INLEIDING
TOBIA OF DE ONTDEKKING VAN HET MASTURBARIAAT
verscheen in 1971 bij Swan & Partners in Den Haag. Het boek zou
bijna de enige uitgave van dit merkwaardige fonds blijven. Tobia
had een Inleiding, een Woord Vooraf èn een Voorwoord.
Daarin voerde ik de fictieve samenstellers ten tonele van een
alomvattende Encyclopedie van Seksuele Minderheden, die ten
tijde van de Seksuele Revolutie tot de slotsom waren gekomen
dat er naast een proletariaat ook een masturbariaat moest
bestaan. Ik zou als bewerker zijn opgetreden van een aantal
brieven, geschreven door een vroegere klasgenoot uit mijn
middelbare schooltijd, die tussen 1964 en 1967 in Amsterdam
gestudeerd had en die tot de bewuste minderheidsgroep behoord
zou hebben. Waar al dat verstoppertje spelen goed voor was,
weet ik nu ook niet meer. Het ging gewoon over mezelf.
De basis van het boek is gevormd door
de brieven die ik destijds aan een vriend schreef en waarin
ik mijn alter ego Tobia ten tonele voerde om al de pijnlijke
buitelingen en vergissingen bij mijn eerste schreden op het
erotisch pad te kunnen melden. De vruchten van de seksuele
revolutie bleken moeilijk te plukken en in die zin behoorde ik
zeker tot het masturbariaat -
maar een minderheidsgroep was dat allesbehalve.
Op het lyceum had ik eens de
bijnaam Tobias gekregen. Van een jonkheer Kaars
Sypestein - waar de adel al
niet goed voor is. Waar die dat vandaan haalde, is een raadsel
gebleven. Zelf voerde ik Tobias als geuzennaam, ook mijn Solex
heette zo.
Om de een of andere reden gebruikte ik in de brieven de
hebreeuwse vorm Tobía, een bijbelse naam, maar met de
klemtoon verkeerd, als Tóbia. Misschien om die reden
bleek mijn held ineens een dominee als vader te hebben. Beiden
begonnen steeds meer een eigen leven te leiden, er verschenen
andere vrienden en kennissen ten tonele, zowel herkenbare als
onherkenbare en om het nog ingewikkelder te maken ook volslagen
fictieve figuren. Vooral die waren er de oorzaak van dat het
boek hier en daar vergeefs als sleutelroman werd
geïnterpreteerd.
Tobia heeft de trekken van de
klassieke jeugdzonde. Het belandde al spoedig bij De Slegte.
Het Amsterdamse filiaal van die boekhandel brandde in 1973
bij de grote brand van Hotel Polen in Amsterdam af. Een
waardig einde voor een boek, dacht ik. Ik zou mijn romandebuut
vergeten zijn, als het niet tot mijn verwondering aan het eind
van de jaren tachtig in kleine kring een soort van cultboek
bleek te zijn geworden. Er werden beduimelde exemplaren
gekoesterd door mensen van wie ik het nooit gedacht had.
Lieden die verondersteld werden beter te weten, bekenden mij
zich van tijd tot tijd giechelend met het boek terug te
trekken, tot ergernis van hun vrouwen en vriendinnen.
Uiteindelijk is hier de herdruk,
na twintig jaar, voornamelijk op verzoek van degenen die het
een keer hadden uitgeleend en het geen van allen ooit terug
zagen.
De wat hysterische opeenstapeling van Voorwoorden en Woorden
Vooraf die min of meer op verzoek van de eerste uitgever
geschreven werd en betrekking had op lang vergeten
actualiteiten, is hier weggelaten.
De auteur van het woord
neukensree op bladzijde 70 is Simon Carmiggelt,
hoewel hij het niet op papier bezigde.
L.N. Haarlem, voorjaar 1991 |
Inhoud op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.
|
|