TWEEDE BRIEF
De gebeurtenissen van de afgelopen weken zijn zodanig van omvang geweest dat ik mij wederom gedwongen zie je een brief te doen toekomen. Achteraf zie ik best in dat mijn optreden te Amsterdam vanuit jouw standpunt niet helemaal feilloos is geweest, maar de goede adviezen die ik van jou mocht ontvangen heb ik ter harte genomen, zoals je in onderstaande regels zult kunnen lezen. Laat ons verder het resultaat van een en ander niet verwarren met de goede bedoelingen. De wereld is een schouwtoneel, nietwaar.
Het moet gezegd worden dat Tobia over zijn eerste schreden
op het Amsterdamse levenspad niet ontevreden was. Al mocht
de kwaliteit dan niet alles zijn, de kwantiteit van het
bereikte
viel niet te ontkennen. Tenslotte ging niet iedereen maar meteen
de eerste de beste keer met twee vrouwen naar bed en Tobia was
benieuwd wat de Illustere Habermehl er wel van zou zeggen. Vooral
de episode met vijf mensen in één bed leek Tobia
indrukwekkend. Hij sprak dan ook bittere woorden, toen hij via een
omweg het verhaal vernam dat in steeds bredere kring begon te
circuleren: hoe tijdens een feestje bij Bo een idioot met een
swieter aan geprobeerd had bij iedereen in bed te kruipen, eerst
een tijd had liggen hijgen in de nek van Ina van Paul en toen met
een allerwonderlijkst klein pikkie bij Flopke was komen kijken en
net zo lang aan haar had liggen peuteren tot ze er bij in slaap
was gevallen. Vooral de beschrijvingen die er gegeven werden van
hetgeen er te zien viel toen Tobia zijn tentbroek liet zakken,
waren uiterst grievend. Dus toen Tobia in een bar in de Haarlemse
binnenstad de Illustere Habermehl ontmoette, haastte hij zich
deze autoriteit de werkelijke toedracht te verhalen.
'Ik heb een feest gehad in
Amsterdam,' zei Tobia langs zijn neus weg, alsof hij er dagelijks
twee of drie voor het uitkiezen had. De Illustere zweeg en
monsterde Tobia met diepe blik.
Wie is die Habermehl toch? denkt
de lezer inmiddels. Wat is daar voor bijzonders aan? De Illustere
Habermehl had een jaar bij Tobia in de klas gezeten. Hij deed de
school in een wat trager tempo, was dus een jaar ouder en maakte
indruk door zijn gespierde taalgebruik. Het was Habermehl, die
tijdens de lessen kapotjes opblies, de meisjes onwelvoeglijke
woorden in het oor fluisterde en gedurende de geschiedenisles van
de oude Verbiest, die tegen zijn pensionering aanhing en alleen
nog maar praatte over het koningshuis en de mobilisatie van
1914 - 1918, toen hij met het rijwielpeloton in de Peel
had gelegen, tijdens die les dus, een briefje de klas deed rondgaan
met de mededeling dat hij voor een tientje zijn lul zou laten
zien. Maar de allermeeste indruk had hij op Tobia gemaakt op een
schoolfeestje.
Hij had eerst het meisje Piekeburg, een notoire lellebel die
geverfde ogen had, mee naar buiten genomen en na een kwartiertje
was hij weer alleen terug gekomen en had tegen Tobia gezegd:
'Ze wou geneukt worden, maar ik heb d'r maar op de bus gezet.'
Deze achteloze weigering van het fel begeerde doel was in Tobia's
ogen bijna een zondige verspilling van Gods goede gaven geweest.
Een half uur later zag men Habermehl in het duister verdwijnen
met Liesje Kubalsky, het mooiste meisje van de school. Toen Tobia
hem later hijgerig vroeg hoe het geweest was, antwoordde Habermehl,
een sigaret achteloos tussen de lippen bungelend, met nauwelijks
verholen afkeer dat ze ongesteld was geweest. 'En ik greep bijna
in de prut ook nog,' mompelde Habermehl, die tenslotte was
vertrokken met in zijn kielzog de dikke Klaartje Tuusma. 'Geen
goed lichaam, maar ze kan er wel wat van,' sprak de Illustere
naderhand en Tobia was sprakeloos geweest van bewondering.
Voeg daar nog eens bij dat Habermehl
twee valse tanden in zijn mond had 'er uit geslagen door een
proleet' en iedere maandag met verhalen kwam over handgemeen
tijdens het weekeinde en het portret van deze geweldenaar is
aardig compleet. Ook ging op school het verhaal rond dat
Habermehl een conrector in diens kamer gedreigd had met een stoot
voor diens kop en dat hij, de conrector, gekermd had van angst.
Kortom, in Tobia's ogen was Habermehl zo ongeveer iemand van het
kaliber van Arthur Hille uit Du Perrons HET LAND
VAN HERKOMST.
