in een diepe lederen stoel en bekeek
het gezelschap van een afstand. Toen rolde hij een barmeubel
naderbij en keurde de glazen.
'Wat drinken wij?' vroeg hij.
'Een likeur? Een wijn? Rode, of past ons witte? Neen, wij
zullen cognac schenken. Een oude, wat boerse cognac. En
muziek? Laten wij het eenvoudig houden. Bach. Ja, dat is
goed, Bach.'
Toen iedereen met drank
gelaafd was en de tonen van Bachs Concert voor hobo en viool
door het immense huis zweefden, kwam de zon binnen door de
hoge glas-in-lood ramen.Een geel schijnsel kaatste van de
muren en liet het vuur in de open haard verbleken. Ludovic
staarde in de vlammen en glimlachte.
'Zo is het goed,' zei hij
zacht. 'Zo is het heel goed. Nu komt zelfs dit gruwelijke
huis tot zijn recht. Mensen die broos en moe zijn, de
fletse nasmaak van de drank in combinatie met de gouden
vlam van de cognac. Deze eeuwige muziek tegenover de stilte,
het zonlicht tegelijk met het stervend vuur. Wat die tegels
in het trappenhuis allemaal voor mogen stellen, weet ik ook
niet, maar kijk eens hoe mooi Jugendstil kan zijn, hoe week
en vergeefs en sierlijk, gemaakt in een wereld die al half
in brand stond.' Hij wendde zich tot Tobia die met treurige
blik toekeek hoe JWS Diertje B. in zijn armen wegdroeg, de
laatste scène uit een kostuumfilm.
'Nero was een groot man,
vrienden,' zei Ludovic. 'Nero! Beste Tobia, stop JWS en
vriendin in gedachten lekker in, wens ze het beste en laat
Rome branden. Al vergaat de wereld, de keizer speelt
viool.'
Hij hinkte naar een tafel en
opende de vioolkist die daar lag. Ludovic speelde zelf zeer
verdienstelijk viool, voor zover men wist uitsluitend in
zijn eentje en voor zijn plezier. Tobia volgde
het allemaal met matte blik. Ludovic streelde het
instrument.
'Zeker een Stradivarius?'
opperde Tobia.
'Nee hoor,' antwoordde Ludovic.
'Een Guarnerius del Iesu. Maar toch wel een bijzondere. Het
is een vervalsing. Een zeer goede.'
Laat in de middag werd Tobia wakker in een hem op het eerste
gezicht onbekend bed. Een pendule sloeg drie uur. Hij
probeerde zich iets te herinneren. Toen JWS binnenkwam met een
blad met thee en ontbijt, wist hij het weer. O, goeie god.
JWS, nog in onderbroek maar
verder geschoren en opgewekt, zette de thee neer.
'Tja...' zei JWS.
'Wat je zegt,' mompelde
Tobia.
'Aardig meisje,' zei JWS
en krabde zich op het hoofd.
'Zo.' Tobia kreunde. Daar
had deze brutale naakte kerel nòg het lef om hem
te komen vermaken met erotische jachtverhalen. 'Ja,' zei
JWS. 'Grappig. Ze was nog maagd. Ik heb 't maar zo
gelaten.'
Tobia's hersens stonden stil.
Buiten veegden de takken van de bomen heen en weer in de
wind en ergens in het huis klonk zacht en dromerig
Mendelssohns vioolconcert in E mineur.
Met welk poëtisch beeld we afscheid nemen van de verbijsterde lezer.
Uw evenzeer verbijsterde Vriend Tobia |
Inhoud op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.
|
|