bron: Tobia [1991]
transcriptie: Daniël (v2002-06-12)

INLEIDING


TOBIA OF DE ONTDEKKING VAN HET MASTURBARIAAT verscheen in 1971 bij Swan & Partners in Den Haag. Het boek zou bijna de enige uitgave van dit merkwaardige fonds blijven. Tobia had een Inleiding, een Woord Vooraf èn een Voorwoord. Daarin voerde ik de fictieve samenstellers ten tonele van een alomvattende Encyclopedie van Seksuele Minderheden, die ten tijde van de Seksuele Revolutie tot de slotsom waren gekomen dat er naast een proletariaat ook een masturbariaat moest bestaan. Ik zou als bewerker zijn opgetreden van een aantal brieven, geschreven door een vroegere klasgenoot uit mijn middelbare schooltijd, die tussen 1964 en 1967 in Amsterdam gestudeerd had en die tot de bewuste minderheidsgroep behoord zou hebben. Waar al dat verstoppertje spelen goed voor was, weet ik nu ook niet meer. Het ging gewoon over mezelf.
     De basis van het boek is gevormd door de brieven die ik destijds aan een vriend schreef en waarin ik mijn alter ego Tobia ten tonele voerde om al de pijnlijke buitelingen en vergissingen bij mijn eerste schreden op het erotisch pad te kunnen melden. De vruchten van de seksuele revolutie bleken moeilijk te plukken en in die zin behoorde ik zeker tot het masturbariaat - maar een minderheidsgroep was dat allesbehalve.
     Op het lyceum had ik eens de bijnaam Tobias gekregen. Van een jonkheer Kaars Sypestein - waar de adel al niet goed voor is. Waar die dat vandaan haalde, is een raadsel gebleven. Zelf voerde ik Tobias als geuzennaam, ook mijn Solex heette zo. Om de een of andere reden gebruikte ik in de brieven de hebreeuwse vorm Tobía, een bijbelse naam, maar met de klemtoon verkeerd, als Tóbia. Misschien om die reden bleek mijn held ineens een dominee als vader te hebben. Beiden begonnen steeds meer een eigen leven te leiden, er verschenen andere vrienden en kennissen ten tonele, zowel herkenbare als onherkenbare en om het nog ingewikkelder te maken ook volslagen fictieve figuren. Vooral die waren er de oorzaak van dat het boek hier en daar vergeefs als sleutelroman werd geïnterpreteerd.
     Tobia heeft de trekken van de klassieke jeugdzonde. Het belandde al spoedig bij De Slegte. Het Amsterdamse filiaal van die boekhandel brandde in 1973 bij de grote brand van Hotel Polen in Amsterdam af. Een waardig einde voor een boek, dacht ik. Ik zou mijn romandebuut vergeten zijn, als het niet tot mijn verwondering aan het eind van de jaren tachtig in kleine kring een soort van cultboek bleek te zijn geworden. Er werden beduimelde exemplaren gekoesterd door mensen van wie ik het nooit gedacht had. Lieden die verondersteld werden beter te weten, bekenden mij zich van tijd tot tijd giechelend met het boek terug te trekken, tot ergernis van hun vrouwen en vriendinnen.
     Uiteindelijk is hier de herdruk, na twintig jaar, voornamelijk op verzoek van degenen die het een keer hadden uitgeleend en het geen van allen ooit terug zagen.
De wat hysterische opeenstapeling van Voorwoorden en Woorden Vooraf die min of meer op verzoek van de eerste uitgever geschreven werd en betrekking had op lang vergeten actualiteiten, is hier weggelaten.
     De auteur van het woord neukensree op bladzijde 70 is Simon Carmiggelt, hoewel hij het niet op papier bezigde.
L.N.
Haarlem, voorjaar 1991   


Inhoud op internet gezet met toestemming van Lennaert Nijgh.
De copyrights blijven onverkort geldig.
Transcripties kunnen overname-fouten bevatten. Correcties zijn welkom.




Gegenereerd door DVEGEN 3.2 op 2004-10-09
email