Tot op zekere dag Habermehl vertelde
dat hij Annetje Meelissen geslachtelijk had gebruikt in een
bouwkeet, zonder er op te letten dat haar broertje zich onder zijn
gehoor bevond. Des anderen daags had Annetje Meelissen hem in het
openbaar een smeerlap, een puber en een kinderachtige opschepper
doen heten, met het gevolg dat even later de hele school het wist
en Tobia, die zoals bekend op vertrouwelijke voet met zijn ouders
verkeerde, had het verhaal verteld aan zijn vader, die er smakelijk
om had gelachen en 's avonds tegen Mr. Ockenburg, die in het
bestuur van de kerk zat, zei dat Meelissen z'n dochter wel in
de gaten mocht houden want dat ze die gepakt hadden in een
bouwkeet bij de school en Mr. Ockenburg, een bedekte bon vivant,
noemde het een particuliere affaire en vertelde op zijn beurt
weer tijdens een wat laat bitteruurtje op de Sociëteit dat
de dochter van Meelissen van bil was geweest met de zoon van
de dominee in het gebouw van diens school. Een van de aanwezigen
was de bekende strafpleiter Mr. Rumpelmeyer, ook buiten de
rechtszaal een onverbeterlijke kletskous. En die vertelde het
weer aan Dr. Knieffe en die weer aan de staf van het St. Lazarus
of Kleine Gasthuis en zo geschiedde het dus dat de vader van
Annetje, een door maagzuur en standsbesef geteisterde ondernemer
met een oorlogsverleden, die zijn dochter als een Cerberus
bewaakte in de hoop haar eens te kunnen slijten aan Jhr. Robert
van Zeveren Ooteburg en diens te verwachten erfdeel en daarom
diens vader, de huidige eigenaar van gezegd erfdeel, Baron Louis
Van Zeveren Ooteburg, geregeld in zijn net iets te riant
uitgevallen bungalow ontving, haar vader dus, op zekere avond
tijdens een huisconcert bij de familie Usquelart de Kollenaer
last kreeg van kramp in zijn buik en zich in het herentoilet
opsloot. Daar zat hij geruime tijd, tijdens welke retraite hij
had kunnen vernemen hoe de ietwat aangeschoten Baron Louis
gierend van het lachen tegen de naast hem waterende Mr. Fakkeloor
vertelde dat Meelissen zijn dochter op school werd genaaid door
de zoon van de dominee en dat terwijl Meelissen van huis uit
katholiek was.
'Als zoon van de dominee zal ie
wel niet voor het zingen de kerk uit gaan,' giechelde Mr.
Fakkeloor, wat een nieuwe uitbarsting van pret bij de Baron
veroorzaakte. De oude Meelissen zat al die tijd machteloos
drukkend op het gemak en tenslotte wond hij zich zo op dat
zijn ingewanden zich ontlastten met een geluid of er een
olifant leeg liep en toen hij doortrok was
het hem te moede of ook zijn idealen en zijn geloof in de
mensheid, samen met de erfenis van Jhr. Robert onder hem
vandaan spoelden.
Om kort te gaan, aangezien
Meelissen curator was van de school en tevens omdat hij een
geweldige ruzie kreeg met Ouwe Tobia hoorde hij uiteindelijk
de naam Habermehl vallen en die vloog er dus uit.
Sindsdien hield de Illustere
zich voornamelijk bezig in de periferie van de handel in
tweedehands auto's, maar Tobia's ontzag voor Habermehl was er
niet minder om.
Zo, nu weet de lezer zo ongeveer
wat Tobia wist toen hij de Illustere omtrent zijn wapenfeiten
in Amsterdam berichtte.
'D'r waren wijven,' begon Tobia
op achteloze toon.
'Jongen, lul toch niet zo slap!'
antwoordde de Illustere en draaide zich om, ten teken dat de
audiëntie was afgelopen. Tobia hapte nog wat in de lucht
als een goudvis op het droge en ging sprakeloos heen.
Ten prooi aan vertwijfeling ging
hij naar Sacco Hartog, die hem verpleegde met pils en goede
woorden en hem tenslotte onderwees in de fijnere knepen van het
neuken. Dat wil zeggen, hij zette zich in postuur en leuterde
een vol uur lang over de schaamlippen, de clitoris, de schede,
de penis, de vaginale afscheiding, de plateaufase, het orgasme,
zijn vader, de hoek waaronder het lid werd ingebracht, het
voorspel, het condoom, fellatio en cunnilingus, zichzelf,
buikspieren, vaseline, aardolieprodukten, de stukgoederenhandel,
de Oekraine en de anus. Waarop Tobia antwoordde dat hij dat
allemaal wel wist, behalve dat van de Oekraine.
Het was werkelijk treurig. De
studie viel tegen, Amsterdam werd met de dag kouder, natter en
viezer, de lieden die zijn medestudenten moesten voorstellen
waren lelijk of politiek geëngageerd of beide, feesten
waren nergens te bekennen en hij moest toegeven dat er ook
weinig reden was om een feest te geven.
Niettemin bleef Tobia overeind. Tobia balde de vuisten en
verliet Amsterdam aan het einde van een week vol noodlottigheid
met de mimiek van een schurk uit een stripverhaal: 'Big
Fucker komt terug! Zijn wraak zal verschrikkelijk zijn!'
De volgende dag vertelde Ouwe
Tobia tijdens het eten dat hij in de lectuurbus van de
kerk - Werpt Uw oude
tijdschriften en boeken niet weg! Deponeert hier Uw Lectuur
voor Onze Bejaarden! Helpt hun Levensavond
verlichten! - de boeken
HET LEVEN IS VURRUKKULLUK en
HOOGSEIZOEN had aangetroffen, welke
schrifturen met het oog op de beperkte levensvisie der oudjes
waren verwijderd.
Heimelijk verlangde Tobia terug naar de schoolbanken, toen
de wereld er nog romantisch uitzag en in de verte, na het
eindexamen, het paradijs lokte. Zo ongeveer op het dieptepunt
van de herfst beland, was hij dan ook alleraangenaamst verrast
toen hij Rudolf tegen het lijf liep, met wie hij een paar keer in
het jaarlijkse toneelstuk van de school had gespeeld. Rudolf was
twee jaar eerder van school gekomen en naar de toneelschool
gegaan. En Rudolf had hem meegenomen naar het café in de
Marnixstraat waar de leerlingen van de Amsterdamse Toneelschool
hun boterhammetje plachten te nuttigen en dat Van Dungen heette
maar altijd Bommel werd genoemd. Zo maakte Tobia kennis met
Jeroen, Carol, Rutger, Hidde en Paul en met Cox, Karin en nog
een paar dames. Hij voelde zich eigenlijk beter thuis in deze
wereld dan tussen zijn eigen moeilijk pratende en overwegend
mannelijke studiegenoten en hij nam steeds meer afstand van de
duffe modernist die hij eerst trachtte uit te hangen. Het was ook
in dit café, dat hij steeds regelmatiger frequenteerde,
dat hij Flipje ontmoette. En Flipje viel een beetje uit de toon.
Flipje was klein van stuk, droeg wat onduidelijke kleren, had
een kinderlijk gezicht en keek meestal lijdend. Eigenlijk leek
Flipje verrassend veel op Tobia en dat ze via een
verre oom familie van elkaar bleken te zijn verbaasde Tobia
niet. Maar hij raakte pas echt geïnteresseerd toen hij
hoorde dat Flipje als enige nog bij zijn ouders thuis woonde,
in een groot huis in Amsterdam-Zuid. Als hij zich niet sterk
vergiste zat Flipje zich voortdurend af te vragen hoe hij met
een vrouw in bed kwam. Het klopte allemaal, alleen het laatste
wilde Flipje niet zo gauw toegeven.
'Ben je wel eens met ze naar
bed geweest?' vroeg Tobia op een keer in café
Bommel.
Flipje beaamde het.
'En heb je wel eens met ze
geslapen ook?' vroeg Tobia.
'Dat is toch hetzelfde,' zei
Flipje onnozel.
Tobia knikte nogmaals. Het was
net zoals hij dacht. Hier viel iets te organiseren. Hij had het
ernstige vermoeden dat Flipje door de anderen in alle opzichten
als ondermaats werd beschouwd en dat hij daaronder leed. Tobia
begon Flipje te bewerken en hem te suggereren dat daar iets aan
te doen viel als hij, Flipje, een groot feest aanrichtte in het
huis van zijn ouders.
'En op feesten,' zei Tobia, 'heb
ik altijd de mooiste vrouwen gehad!' En hij vertelde Flipje een
sterk gekleurde versie van het wedervaren op het feest van Bo.
'Ja, maar mijn ouders,' begon
Flipje.
Tobia schudde het wijze hoofd. Hij
wist hoe in hun sociale laag het genus ouders zich gedroeg en hoe
het deed en dacht en vooral niets naliet om te voorkomen dat er
door wie dan ook onder het ouderlijk dak genaaid zou worden.
'Ze zijn toch wel eens weg?' vroeg
Tobia
'Zelden,' zei Flipje zorgelijk.
'Die anderen,' ging Tobia verder,
'daar heb je niets aan. Die wonen op kamertjes van twee bij twee
meter en dan lachen ze jou nog uit ook omdat je thuis woont.
Maak daar gebruik van!'
Flipje trok zich broedend terug.
Maar Tobia was tevreden. Het ging de goede kant uit met Flipje.
Die zou niet rusten voor
hij op de een of andere manier het bewuste feestje had
georganiseerd, dat hem aanzien en respect zou opleveren en
Tobia een nummertje naaien. Dat je voor het minnespel in
principe aan twee mensen genoeg had en dat zulks ook kon
plaatsvinden zonder feest, dat kwam eenvoudigweg niet bij
Tobia op. Om die afwijking te begrijpen is enig inzicht nodig
in de folklore van Heemstede in de jaren zestig. Naast de
eerder geschetste feestjes onder ouderlijk toezicht kende
Tobia ook wel een ander soort van partijtjes, die in een
gemeente als Heemstede in het bijzonder des zomers plaats
vonden. Er waren namelijk altijd wel van die ouders die hun
huis aan hun opgroeiende kinderen overlieten en er zelf een
weekje tussenuit gingen. Nu waren er twee mogelijkheden. De
eerste was dat het Flink Opgroeiende Kinderen waren met
Verantwoordelijkheidsgevoel, die de halve villa van hun ouders
schoon en proper hielden, de kat en de hond drenkten en
voederden en het gazon maaiden en hooguit één
avond een paar goede vrienden ontvingen, waarmee ze dan een
glaasje wijn dronken, waarna de meisjes de afwas deden en alles
weer netjes opborgen. Ook werd de post zorgvuldig gesorteerd en
van de inkomende telefoontjes werd een lijstje bijgehouden.
Bij de terugkeer van de ouders was alles piekfijn in orde en
zeiden de Verstandige Kinderen tegen hun Vader en Moeder dat
ze zo blij waren dat iedereen weer bij elkaar was. Deze
mogelijkheid moest weliswaar theoretisch bestaan, maar Tobia
had nog nooit van een dergelijk geval gehoord. De enigen die
in het bestaan van zoiets schenen te geloven waren de ouders
die op reis gingen. In de regel trad mogelijkheid nummer twee
in werking. De zoon des huizes, die alleen of met een broertje
of zusje achterbleef, waarschuwde meteen zijn vrienden dat het
huis ter beschikking was en stempelde zichzelf daarmee tot een
aanzienlijk man, wiens kennissenkring tot ongekende grootte
aanwies, terwijl hij praktisch over ieder meisje kon beschikken
dat hij zich wenste, al was hij zo lelijk
als een aap. Zo'n onbestemde halve villa uit de jaren dertig,
in zo'n stille Heemsteedse laan kon dan plotseling een
bloeiperiode meemaken als sociaal-cultureel centrum en de
aanwezigen hadden er ongetwijfeld de tijd van hun leven. Als
dan de ouders thuiskwamen was ook alles piekfijn in orde,
hoewel men bij nadere beschouwing toch enige raadselachtige
zaken kon waarnemen. Zo hadden de kat en de hond het blijkbaar
zeer in hun ingewanden gehad en overal op het tapijt gewaterd
en gebraakt. Het serviesgoed scheen in plaats van zes,
voornamelijk drie tot vijfdelig en ook met de kelder des vaders
waren vreemde dingen aan de hand. In plaats van de gekoesterde
flesjes Châteauneuf du Pape A.C. werd daar een vrij grote
hoeveelheid drank in aangetroffen, weliswaar ook rood en ook
wijn en zelfs met de aanduiding Château, maar met de
aanduiding geen statiegeld -
8,75 - wat voor
een Franse wijn van klasse een opmerkelijke prijs mag heten.
Maar goed, een kniesoor die daar op let en wij zijn ook jong
geweest, nietwaar. En het gat in het bankstel bedekken we ook
met de mantel der liefde, laten we blij zijn dat iedereen
gezond en wel thuis is. Jawel, verstandige ouders, liefde en
begrip! Als er op deze wereld geen buren bestonden, dan was
er geen vuiltje aan de lucht. Maar die zijn er nu eenmaal wel
en in het bijzonder in Heemstede. De Heemsteedse buren zijn
een apart slag mensen. Ze paren de zucht naar privacy van de
stadsbewoner aan het saamhorigheidsgevoel van de naober uit
het oude Saksische heidedorp. Ze hebben de infrarood
installaties en de afluisterapparatuur van James Bond, het
vermogen tot combineren en deduceren van Sherlock Holmes en
de fantasie van de Marquis De Sade. Daarbij slapen ze
òf helemaal niet, òf ze leven in ploegenstelsel.
Ook hebben ze per huishouden minstens één bejaarde
moeder, dement kind of ziekelijke kleuter in huis. Ofschoon
niemand ze ooit naar de kerk ziet gaan, blijken ze zedelijke
opvattingen te koesteren die alleen in fundamentalistische
kringen voorkomen.
Zichzelf noemen ze Fatsoenlijke Mensen en daaruit maken ze op
dat hun buurt een Nette Buurt is.
Nauwelijks zijn de bruinverbrande
ouders dan ook teruggekeerd uit den vreemde, of een Comité
van Ontvangst stelt zich in een halve cirkel op voor de deur.
Het bestaat bijvoorbeeld uit: Mevrouw Ieuwkes-de Haan, de Heer
Juube, Mevrouw de Weduwe Nol, de oude Mevrouw Bachemach die
slecht ter been is, Dokter Tsjingela en de melkboer. Alsdan volgt
er een opvoering die nog het meest lijkt op een kruising tussen
een tragedie van Euripides en een Opera, aangepast aan de Wet van
Murphy en geregisseerd door een Nederlandse speelfilmregisseur,
kostuums ontworpen door Max Heymans in zijn jonge jaren en
uitgevoerd door de plaatselijke verstelnaaister en vervolgens
achterstevoren aangetrokken, met make-up naar verkeerd begrepen
voorbeelden uit de LIBELLE van 1948. Het
toneel stelt voor: een 'laan' genoemde stille klinkerstraat in
het Heemsteedse, volgebouwd door een architect die omstreeks 1934
de oorlog al zag aankomen.
Het doek gaat op. Om het niet te
lang te maken zullen we alleen de voornaamste dramatische
handelingen en teksten weergeven. De titel van het spel:
DE VAL VAN NORM EN WAARDE of iets dergelijks.
PROLOOGGoed, dat wist Tobia dus allemaal wel en Flipje niet en daar zou Tobia dus misbruik van gaan maken.Opkomst van het koor
Mevrouw, wij achten het onze plicht.
Fatsoenlijke buurt, nette buurt, rustig wonen.
Willen ons nergens mee bemoeien.1e Akte
Tijdens uw afwezigheid.
Uw zoon, uw zoon, uw zoon.
Herrie maken. Muziek maken. Rokkenrol.
Vijf uur 's ochtends. Rokkenrol.
Onafgebroken slaan met hard voorwerp op muur.
Kinderen Ieuwkes-de Haan bang in het donker.
Huilen en gillen.
Mevrouw Ieuwkes-de Haan ook.
Des ochtends. Lichten nog aan in huis. Fietsen en brommers tegen het hek. Een auto ook.
Gebraakt in de voortuin van Mevrouw de Weduwe Nol.
De Heer Juube, die EHBO heeft gedaan, neemt een veldkijker en spiedt daarmede naar het huis.
De Heer Juube meent blote billen te zien.
De heer Juube krijgt het aan de stok met zijn vrouw.2e Akte
Overdag diepe stilte. Dr. Tsjingela gaat aanbellen, bijgestaan door de dames Juube, Bachemach en Nol.
Geen gehoor. Men overweegt door het raam te gaan loeren.
Mevrouw de Weduwe Nol heeft bezwaren. Mevrouw Juube zegt dat het haar Plicht is.
Een neger verlaat het huis en verdwijnt op een oude fiets. Allen slaan op de vlucht.3e Akte
Eén uur 's nachts: geluid van hossen en zingen.
Twee uur 's nachts: geluid van op en neer springen.
Drie uur 's nachts: Dr. Tsjingela belt de politie.
Drie uur twintig: twee agenten bellen aan bij het verkeerde huis. Vruchteloze scène tussen Mevrouw de Weduwe Nol die niet open wil doen en een jonge agent die het niet ver zal brengen.
[toneelaanwijzing: dit geschiedt doorheen het luikje in de voordeur, want Mevrouw is bang van 'kerels.']
Dr. Tsjingela verschijnt in pyjama op straat en roept om wraak gelijk de geest van Hamlets vader. Agenten van politie gaan naar het bewuste adres. Daar is alles echter stil en donker. De politie schrijft Dr. Tsjingela bij onder het hoofdje zenuwlijders en rukt in.
Vijf uur 's ochtends: optocht van Druïden met zang en dans; vertrek van een 2CV met een man of vijftien er in en er op. Het rashondje van de familie Juube begint met gillen.
[PAUZE] tijdens dewelke de melkboer een nota aanbiedt van 450,34 over twaalf dagen.
4e Akte
Mevrouw Bachemach vindt een preservatief op haar plat. Zij vermoedt een misdrijf en gaat haar bril opzetten.
Twee auto's met ongewoon geklede lieden arriveren.
Het hondje van Mevrouw Juube is opgehouden met gillen. Mevrouw niet.
Catastrofe: Het gezin Ieuwkes-de Haan zit aan het middagmaal, in verband met het fraaie weer staat de tuindeur open. Jaapjoris Ieuwkes-de Haan betreedt het toneel met een preservatief in de mond, dat hij opblaast.
Aria, door Mevrouw Ieuwkes-de Haan. Tekst: O Jezus, God, De beesten! Het kind! Muziek: vermoedelijk Peter Schat of in ieder geval een zeer moderne jongen.5e Akte
Grote waanzinscène van de Heer Ieuwkes-de Haan: 'Handen af van mijn gezin!'
De Heer Juube neemt iets bloots waar. Hij moet zekerheid hebben en stelt zich tactisch op achter een struikje.
De zoon des huizes doet weer een lading dranken komen, ook ziet men een contrabas het huis binnen gedragen worden.
De Heer Juube ziet zich geconfronteerd met de hond van Dr. Tsjingela, die beperkt van opvattingen is.
De Heer Juube wordt verschillende malen gevoelig in zijn flikker gebeten, terwijl de politie de klachten van de Heer Ieuwkes-de Haan van tafel veegt.
De oude mevrouw Bachemach die slecht ter been is, ziet een nieuw preservatief hangen in haar esdoorn. Zij belt Dr. Tsjingela.
Dr. Tsjingela neemt het preservatief waar vanaf een trapje. Zijn diagnose luidt bevestigend. Men belt de politie.
De Heer Ieuwkes-de Haan klimt in de boom.
De Heer Ieuwkes-de Haan valt er uit.
De politie dreigt allen met Paviljoen Drie.
Grote slotscène, allen zingend op. De Heer Ieuwkes-de Haan sterft op de bühne. Dr. Tsjingela spreekt de epiloog, in het Latijn.
Exeunt omnes.
(De lezer begint waarschijnlijk ongerust te worden. Het wil maar niet opschieten met Tobia, deze keer. Er worden nu al bladzijden lang allerlei sociale minderheidsgroepen ten tonele gevoerd en er wordt over folklore gezeurd, maar er gebeurt niets.) |
Zijn vader kwam de badkamer binnen en bezag zijn zoon met
droefenis.
'Je lijkt wel een flikker,' stelde
Ouwe Tobia vast.
Jonge Tobia verwaardigde zich niet
er op in te gaan, hij smeerde Old Spice op de plaatsen waar zich
enige baardgroei zou kunnen ontwikkelen en schreed deftig heen.
Ouwe Tobia riep nog wat melige grappen over seksueel anders
gezinden over de trapleuning, maar Tobia hoorde het al niet meer.
Hij was erg tevreden met zichzelf. Daar had hij de kluns Flipje
toch aardig voor zijn karretje weten te spannen. Een feest,
georganiseerd op zijn initiatief, ter zijner meerdere
teeldriftige glorie. Terwijl kluns Flipje opgescheept zat met het
uit de hand lopen van de hele zaak, de brandschade aan het tapijt
en de gebroken glazen, om nog maar te zwijgen van de stommiteit
die Flipje beging door op eigen kosten drank in te slaan. Wat was
het toch heerlijk dat de betere standen zich dikwijls in klunzen
voortplantten! Die laatste redenering zat hem ergens niet lekker,
dus bande hij de gedachten uit zijn hoofd en reisde af.
Om een uur of tien, want eerder
komen zou onmiddellijk de parvenu verraden in deze kringen, wist
hij - stapte Tobia in vol ornaat
en zelfvoldaan uit een taxi en besteeg de trap naar de voordeur van
Huize Flipje. Hij vroeg zich af hoe het verschijnsel buren in
Amsterdam eigenlijk in elkaar zat. Want dat het feestrumoer buiten
het pand al zo luid klonk, was een verrassing. Niet de laatste,
naar zou blijken. Er kan zelfs gewaagd worden van een stortbui
verrassingen.
De voordeur stond open en Tobia
besteeg de trap, overhemd met kant en parel vooruit, teneinde
zich te presenteren, maar hij ging onwillekeurig wat langzamer
lopen. Twintig mensen? Om zo'n massief rabarber te krijgen had
je een hele volksstam nodig! Voorzichtig keek hij over de
bovenste trede heen. Het eerste dat hij zag was een spierwit
Flipje, dat snel en onsamenhangend door zijn beeld flitste.
Verder lag er een stapel jassen, voldoende om het Leger des
Heils voor een jaar blij te maken. Toen verscheen het zusje van
Flipje, een bang wicht, dat bij het zien van de bovenste helft
van Tobia meteen begon te roepen: 'O god! Flip, d'r komen er
nog meer!' Ze verdween en Tobia hoorde haar tegen Flipje praten,
die blijkbaar op het toilet zat. 'Er staat een nicht op de trap!'
Tobia betrad gramstorig de gang. Flipje kwam uit de
WC en keek Tobia aan met de mimiek van een
spookdiertje.
'Dat is me wat moois,' sprak Tobia,
'daar ben ik, helemaal nieuwerwets aangetut en ....'
'Jeezis, wat moeten we nou,' begon
Flipje te jammeren, 'er zijn allemaal mensen die ik niet ken en
er is al een vaas kapot en de drank is op!'
'Nou, nou,' zei Tobia sussend.
Die acteurs toch, altijd meteen zo melodramatisch. Hij wilde de
feestvertrekken binnengaan, maar werd bijna gevloerd door een
paar zwaargebouwde kunstschilders op weg naar de keuken, in de
hoop op drank.
'Wat een cleane rotzooi!' riep de
grootste. Welke nagemaakte
nitwit heeft dit ingericht?' Tobia zat inmiddels klem in de
massa binnenskamers. Even zag hij JWS zwetend langs drijven.
'Hallo!' riep deze vrolijk,
'iedereen is er! Ramses komt vannacht ook even!'
Tobia riep iets onverstaanbaars
terug. Waarschijnlijk dat het hem allemaal worst was, of het
nu Ramses of Amenhotep IV of Tutmoses
was die even zou komen. Godgloeiendegodnogatoe, kermde hij. Wat
waren die mensen allemaal weer lang; of wat was hij weer klein,
al naar gelang je het bekeek. Het zag er voorlopig anders uit dan
hij zich had voorgesteld. En dan dat vitalistische gebrul, een
nieuwe rage naar het scheen, van The Beatles, een groepje van de
Tineilanden, waar het niets was dan paarden en homoseksuelen,
althans volgens Tobia. Nu hij toch aan Brittannië dacht, kwam
hem met pijnlijke duidelijkheid een verhaal uit Winnie-the-Pooh
voor de geest: hoe Pooh en Piglet op een dag een val graven om een
Heffalump te vangen en hoe Pooh er zelf inloopt. Als kind vond
hij dat zo'n grappig verhaal, waarom dan nu ineens niet meer?
Als hij dan toch niet meer was dan een Beer met een Heel Klein
Beetje Verstand, dacht hij triest, kon hij het wel weer op een
zuipen zetten. Maar hij leek het allermeest op Eyeore, zoals hij
met een restje lauwe jenever tenslotte in de keuken geraakte,
waar hij op zijn geliefde stek was gaan
zitten - op de vuilnisemmer.
Inmiddels was er al een keer of
twee opgebeld door de buren, die ondanks de solide
negentiende-eeuwse bouw van het pand voor verzakkingen vreesden.
De eerste keer werd de telefoon opgenomen door een acteur, die
er een mooi stukje theater van maakte en de buurman op frivole
toon uitnodigde 'op ons nudistenfeestje!' Na het tweede
telefoontje werd de hoorn er naast gelegd. Na een uur, toen het
feest volgens de kenners 'echt gezellig' begon te worden, kwam
de politie.
Toen sloegen bij de toch al zo
overspannen Flipje alle stoppen door. Gillend begon hij de
toesnellende nieuwsgierigen
van het trapgat weg te rukken en zijn zusje stortte zich in
wanhoop de kamer binnen met de kreet: 'Politie! Politie!'
Dat werd ook beneden aan de trap gehoord. De twee agenten hadden
al heel wat lawaaiige feestjes afgewerkt en menig stiekem in de
koffie gemengd koetsiertje was op die manier al de weg van het
gezag gegaan. Ze hadden boven aan de trap een spierwit aapje
heen en weer zien springen en ongewone heibel waargenomen,
dus hier moesten ze maar eens gaan kijken. Met dreunend leder
besteeg het tweetal de trap en boven gekomen duwde de eerste
agent Flipje opzij, die prompt van zijn sokken ging en de
WC in tuimelde, op het moment dat Tobia
daar geknield lag voor de pot, aangezien de lauwe jenever hem
niet was bekomen. Tobia was in de loop der jaren een geroutineerd
kotser geworden, maar je werd toch altijd een beetje slap in de
benen en toen hij wilde opstaan en Flipje over zich heen kreeg,
verloor hij ook het evenwicht, zodat beiden om de pot heen
spartelden. De agenten hadden inmiddels dezelfde mensen gezien
die ze altijd zagen op dit soort feestjes, hadden een kopje koffie
naar binnen laten glijden en vertrokken weer met vaderlijk vermaan.
Op de terugweg wierpen ze een blik in de WC
en zagen daar twee knaapjes in een innige omhelzing staan, waarvan
de ene een damesbloeze droeg en de andere in een laatste poging
houvast te vinden juist het closet doortrok. De agenten schudden
het hoofd en bonkten weer naar beneden, met donkere stem gewagend
van 'die homosuwelen die je overal maar heb tegenwoordig,' en
een paar quasi-tolerante gedachten ventilerend.
Dit incident gesloten zijnde,
waarde Tobia moedeloos en doelloos door het huis. Hij had zich
weer eens iets voorgespiegeld wat met de werkelijkheid geen
enkel verband bleek te houden. Hij kende niemand. En, dat was
het ergste, al die mensen waren ouder dan hij, ook de vrouwen.
Was hij maar een meisje. Een meid van negentien was nog altijd
een vrouw, maar wie ging er nu iets aan met een knaapje van
negentien? Treurig ging
hij weer in de keuken zitten en trachtte de geleegde maag weer
te vullen met drank.
Terwijl Flipje en zijn zusje
huilend ruzie maakten beschouwde Tobia zijn toekomst. Die zag
er donker uit. Waarschijnlijk zou hij de rest van de nacht in
een stoel moeten doorbrengen of, wat nog erger was, op straat.
Tot overmaat van ramp kwamen de ouders van Flipje ineens thuis.
Mevrouw viel het diner niet zo goed. Nu had Flipje in
werkelijkheid iets gezegd over een paar studiegenoten die langs
zouden komen voor een bespreking, maar dat hadden ze al weer
vergeten. Meneer had hoofdpijn gekregen van het geklaag van
Mevrouw en Mevrouw had Meneer gebrek aan medeleven verweten, dus
de stemming waarin het echtpaar thuis kwam was al geprikkeld.
Nu was de vader van Flipje een beheerst man. Nadat hij de
voordeur open vond en daarachter een zatte vent, had hij
natuurlijk wel even gebruld, maar toen hij, eenmaal boven
gekomen, het slagveld te zien kreeg met als middelpunt een zeer
bleek en huilerig Flipje, maakte een onnatuurlijke kalmte zich
van hem meester. Hij dreef zijn echtgenote de slaapkamer in
en posteerde zich vervolgens groot en op onbestemde wijze
dreigend naast de deur. Dat werkte; de gasten dropen de een
na de ander af, schichtige blikken op Vader Flipje werpend.
Als een van de laatsten zag men Tobia vertrekken. Veel lust
om 'Dank u wel meneer, voor de gezellige avond!' te zeggen
tegen Vader had hij niet. Zoiets kon al gauw verkeerd worden
uitgelegd en dus daalde hij met een zucht in het trapgat als in
een graf.
Buiten, op straat, deed de koude
nachtlucht hem tollen en de bewustwording van het vraagstuk
'Waarheen?' kon hij maar amper verwerken. Toen viel zijn oog op
een meisje, dat kennelijk ook niet helemaal in orde was. Scheef
als de toren van Pisa stond ze op het trottoir en blikte in
wazige verten, als moest van daar de redding opdagen. Tobia
wiebelde naar haar toe. Ze
keken elkaar aan en wandelden daarna gearmd weg, kleine
hikgeluidjes van zich gevend.
Tobia werd na een paar koppen thee weer enigszins nuchter en
trachtte vast te stellen waar hij was. Een kleine, artistiek
ingerichte zolderkamer, een bed, de lucht van zware shag en
petroleum. En tegenover hem het meisje, dat hij herkende als
een van de kleinere dames van de Toneelschool, die Flipje in
beter tijden voor zichzelf gereserveerd dacht te hebben. Tobia
was nu klaarwakker. Dit had hij in zijn stoutste dromen niet
durven hopen. Dat hij, na de complete mislukking van het
Flipjesfeest en na zich bedronken te hebben, toch nog in de
woning van een dame was binnengedrongen! Violen, zing!
Trompetten, schal!
Hij begon een geanimeerd gesprek
met Wiesje, zoals ze heette. Behoedzaam schoof hij steeds
dichterbij en kroop al doorzagend over Brecht en de
theorieën van Merleau-Pointy, half bovenop haar. Ze
protesteerde niet en begon vrolijk met hem te vrijen. En dat
was nog eens vrijen! Dat was iets anders dan het onhandige
geaai dat Tobia tot nu toe had meegemaakt, als hij er per
ongeluk in geslaagd was een dame voor zich in te nemen,
wat meestal niet meer inhield dan wee gezoen en gepak aan
allerlei onder massief textiel zittende lichaamsdelen terwijl
iedere poging tot verantwoord onderzoek werd afgeweerd met de
klassieke tekst 'doe maar liever niet,' zoals na de al eerder
vermelde ingreep in het adellijke gemoed van de Freule Van
Zeveren Ooteburg. Die meisjes deden nooit iets, behalve zwaar
tegen je aanhangen.
Wiesje deed een heleboel; ze
begon Tobia zelfs uit te kleden. Die liet zich ook niet
onbetuigd en zo lagen ze even later in bed, Wiesje geil en
hijgerig en Tobia ook. Tobia had een plechtig gevoel over zich.
Dit was dan de eerste keer dat hij de DAAD
pleegde, een vurig verbeid moment dat hij zich sinds zijn seksueel
ontwaken menigvuldig en in genotvolle details had voorgesteld.
Dat seksueel ontwaken had plaatsgevonden in de duinen bij
Zandvoort, toen een vriendje van hem verteld had hoe leuk het
was als je aan je pik trok.
(De lezer begint te schreeuwen. Het is nu al de zoveelste keer in deze brief dat Tobia de handeling die nu toch haar hoogtepunt tegemoet snelt, onderbreekt voor het uitweiden over niet ter zake doende dingen. Goed, de lezer heeft gelijk.) |
De morgenstond, wat laat in dit jaargetijde, trof Tobia aan in
de badkuip, waar hij tot zichzelf trachtte te komen terwijl hij
wachtte tot de bekende kokosnoten geslonken zouden zijn.
Inwendig zette hij een soort
rechtbank op touw met als beklaagde, getuige, officier en
rechter Tobia. Eerst maakte hij zich op hoge toon een aantal
bittere verwijten: hij had zich onder valse voorwendsels binnen
gedrongen bij een wat maf uitgevallen zoontje van goede familie
en die vervolgens voor zijn onzedelijke karretje gespannen,
daarmede diens familieleven waarschijnlijk voor enige tijd
ontwrichtend. Hij was bij toeval van straat geraapt door een
dronken dame, voor welk feit hij geen enkel lof behoefde en
had daar vervolgens op trieste wijze gefaald. In plaats van
een lul te hebben had hij getoond er een te zijn.
Daarna begon hij zich te
verdedigen door te zeggen dat zo'n maf Flipje dan maar niet
op de Toneelschool moest gaan zitten, alsof dat enig excuus
was en dat hij tenslotte toch maar in staat was gebleken een
vrouw in bed te krijgen die wèl wilde en dat hij nu
door een technische storing niet...
Op dat moment betrad Ouwe Tobia
de badkamer en keek neer op zijn zoon.
'Zit je je van onderen te wassen,
jongen?'
'Ja, vader.'
'Je hebt toch niets verkeerds
gedaan, hè?'
'Nee vader, niets.'
'Je moet maar denken jongen,
als er geen liefde bij zit hou je alleen maar een leeg en
koud gevoel in je binnenste over!'
En Ouwe Tobia begon zich te
scheren onder het neuriën van JESUS JOY OF
MAN'S DESIRING, terwijl zijn zoon langzaam onderuit zakte
in de badkuip.
En met dit familietafereeltje nemen wij afscheid van de lezer, echter met de stellige verzekering dat wij nieuwe ontwikkelingen terstond zullen melden. Inmiddels verblijven wij,
Uw dw. dienaar, Tobia |
Inhoud op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.
|
|